BIF
1. Formules
Evolutie in absolute cijfers : N-O
In procent : (N-O)/O
%-aandeel : omzet/SUM let op bij sum zet je een dollar teken tussen de letter en cijfer
Margin = winst : sales - cost
Margin unit : margin/Quantity
Margin% = (s-c)/S of margin/S
Cost per unit = cos/Quantity
Unit price = s/quantity
LET OP!!!
Calendar date =
1
,Theorie
1. Bronnen van data (Sources of data)
A. Bron 1: Scanning van data
Data wordt automatisch vastgelegd via een scanner (bijvoorbeeld barcodes in
winkels).
B. Bron 2: Manuele registratie van data
Registratie van data betekent dat gegevens in een computer worden geplaatst
om ze te bewaren. Dit kan op verschillende manieren:
Door mensen: bijvoorbeeld jijzelf wanneer je je registreert op een website
(je naam, leeftijd, adres...).
Door anderen: bijvoorbeeld op school wanneer een medewerker jou
inschrijft.
Er zijn ook andere manieren om data te registreren:
Camera’s (bijv. in het verkeer)
Sensoren (bijv. om temperatuur te meten)
2. Waar gaat geregistreerde data naartoe?
Alle geregistreerde gegevens worden via wifi, kabels, ... verstuurd naar een
datacenter.
Datacenters kunnen lokaal zijn (zoals op school) of op afstand, beheerd
door grote bedrijven zoals Google, HP, IBM, …
Een datacenter bevat honderden of duizenden servers (grote zwarte
machines die veel opslagcapaciteit hebben).
Binnen die servers zit een programma: de database.
Wat is een database?
Een database is een programma (zoals Excel, maar zonder
gebruiksvriendelijke interface) dat automatisch gegevens opslaat op
harde schijven van hoge kwaliteit.
Data komt via kabels binnen en wordt automatisch verwerkt.
ICT-medewerkers kunnen later de data opvragen via andere
programma’s. Ook jij kan toegang krijgen als je rechten hebt.
Een database werkt autonoom, dus er is meestal geen mens nodig
(behalve voor onderhoud en beveiliging).
Structuur van een database
In een database worden gegevens bewaard in tabellen.
Elke soort gegevens krijgt een eigen tabel (bijv. één voor orders, één voor
customers, …).
In elke tabel staat minstens één ID-kolom met een uniek nummer (ID =
identificatienummer).
Tabellen verwijzen naar elkaar via die ID’s. Bijvoorbeeld: de kolom
CustomerID in de ene tabel verwijst naar CustID in een andere tabel.
Van data naar rapport (PowerPivot-model)
In PowerPivot gebruik je data uit het MODEL op je laptop om tabellen
of grafieken te maken.
De data wordt eerst opgehaald met Power Query.
De gegevens komen dus van het datacenter (waar de verkoopdata is
opgeslagen) naar jouw laptop, waar jij ze analyseert via PowerPivot.
Begrijpend leren – typvragen examen:
2
, 1. Noem 2 mogelijke bronnen van data.
→ Bijvoorbeeld: scanning en manuele registratie.
2. Beschrijf hoe gegevens in een database terechtkomen.
→ Via registratie → naar server/datacenter → opgeslagen in database →
verwerkt via programma.
3. Wat zie je in een datacenter?
→ Honderden/zijn duizenden servers, met daarin databases en harde
schijven.
4. Hoe verwijzen database-tabellen naar elkaar?
→ Via ID’s (zoals CustomerID die verwijst naar CustID).
5. Is een database fysiek vaak dichtbij? Leg uit.
→ Nee, meestal is het op afstand in een professioneel datacenter.
6. Is een PowerPivot-model vaak dichtbij? Leg uit.
→ Ja, want het bevindt zich op je eigen laptop.
3. Wat is "Business Intelligence" (BI) en hoe wordt het gebruikt?
Twee soorten ICT in een bedrijf
1. Klassieke ICT
➤ Wordt gebruikt voor het dagelijkse werk, zoals klanten registreren,
gegevens invoeren, betalingen verwerken enz.
➤ Enkele voorbeelden van termen: "registratie", "data entry",
"administratie"...
2. Business Intelligence (BI)
➤ BI verwijst naar acties, programma’s en rapporten die helpen om inzicht
te krijgen in de algemene werking van het bedrijf.
➤ Het richt zich niet op één klant of student, maar op het grotere geheel
(alle klanten, patiënten, studenten).
➤ BI beantwoordt vragen zoals:
o In een ziekenhuis: Blijven patiënten gemiddeld langer dan vorig
jaar?
o In een school: In welke opleidingen duurt het langer om een diploma
te halen, en waarom?
BI maakt gebruik van grote hoeveelheden data, over meerdere jaren of
gebruikers. Het helpt managers om betere beslissingen te nemen.
BI-tools gebruiken onder andere:
Query: een zoekopdracht om specifieke data op te vragen uit een
database.
PowerPivot: een tool binnen Excel om grote datasets te analyseren.
Verschil tussen klassieke ICT en Business Intelligence
Klassieke ICT Business Intelligence (BI)
Focus op dagelijkse werking (bijv. Focus op inzichten over langere termijn
verkoop)
3
1. Formules
Evolutie in absolute cijfers : N-O
In procent : (N-O)/O
%-aandeel : omzet/SUM let op bij sum zet je een dollar teken tussen de letter en cijfer
Margin = winst : sales - cost
Margin unit : margin/Quantity
Margin% = (s-c)/S of margin/S
Cost per unit = cos/Quantity
Unit price = s/quantity
LET OP!!!
Calendar date =
1
,Theorie
1. Bronnen van data (Sources of data)
A. Bron 1: Scanning van data
Data wordt automatisch vastgelegd via een scanner (bijvoorbeeld barcodes in
winkels).
B. Bron 2: Manuele registratie van data
Registratie van data betekent dat gegevens in een computer worden geplaatst
om ze te bewaren. Dit kan op verschillende manieren:
Door mensen: bijvoorbeeld jijzelf wanneer je je registreert op een website
(je naam, leeftijd, adres...).
Door anderen: bijvoorbeeld op school wanneer een medewerker jou
inschrijft.
Er zijn ook andere manieren om data te registreren:
Camera’s (bijv. in het verkeer)
Sensoren (bijv. om temperatuur te meten)
2. Waar gaat geregistreerde data naartoe?
Alle geregistreerde gegevens worden via wifi, kabels, ... verstuurd naar een
datacenter.
Datacenters kunnen lokaal zijn (zoals op school) of op afstand, beheerd
door grote bedrijven zoals Google, HP, IBM, …
Een datacenter bevat honderden of duizenden servers (grote zwarte
machines die veel opslagcapaciteit hebben).
Binnen die servers zit een programma: de database.
Wat is een database?
Een database is een programma (zoals Excel, maar zonder
gebruiksvriendelijke interface) dat automatisch gegevens opslaat op
harde schijven van hoge kwaliteit.
Data komt via kabels binnen en wordt automatisch verwerkt.
ICT-medewerkers kunnen later de data opvragen via andere
programma’s. Ook jij kan toegang krijgen als je rechten hebt.
Een database werkt autonoom, dus er is meestal geen mens nodig
(behalve voor onderhoud en beveiliging).
Structuur van een database
In een database worden gegevens bewaard in tabellen.
Elke soort gegevens krijgt een eigen tabel (bijv. één voor orders, één voor
customers, …).
In elke tabel staat minstens één ID-kolom met een uniek nummer (ID =
identificatienummer).
Tabellen verwijzen naar elkaar via die ID’s. Bijvoorbeeld: de kolom
CustomerID in de ene tabel verwijst naar CustID in een andere tabel.
Van data naar rapport (PowerPivot-model)
In PowerPivot gebruik je data uit het MODEL op je laptop om tabellen
of grafieken te maken.
De data wordt eerst opgehaald met Power Query.
De gegevens komen dus van het datacenter (waar de verkoopdata is
opgeslagen) naar jouw laptop, waar jij ze analyseert via PowerPivot.
Begrijpend leren – typvragen examen:
2
, 1. Noem 2 mogelijke bronnen van data.
→ Bijvoorbeeld: scanning en manuele registratie.
2. Beschrijf hoe gegevens in een database terechtkomen.
→ Via registratie → naar server/datacenter → opgeslagen in database →
verwerkt via programma.
3. Wat zie je in een datacenter?
→ Honderden/zijn duizenden servers, met daarin databases en harde
schijven.
4. Hoe verwijzen database-tabellen naar elkaar?
→ Via ID’s (zoals CustomerID die verwijst naar CustID).
5. Is een database fysiek vaak dichtbij? Leg uit.
→ Nee, meestal is het op afstand in een professioneel datacenter.
6. Is een PowerPivot-model vaak dichtbij? Leg uit.
→ Ja, want het bevindt zich op je eigen laptop.
3. Wat is "Business Intelligence" (BI) en hoe wordt het gebruikt?
Twee soorten ICT in een bedrijf
1. Klassieke ICT
➤ Wordt gebruikt voor het dagelijkse werk, zoals klanten registreren,
gegevens invoeren, betalingen verwerken enz.
➤ Enkele voorbeelden van termen: "registratie", "data entry",
"administratie"...
2. Business Intelligence (BI)
➤ BI verwijst naar acties, programma’s en rapporten die helpen om inzicht
te krijgen in de algemene werking van het bedrijf.
➤ Het richt zich niet op één klant of student, maar op het grotere geheel
(alle klanten, patiënten, studenten).
➤ BI beantwoordt vragen zoals:
o In een ziekenhuis: Blijven patiënten gemiddeld langer dan vorig
jaar?
o In een school: In welke opleidingen duurt het langer om een diploma
te halen, en waarom?
BI maakt gebruik van grote hoeveelheden data, over meerdere jaren of
gebruikers. Het helpt managers om betere beslissingen te nemen.
BI-tools gebruiken onder andere:
Query: een zoekopdracht om specifieke data op te vragen uit een
database.
PowerPivot: een tool binnen Excel om grote datasets te analyseren.
Verschil tussen klassieke ICT en Business Intelligence
Klassieke ICT Business Intelligence (BI)
Focus op dagelijkse werking (bijv. Focus op inzichten over langere termijn
verkoop)
3