Paragraaf 1
Motivatie= factoren die ertoe leiden dat een individu zich op een bepaald moment op een
bepaalde manier gedraagt.
Wat beïnvloedt motivatie?
- Richting van het gedrag (doelen nastreven)
- Intensiteit van het gedrag (inspanning)
- Volharding van het gedrag (duur van het volhouden)
Manieren om de richting van het gedrag te beïnvloeden:
- Als gevolg van behoeften
- Door doelen die aantrekken/afstoten
Behoeften stuwen het gedrag zodat aan het verlangen voldaan wordt
Homeostase= lichamelijke evenwichtstoestand die individuen in stand houdt (een soort
thermostaat).
Drifttheorie= fysiologische deficits (zoals honger hebben) geven aanleiding tot lichamelijke
behoeften. Is deze behoefte niet bevredigd? Dan komt de drift. Reductie is
aangenaam. Droeg het gedrag bij, dan werd het gedrag dus bekrachtigd.
Instincttheorie= gedragingen worden bepaald door instinct: onvrijwillige gedragingen die
uitgelokt worden door een stimulus en een genetische basis. (BV: de drank
om kinderen te willen krijgen).
Opwindingstheorie= men streeft naar een bepaald niveau van opwinding. Te laag niveau verveelt
en een te hoog niveau put uit. Ergens er tussenin is het aangenaam en daar
streeft men naar. Een introvert heeft een minder hoog niveau nodig dan een
extravert. Het optimale opwindingsniveau zorgt voor homeostase.
Exploitatiegedrag= de neiging hebben om te zoeken naar nieuwe ervaringen door extra
inspanning te leveren.
Motivatiehiërarchie Maslow= piramide die aangeeft in welke volgorde we bepaalde behoeften
nodig hebben.
5. Zelfactualisatie (ontplooien als productief persoon)
4. Waarderingsbehoeften (voor jezelf en anderen)
3. Erbij horen, liefde krijgen (aanvaarding, vriendschap)
2. behoefte aan veiligheid, zekerheid
1. Fysiologische behoeften (water, eten)