Portaal hoofdstuk 1
Taal en taalonderwijs
Taal en taalonderwijs 1.1 Wat is taal
Taalonderwijs: op school leren kinderen lezen en schrijven en leren ze beter spreken en luisteren.
Taal kun je onderscheiden in:
Gesproken taal kun je horen; reeks klanken die je in betekenis kunt omzetten.
Geschreven taal kun je zien; je leest de tekens en letters
Receptief: betekenis geven aan klanken (ontvangend)
Productief: zelf klanken en tekens produceren.
De vier domeinen van taal: spreken, schrijven, luisteren en lezen.
Productief Receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven Lezen
Definitie van taal:
1) Taal heeft een functie communiceren, greep krijgen op werkelijkheid en jezelf uitdrukken
2) Taal heeft een betekenis iets vertellen, verwijzen naar een werkelijkheid.
3) Taal heeft een systeem klanken tot tekens, tekens tot woorden en woorden tot zinnen
combineren.
Functies van taal:
Communicatiemiddel
Middel om greep te krijgen op de werkelijkheid
Expressiemiddel
Communicatiemiddel:
er is sprake van een zender, een boodschap en een ontvanger.
In communicatie onderscheiden we:
Zakelijk aspect er wordt iets gezegd (letterlijke betekenis van zin)
Appellerend aspect het doel dat de zender wil bereiken
Relatie tussen zender en ontvanger wie zegt wat tegen wie
Expressief aspect je geeft een bepaalde indruk over jezelf als je met
anderen communiceert (manier waarop je iets zegt)
De leraar zegt tegen Daan: “Daar ligt een potlood op de grond.” Daan raapt het direct op.
Daan: “Ja, ik zie het!” Daan reageert op het zakelijk aspect, de letterlijke betekenis
Daan pakt het op Daan reageert appellerend aspect.
Daan denkt: waarom ik altijd? Daan reageert op een relationeel aspect.
Als leraar chagrijnig kijkt Daan reageert op expressieve aspect.
Reactie als ontvanger noemen we de feedback op de boodschap.
1
, 4 aspecten van de voortgezette communicatie: zender – boodschap – ontvanger – feedback:
Zakelijk aspect
Expressief aspect appellerend aspect
Zender boodschap ontvanger
feedback
In de praktijk wordt een groot gedeelde van de communicatie ook bepaald door non-verbaal gedrag.
Middel om greep te krijgen op de werkelijkheid
taal verwijst naar de werkelijkheid.
taal heeft een Conceptualiserende functie: je kunt de werkelijkheid ‘vangen’ in concepten die je
weergeeft in taal.
Taal is een middel om te leren.
=> je kunt zelf beelden krijgen over de werkelijkheid door te lezen of te luisteren en je kunt
beelden bij anderen oproepen over de werkelijkheid door erover te praten en te schrijven.
Expressiemiddel:
Taal is ook een middel om jezelf uit te drukken.
in woorden, in een dagboek, mailen, gedicht, schilderen enz.
Semantisch aspect van taal: taal gaat ergens over, heeft een betekenis, en verwijst naar een
werkelijkheid die buiten de taal ligt.
de semantiek houdt zich bezig met de relatie tussen teken en betekenis, en kijkt in hoeverre het
teken (= het woord) de beschreven werkelijkheid adequaat weergeeft.
Semantiek van woorden:
Woorden met een afhankelijke betekenis
woorden als ‘deze’ en ‘hij’ hebben een afhankelijke betekenis: datgene waarnaar ze
verwijzen is bekend. Dit kan doordat:
* uit de context af te leiden
* in een eerdere situatie genoemd.
Lexicale woorden en afgeleiden daarvan
lexicale woorden: woorden met een eigen betekenis, die niet afhankelijk is van de context
waarin het woord wordt gebruikt.
=> bijvoorbeeld: stoel, huis. (betekenis kan je opzoeken in een woordenboek)
=> gelopen is geen lexicaal woord, je moet weten dit het voltooid deelwoord is van lopen.
2
Taal en taalonderwijs
Taal en taalonderwijs 1.1 Wat is taal
Taalonderwijs: op school leren kinderen lezen en schrijven en leren ze beter spreken en luisteren.
Taal kun je onderscheiden in:
Gesproken taal kun je horen; reeks klanken die je in betekenis kunt omzetten.
Geschreven taal kun je zien; je leest de tekens en letters
Receptief: betekenis geven aan klanken (ontvangend)
Productief: zelf klanken en tekens produceren.
De vier domeinen van taal: spreken, schrijven, luisteren en lezen.
Productief Receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven Lezen
Definitie van taal:
1) Taal heeft een functie communiceren, greep krijgen op werkelijkheid en jezelf uitdrukken
2) Taal heeft een betekenis iets vertellen, verwijzen naar een werkelijkheid.
3) Taal heeft een systeem klanken tot tekens, tekens tot woorden en woorden tot zinnen
combineren.
Functies van taal:
Communicatiemiddel
Middel om greep te krijgen op de werkelijkheid
Expressiemiddel
Communicatiemiddel:
er is sprake van een zender, een boodschap en een ontvanger.
In communicatie onderscheiden we:
Zakelijk aspect er wordt iets gezegd (letterlijke betekenis van zin)
Appellerend aspect het doel dat de zender wil bereiken
Relatie tussen zender en ontvanger wie zegt wat tegen wie
Expressief aspect je geeft een bepaalde indruk over jezelf als je met
anderen communiceert (manier waarop je iets zegt)
De leraar zegt tegen Daan: “Daar ligt een potlood op de grond.” Daan raapt het direct op.
Daan: “Ja, ik zie het!” Daan reageert op het zakelijk aspect, de letterlijke betekenis
Daan pakt het op Daan reageert appellerend aspect.
Daan denkt: waarom ik altijd? Daan reageert op een relationeel aspect.
Als leraar chagrijnig kijkt Daan reageert op expressieve aspect.
Reactie als ontvanger noemen we de feedback op de boodschap.
1
, 4 aspecten van de voortgezette communicatie: zender – boodschap – ontvanger – feedback:
Zakelijk aspect
Expressief aspect appellerend aspect
Zender boodschap ontvanger
feedback
In de praktijk wordt een groot gedeelde van de communicatie ook bepaald door non-verbaal gedrag.
Middel om greep te krijgen op de werkelijkheid
taal verwijst naar de werkelijkheid.
taal heeft een Conceptualiserende functie: je kunt de werkelijkheid ‘vangen’ in concepten die je
weergeeft in taal.
Taal is een middel om te leren.
=> je kunt zelf beelden krijgen over de werkelijkheid door te lezen of te luisteren en je kunt
beelden bij anderen oproepen over de werkelijkheid door erover te praten en te schrijven.
Expressiemiddel:
Taal is ook een middel om jezelf uit te drukken.
in woorden, in een dagboek, mailen, gedicht, schilderen enz.
Semantisch aspect van taal: taal gaat ergens over, heeft een betekenis, en verwijst naar een
werkelijkheid die buiten de taal ligt.
de semantiek houdt zich bezig met de relatie tussen teken en betekenis, en kijkt in hoeverre het
teken (= het woord) de beschreven werkelijkheid adequaat weergeeft.
Semantiek van woorden:
Woorden met een afhankelijke betekenis
woorden als ‘deze’ en ‘hij’ hebben een afhankelijke betekenis: datgene waarnaar ze
verwijzen is bekend. Dit kan doordat:
* uit de context af te leiden
* in een eerdere situatie genoemd.
Lexicale woorden en afgeleiden daarvan
lexicale woorden: woorden met een eigen betekenis, die niet afhankelijk is van de context
waarin het woord wordt gebruikt.
=> bijvoorbeeld: stoel, huis. (betekenis kan je opzoeken in een woordenboek)
=> gelopen is geen lexicaal woord, je moet weten dit het voltooid deelwoord is van lopen.
2