HO 1: OBSERVEREN IN HET MENSELIJK
PERSPECTIEF
1.1 Een ‘beeld’ van een mens
Mensen kijken naar andere mensen en vormen een mening
Soms wordt die mening vooral gevoed door datgene wat de een in de
ander afkeurt
Die mening is niet gebaseerd op feiten en is oppervlakkig
Je geeft die mening door aan andere hoopt dat de rest daar ook zo over
denkt
MAAR dit is niet beroepsmatig waarnemen en beoordelen van gedrag
Hoe kijk jij naar een mens?
Bv. positief kijken naar de mens altijd het goede willen zien, als iemand
iets slecht zegt altijd een reden proberen achter zoeken.
We vormen snel een mening over mensen, we doen het vaak
Een mening = subjectieve opvatting/houding over een bepaald onderwerp.
Het is niet per se gebaseerd op feiten, eigen denkpatronen gebruiken
Ontstaat op basis van je referentiekader door ervaringen
Maar vaak zijn die meningen oppervlakkig
Er komt van alles binnen via zintuigen
De eerste indruk die de cliënt van jou als begeleider heeft, bepaalt veel
voor het vervolg van de begeleiding.
Eerste indruk is belangrijk
1.2 Beeldvorming
Co-regulatie = het gene wat we leren over anderen krijgt vorm en inhoud
in proces van co-regulatie
We vormen ons een beeld van iemand
Dit beeld kent verschillende lagen doordat beeldvorming onder invloed is
van verschillende factoren
Waarnemen = het ontvangen van signalen uit de omgeving
- Doen we met onze zintuigen
- Maar er kunnen fouten optreden, meningsverschillen over juistheid van
de waarneming
Wat waargenomen is, is nog niet geobserveerd
Je geeft je eigen subjectieve oordeel eraan
Signaleren en observeren is niet hetzelfde
- Signaleren = je stelt feiten vast
- Observeren = je gaat gericht, planmatig en met een doel professioneel
waarnemen
- Observeren is waarnemen met een doel
2 belangrijke zaken:
1) Situatie waarin je waarneemt = plaats, tijdstip, reden, doel,
manier, aanwezigheid anderen
1
, 2) Jezelf als ontvanger = je rol als observator, je kennis, je
deskundigheid, fysieke gesteldheid, aandacht, ambitie, motivatie,
waarden en normen
Waarnemen is een complex gegeven, wordt bepaald door allerlei
mechanismes. Iedereen neemt iets anders waar, afhankelijk van selecties
en zintuigen
1.3 Referentiekader van de beeldvorming
Observatie is interpretatie. Je observeert om iets waar te nemen. Wat je
waarneemt wordt geïnterpreteerd en wordt in referentiekader geplaatst. Je
referentiekader wordt cultureel en sociaal gekleurd. Het referentiekader breng je
mee, als mens, als lid van de maatschappij waarin je leeft, als deskundige, als,…
je referentiekader wordt hoe dan ook cultureel en sociaal ingekleurd
De culturele laag
- Elke mens leeft binnen bepaalde tijd en op bepaalde plek
- Elke tijd en plaats heeft eigen kijk op wereld, mensen, relaties,
waarden en normen,…
- Cultuur = verzameling van fenomenen of objecten die door de mens
vormen gekregen hebben.
- Mentale inhouden, gedragspatronen, vaardigheden,…
- Cultureel kapitaal en sociaal kapitaal
- Cultureel kapitaal = gezamenlijke waarden en normen,
gedragsregels
gedeeld begrip want westerse begrip kan verschillen tov niet-
westers begrip
overeenstemming over betekenis van gedrag vanuit verschillende
culturen kan soms moeilijk zijn
De laag van de sociale groep
- Sociale groep waartoe je behoort bepaald ook je beeld van mensen
- Sociale kapitaal = ontstaat door dat je deel uitmaakt van ≠
netwerken
- Elke subcultuur brengt een eigen beeld van de mens mee.
- Plaats en setting waarin je bent zijn medebepalend voor je beeld
van de mens
- Bv. op het werk draag je geen jogging, maar thuis wel
De individuele laag
- Eigen persoonlijkheid, mate van wijsheid, mensenkennis, geduld,
vroegere ervaringen spelen rol bij vormen van beeld van de ander
- Moeilijk om afstand te nemen van jezelf en je eerste indruk
1.4 observatie?
2
, Observeren betekent letterlijk = gadeslaan, in acht nemen, gericht
waarnemen
Observeren is waarnemen met een doel
Niet al het waarnemen is observatie
Observatie is ook interpretatie
- Observatie houdt in dat je bewust, gericht en om betekenis te geven
aan wat je ziet stimuli gaat waarneemt
- Proces van waarnemen: via zintuigen prikkels verwerken en daar
info uit halen
- Informatie geeft betekenis aan de werkelijkheid
- Het is een bewust proces: je weet wat je doet
- Doelgericht proces: je interpreteert wat je ziet en geeft er zelf
betekenis aan
- MAAR maakt het nog niet professioneel want je kan ook subjectief
observeren
- Het referentiekader, bron van interpretatie is dan je eigen culturele
en sociale laag
- Je gaat dan interpreteren vanuit eigen gedachten en gevoelens
zodat er een heel eigen mening wordt gevormd
Meeste objectieve observatie vindt plaats als je alleen feiten vaststelt en
geen mening daaraan koppelt
In hulpverlening wordt gedrag van andere mensen geobserveerd
Als dit strikt objectief gebeurt, stel je al observerend niet meer vast dan
wat je aan gedrag ziet bv. hij loopt, feiten vaststellen, tellen
Doel observatie binnen hulpverlening = bijna altijd het gedrag van de
ander te duiden om zodoende de effectiviteit van de hulpverlening zo
groot mogelijk te maken
Gedrag duiden = betekenis geven aan gedrag bv. waar loopt hij naartoe?
Waarom loopt hij? Hoe loopt hij?
1.5 Het tussenmenselijke
Mensen leven samen in gemeenschappen
Mens is niet gemaakt om eenzaam te leven
Elke mens is uniek, maar toch hebben we iets gemeen met elkaar
3
, Elke mens beleeft in relatie tot de ander het bijzondere van communicatie
- Communicatie = uitwisseling van info over werkelijkheid waardoor
over die werkelijkheid gedeeld begrip ontstaat
Mens deelt ervaringen en reguleert samen met de ander de werkelijkheid
waarin je als mens leeft
Mogelijkheid om gedrag van medemensen te interpreteren is een
aangeboren menselijke mogelijkheid
Tussenmenselijke = het besef dat er medemensen zijn en dat je met die
medemensen een relatie hebt, een klik hebben met elkaar
Voor elke vorm van communicatie is tussenmenselijke een voorwaarde
Door kwaliteit van tussenmenselijke ontstaat gevoel van
veiligheid/onveiligheid, vertrouwen/wantrouwen
1.6 Co-regulatie
Communicatie gaat om een voortdurend inspelen op elkaar
De kleinste verandering van de een brengt totale verandering in het
proces
Co-regulatie = interactieprocessen in menselijke relaties, afstemming –
aanpassing
Er wordt bijgestuurd, gelachen, gepraat, gezocht,… bv. met twee zitten en
dan rechtstaan co regulatie toepassen bij elkaar
Co-actie = samen actie ondernemen
Iedereen heeft in het proces van co-regulatie een eigen inbreng
Sociaal-emotionele vaardigheden = het goed invoelend kunnen
interpreteren van co-regulatieve processen
1.7 Verbanden zien: de ‘relational frame theory’
Alles in de werkelijkheid wordt door mensen met elkaar in verband
gebracht.
Bv. "Dit is lekker, dat is minder lekker."
Bv. "Dit is groot en dat is groter."
Deze verbanden vormen relational frames: structuren waarin we relaties
tussen dingen organiseren.
De werkelijkheid gedraagt zich vervolgens zoals wij binnen dit 'frame'
verwachten.
De relational frame theory =
RFT stelt dat ons brein automatisch relaties legt tussen dingen die we
kennen
Bv. je ziet een fiets, herkent je deze meteen
Bv. je ziet iets onbekends, dan weet je niet wat het is of wat je ermee moet
doen
Ons brein organiseert automatisch een geheel op basis van bekende
onderdelen
4
PERSPECTIEF
1.1 Een ‘beeld’ van een mens
Mensen kijken naar andere mensen en vormen een mening
Soms wordt die mening vooral gevoed door datgene wat de een in de
ander afkeurt
Die mening is niet gebaseerd op feiten en is oppervlakkig
Je geeft die mening door aan andere hoopt dat de rest daar ook zo over
denkt
MAAR dit is niet beroepsmatig waarnemen en beoordelen van gedrag
Hoe kijk jij naar een mens?
Bv. positief kijken naar de mens altijd het goede willen zien, als iemand
iets slecht zegt altijd een reden proberen achter zoeken.
We vormen snel een mening over mensen, we doen het vaak
Een mening = subjectieve opvatting/houding over een bepaald onderwerp.
Het is niet per se gebaseerd op feiten, eigen denkpatronen gebruiken
Ontstaat op basis van je referentiekader door ervaringen
Maar vaak zijn die meningen oppervlakkig
Er komt van alles binnen via zintuigen
De eerste indruk die de cliënt van jou als begeleider heeft, bepaalt veel
voor het vervolg van de begeleiding.
Eerste indruk is belangrijk
1.2 Beeldvorming
Co-regulatie = het gene wat we leren over anderen krijgt vorm en inhoud
in proces van co-regulatie
We vormen ons een beeld van iemand
Dit beeld kent verschillende lagen doordat beeldvorming onder invloed is
van verschillende factoren
Waarnemen = het ontvangen van signalen uit de omgeving
- Doen we met onze zintuigen
- Maar er kunnen fouten optreden, meningsverschillen over juistheid van
de waarneming
Wat waargenomen is, is nog niet geobserveerd
Je geeft je eigen subjectieve oordeel eraan
Signaleren en observeren is niet hetzelfde
- Signaleren = je stelt feiten vast
- Observeren = je gaat gericht, planmatig en met een doel professioneel
waarnemen
- Observeren is waarnemen met een doel
2 belangrijke zaken:
1) Situatie waarin je waarneemt = plaats, tijdstip, reden, doel,
manier, aanwezigheid anderen
1
, 2) Jezelf als ontvanger = je rol als observator, je kennis, je
deskundigheid, fysieke gesteldheid, aandacht, ambitie, motivatie,
waarden en normen
Waarnemen is een complex gegeven, wordt bepaald door allerlei
mechanismes. Iedereen neemt iets anders waar, afhankelijk van selecties
en zintuigen
1.3 Referentiekader van de beeldvorming
Observatie is interpretatie. Je observeert om iets waar te nemen. Wat je
waarneemt wordt geïnterpreteerd en wordt in referentiekader geplaatst. Je
referentiekader wordt cultureel en sociaal gekleurd. Het referentiekader breng je
mee, als mens, als lid van de maatschappij waarin je leeft, als deskundige, als,…
je referentiekader wordt hoe dan ook cultureel en sociaal ingekleurd
De culturele laag
- Elke mens leeft binnen bepaalde tijd en op bepaalde plek
- Elke tijd en plaats heeft eigen kijk op wereld, mensen, relaties,
waarden en normen,…
- Cultuur = verzameling van fenomenen of objecten die door de mens
vormen gekregen hebben.
- Mentale inhouden, gedragspatronen, vaardigheden,…
- Cultureel kapitaal en sociaal kapitaal
- Cultureel kapitaal = gezamenlijke waarden en normen,
gedragsregels
gedeeld begrip want westerse begrip kan verschillen tov niet-
westers begrip
overeenstemming over betekenis van gedrag vanuit verschillende
culturen kan soms moeilijk zijn
De laag van de sociale groep
- Sociale groep waartoe je behoort bepaald ook je beeld van mensen
- Sociale kapitaal = ontstaat door dat je deel uitmaakt van ≠
netwerken
- Elke subcultuur brengt een eigen beeld van de mens mee.
- Plaats en setting waarin je bent zijn medebepalend voor je beeld
van de mens
- Bv. op het werk draag je geen jogging, maar thuis wel
De individuele laag
- Eigen persoonlijkheid, mate van wijsheid, mensenkennis, geduld,
vroegere ervaringen spelen rol bij vormen van beeld van de ander
- Moeilijk om afstand te nemen van jezelf en je eerste indruk
1.4 observatie?
2
, Observeren betekent letterlijk = gadeslaan, in acht nemen, gericht
waarnemen
Observeren is waarnemen met een doel
Niet al het waarnemen is observatie
Observatie is ook interpretatie
- Observatie houdt in dat je bewust, gericht en om betekenis te geven
aan wat je ziet stimuli gaat waarneemt
- Proces van waarnemen: via zintuigen prikkels verwerken en daar
info uit halen
- Informatie geeft betekenis aan de werkelijkheid
- Het is een bewust proces: je weet wat je doet
- Doelgericht proces: je interpreteert wat je ziet en geeft er zelf
betekenis aan
- MAAR maakt het nog niet professioneel want je kan ook subjectief
observeren
- Het referentiekader, bron van interpretatie is dan je eigen culturele
en sociale laag
- Je gaat dan interpreteren vanuit eigen gedachten en gevoelens
zodat er een heel eigen mening wordt gevormd
Meeste objectieve observatie vindt plaats als je alleen feiten vaststelt en
geen mening daaraan koppelt
In hulpverlening wordt gedrag van andere mensen geobserveerd
Als dit strikt objectief gebeurt, stel je al observerend niet meer vast dan
wat je aan gedrag ziet bv. hij loopt, feiten vaststellen, tellen
Doel observatie binnen hulpverlening = bijna altijd het gedrag van de
ander te duiden om zodoende de effectiviteit van de hulpverlening zo
groot mogelijk te maken
Gedrag duiden = betekenis geven aan gedrag bv. waar loopt hij naartoe?
Waarom loopt hij? Hoe loopt hij?
1.5 Het tussenmenselijke
Mensen leven samen in gemeenschappen
Mens is niet gemaakt om eenzaam te leven
Elke mens is uniek, maar toch hebben we iets gemeen met elkaar
3
, Elke mens beleeft in relatie tot de ander het bijzondere van communicatie
- Communicatie = uitwisseling van info over werkelijkheid waardoor
over die werkelijkheid gedeeld begrip ontstaat
Mens deelt ervaringen en reguleert samen met de ander de werkelijkheid
waarin je als mens leeft
Mogelijkheid om gedrag van medemensen te interpreteren is een
aangeboren menselijke mogelijkheid
Tussenmenselijke = het besef dat er medemensen zijn en dat je met die
medemensen een relatie hebt, een klik hebben met elkaar
Voor elke vorm van communicatie is tussenmenselijke een voorwaarde
Door kwaliteit van tussenmenselijke ontstaat gevoel van
veiligheid/onveiligheid, vertrouwen/wantrouwen
1.6 Co-regulatie
Communicatie gaat om een voortdurend inspelen op elkaar
De kleinste verandering van de een brengt totale verandering in het
proces
Co-regulatie = interactieprocessen in menselijke relaties, afstemming –
aanpassing
Er wordt bijgestuurd, gelachen, gepraat, gezocht,… bv. met twee zitten en
dan rechtstaan co regulatie toepassen bij elkaar
Co-actie = samen actie ondernemen
Iedereen heeft in het proces van co-regulatie een eigen inbreng
Sociaal-emotionele vaardigheden = het goed invoelend kunnen
interpreteren van co-regulatieve processen
1.7 Verbanden zien: de ‘relational frame theory’
Alles in de werkelijkheid wordt door mensen met elkaar in verband
gebracht.
Bv. "Dit is lekker, dat is minder lekker."
Bv. "Dit is groot en dat is groter."
Deze verbanden vormen relational frames: structuren waarin we relaties
tussen dingen organiseren.
De werkelijkheid gedraagt zich vervolgens zoals wij binnen dit 'frame'
verwachten.
De relational frame theory =
RFT stelt dat ons brein automatisch relaties legt tussen dingen die we
kennen
Bv. je ziet een fiets, herkent je deze meteen
Bv. je ziet iets onbekends, dan weet je niet wat het is of wat je ermee moet
doen
Ons brein organiseert automatisch een geheel op basis van bekende
onderdelen
4