Samenvatting Genetica vwo 4

Genetica
Monohybride kruising autosomal: Normaal
 Autosomaal eigenschap: is een eigenschap dat voorkomt op één van de 22 paar
chromosome.
 Er zijn 22 “gewone” chromosomen.
 Zij heten autosomen
 De laatste 2 chromosomen zijn geslachtschromosomen.
 Dus bij een man is di teen X en een bij vrouw twee keer een X.
 Monohybride kruising: wil zeggen dat we naar 1 eigenschap kijken (bijv. vachtkleur)
 Allel: is een variant van een gen (bijv. bruine allel of grijze allel voor de gen van
vachtkleur)
 Dominant allel (B): komt altijd tot uiting als het met een recessieve allel is gepaard.
 Recessieve allel (b): komt alleen tot uiting als het met een andere recessieve allel is
gepaard.
 Je kunt de volgende combinaties maken:
 BB, Bb en bb
 Genotype: is wat in de DNA staat. Genotype Fenotype
 Fenotype: is hoe de eigenschap tot uiting BB Grijs
komt. Bb Grijs
 Homozygoot: het genenpaar van een bb Bruin
eigenschap bestaat uit twee gelijke genen (bijv. BB of bb)
 Heterozygoot: het genenpar van een eigenschap bestaat uit twee gelijke genen (bijv. Bb)
 De ouders worden aangeduid met P
 De eerste generatie nakomelingen zijn F1
 Deze ouders zijn beide homozygoot

, Deze ouders zijn beide heterozygoot.




 De verhouding van de genotypes in de F2 zijn: BB: Bb: bb 1: 2: 1
 De verhouding van de fenotypes in de F2 zijn: Grijs: bruin 3: 1

, Monohybride kruising autosomal: Intermediair


Het is mogelijk dat er twee Dominante allelen bestaan voor dezelfde eigenschap
 Intermediair: een tussenvorm van fenotype
 Dus in plaats van alleen rood of alleen wit, bestaat er ook roze