Inleiding in de Gezondheidspsychologie
PB0522
Health Psychology
Biopsychosocial interactions
E. P. Sarafino & T. W. Smith
10e editie
Samenvatting
oktober 2025
Per hoofdstuk staan ook de leerdoelen beschreven. De samenvatting is op volgorde van de
hoofdstukken van het boek en komt dus niet altijd overeen met de studietaken en leerdoelen.
1
, Samenvatting Inleiding in de gezondheidspsychologie
Inhoudsopgave
Samenvatting 3
Hoofdstuk 1 An Overview of Psychology and Health 3
Hoofdstuk 2 The Body’s Physical Systems 7
Hoofdstuk 3 Stress – it’s Meaning, Impact, and Sources 16
Hoofdstuk 4 Stress, Biopsychosocial Factors, and Illness 22
Hoofdstuk 5 Coping with and Reducing Stress 30
Hoofdstuk 6 Health-Related Behavior and Health Promotion 35
Hoofdstuk 7 Substance Use and Abuse 45
Hoofdstuk 8 Nutrition, Weight Control and Diet, Exercise, and Safety 54
Hoofdstuk 9 Using Health Services 61
Hoofdstuk 10 In the Hospital: The Setting, Procedures, and Effects on Patients 68
Hoofdstuk 11 The Nature and Symptoms of Pain 78
Hoofdstuk 12 Managing and Controlling Clinical Pain 85
Hoofdstuk 13 Serious and Disabling Chronic Illnesses: Causes, 91
Management, and Coping
Hoofdstuk 14 Heart Disease, Stroke, Cancer and AIDS: Causes, 101
Management, and Coping
Begrippen 103
2
, Samenvatting Inleiding in de Gezondheidspsychologie
Hoofdstuk 1 An Overview of Psychology and Health
De leerstof in dit hoofdstuk is t/m pagina 18. De rest van het hoofdstuk is dan ook niét in
deze samenvatting opgenomen.
Leerdoel 1: verschillende visies op het begrip ‘gezondheid’ beschrijven. (ziekte,
gezondheid, symptomen, ziekte-gezondheidscontinuüm, biomedisch model,
biopsychosociaal model)
Leerdoel 2: beschrijven hoe de begrippen ‘gezondheid’ en ‘ziekte’ in verschillende
perioden in de geschiedenis werden opgevat
Ziekte-gezondheidscontinuum = in plaats van een dichotoom systeem waarin je of gezond
of ongezond ben, overlappen de twee concepten en is er sprake van een continuum met
optimale gezondheid aan de ene kant, en de dood aan de andere kant
Infectieziekte = een acute ziekte dat veroorzaakt wordt door schadelijke stoffen of micro-
organismen, zoals bacterie of virus. vb COVID-19
1800 epidemieen van pokken, gelekoorts of mazelen
infecties werden door kolonisten meegebracht naar Noord Amerika
- Inheemse bevolking hadden geen immuniteit zoals de Europeanen opgebouwd door
blootstelling aan verschillende microorganismen
- Inheemse bevolking had verminderde immuniteit door weinig genetische variatie
- Preventieve maatregelen hebben bijgedragen aan de vermindering van ziekteuitbraak.
+/- 2000 levensverwachting van 48, inmiddels levensverwachting van 79 jaar.
→ verwachting was vroeger lager, door hogere cijfers babysterfte
Grootste risico tegenwoordig zijn chronische ziektes = degeneratieve ziektes, die
ontwikkelen en persisteren over een lange periode. Verantwoordelijk voor de helft van alle
sterfgevallen
- Levensstijl
- Oudere leeftijd brengt hoger risico /vatbaarheid met zich mee
- Toename van stress en blootstelling aan schadelijke stoffen (huidige maatschappij)
Onder kinderen is de grootste oorzaak van sterfte ongelukken.
- Vroege culturen; krachten en kwade geesten, trepanatie (mogelijk een behandeling of
duiveluitdrijving via gaten in schedel)
- Oude grieken en romeinen; humorenleer (harmonieuze vloeistoffen), mind/bodypro-
blem = de vraag of lichaam en geest gescheiden zijn of samenwerken
- Middeleeuwen; kerkelijke invloed, straf van god, duiveluitdrijving
- Renaissance en later; meer focus op mens ipv god, mechanisch denkbeeld, verwerpen
van humorenleer
- biomedisch model = alle ziektes kunnen verklaard worden door verstoringen in fysio-
logische processen (staat los van psychologische processen!)
3
,Leerdoel 3: de belangrijkste ziektematen beschrijven en gebruiken. (morbiditeit,
prevalentie, incidentie)
Morbiditeit = ziekte, verwonding of beperking, iedere afwijking van gezond zijn
Prevalentie = aantal gevallen, continue en nieuwe gevallen op een bepaald moment.
Incidentie = aantal nieuwe gevallen gedurende een tijd
Epidemie = situatie waarin de incidentie snel groeit
Leerdoel 4: het belang van de discipline psychologie in de problematiek rond ziekte en
gezondheid uitleggen. (chronische aandoeningen, kosten van de gezondheidszorg,
lifestyle en gedrag, persoonlijkheid en ziekte)
Problemen met het biomedisch model
- Hoge kosten van het zorgsysteem (zie H10, in NL 2019, 97 miljard euro!)
- Vroegere detectie, maar qua behandelingen weinig progressie
- Geen betrekking op psychosociale factoren
Lifestyle en ziekte
Risicofactoren kunnen betrekking hebben op biologische (bv. Genen) of gedragsmatige
factoren (bv roken)
Risicofactoren zijn verbonden aan bepaalde gezondheidsproblemen, maar veroorzaken ze
niet!!
- Hartziekte
o Roken
o Hoge cholestrol
o Obesitas
o Inactieve levensstijl
- Kanker
o Roken
o Hoog alcoholgebruik
o Dieet
- Beroerte
o Roken
o Hoge cholestrol
o Inactieve levensstijl
- COPD
o Roken
- Ongelukken
o Alcohol en/of drugsgebruik
o Geen gordel gebruiken
4
,Het volgen van een gezonde levensstijl verlaagt het risico op ziekte en vroeg overlijden.
Waarom maken mensen dan toch ‘slechte’ keuzes?
- Kortetermijn bevrediging
- Negatieve consequenties treden pas op op de lange termijn
- Sociale druk
- Geen of onvoldoende kennis over de gevaren van sommige gedragingen
Er is bewijs dat het doen van leuke activiteiten (concerten of vakantie) bijdraagt aan een
betere gezondheid.
Gender en leeftijd
- Life-span perspective = karakteristieken van een persoon in het licht van de ontwik-
keling, huidig niveau en verwachte ontwikkeling in de toekomst
- Pediatrie (kinderen) en geriatrie (ouderen) focussen op gezondheid in specifieke leef-
tijdsgroepen
- Biologische / fysiologische veranderingen in het lichaam naarmate iemand ouder
wordt
- Cognitieve ontwikkeling van kinderen
- Perceptie op het leven per leeftijd of levensfase
- Stressvolle traumatische jeugdervaringen zoals misbruik, armoede of instabiele familie
- Genderperspectief; mannen en vrouwen verschillen in gezondheidsgedragingen, maar
ook in biologisch functioneren
Persoonlijkheid en ziekte
persoonlijkheid = cognitieve, affectieve en gedragsmatige neigingen die redelijk stabiel zijn
over tijd.
- Lage conscientieusheid; neigen vroeger te sterven, van bijvoorbeeld hart- en vaatziek-
tes)
- Hoge positieve emoties; neigen langer te leven
- Hoge angst, depressie, vijandigheid en pessimisme; risicofactor voor vroegesterfte en
ziekteontwikkeling (vooral hartziektes)
Effecten van persoonlijkheid en emotie op ziekte, is wederkerig.
Biopsychosociaal model
- Biologische factoren; genen en erfelijkheid, lichaam en fysiologie
- Psychologische factoren; cognitie, emotie en motivatie
- Sociale factoren; gemeenschap en interacties en systemen
Systeem = dynamisch en holistisch concept met componenten die continu onderling interactie
hebben.
- Sociale systemen; gemeenschap, familie
- Psychologische systemen; cognitie, emotie en motivatie
- Biologische systemen; organen, weefsels, cellen
5
,Leerdoel 5: aangeven welke wetenschappen aan gezondheidspsychologie verwant zijn en
wat het verschil is tussen de verschillende vakgebieden. (psychosomatische geneeskunde,
sociale geneeskunde, epidemiologie, medische sociologie en antropologie,
gezondheidswetenschappen)
Psychosomatische geneeskunde = een onderzoeksveld dat ingaat op de invloed van het
psychologische aspect of de fysieke processen
Behavioral medicine = een onderzoeksveld dat de Society of Behavioral Medicine opgericht
heeft. Ze focussen op interdisciplinariteit en het behaviorisme
- Operante conditionering; gedragsverandering door bekrachtiging
- Klassieke conditionering; het koppelen van een associatie aan een stimulus dat een re-
actie uitlokt.
Dit veld heeft biofeedback ontwikkelt, waarbij een persoons fysiologische processen, zoals
bloeddruk, gemonitord worden zodat diegene controle daarover kan leren uitoefenen.
Behaviorisme is een belangrijke fundatie voor de gezondheidspsychologie
Verschillen
- Psychosomatisc medicine is interdisciplinair en is nauw verwant aan medische disci-
plines, waaronder psychiatrie
- Behavioral medicine is ook interdisciplinair, maar focust zich voornamelijk op inter-
venties om gezonde levensstijlen te promoten zonder medicatie of operatie
- Gezondheidspsychologie is gebaseerd op psychologie, en ontleent zich aan verschil-
lende subvelden, zoals klinisch, sociaal, ontwikkeling, experimenteel en fysiologisch,
om lifestyle en emotionele processen die leiden tot ziekte te identificeren en aan te
passen.
Epidemiologie = de wetenschap van verspreiding en frequentie van ziekte en verwonding
Medische sociologie; wetenschap van gezondheidsgerelatieerde problemen en de impact op
sociale relaties op verspreiding van ziekte, sociale reacties op ziekte, socioeconomische
factoren van het gebruik van medische diensten, organisatie van medische instellingen
Antropologie; wetenschap van menselijke culturen. Medische antropologie onderzoekt het
verschil in gezondheid en gezondheidszorg tussen culturen.
Gezondheidseconomie; economische aspect van de gezondheidszorg
Leerdoel 6: beschrijven wat gezondheidspsychologie inhoudt, wat haar
aandachtsgebieden zijn en wat de achterliggende visie is. (biopsychosociaal model.)
Doel van de gezondheidspsycholoog
- Promoten en behouden van gezondheid
- Preventie en behandeling van ziekte
- Identificeren van oorzaken met gezondheid ziekte en bijbehorende disfunctie
- Analyseren en verbeteren van gezondheidssystemen en gezondheidsbeleid
6
, Hoofdstuk 2 The Body’s Physical Systems
Leerdoel 1: het zenuwstelsel. (cerebrum, thalamus, hypothalamus, cerebellum,
hersenstam, ruggenmerg, somatisch en autonoom zenuwstelsel, (para-)sympatisch
zenuwstelsel, neurotransmitters)
Neuron
- Het zenuwstelsel verzorgd de boodschappen en
commando’s via een netwerk van neuronen.
- De boodschappen worden ontvangen in de
dendrieten (dendrites),
- verplaatsen zich door de axons naar de
synaptische knoop (synaptic knob),
- waar de synaps plaatsvindt, het overgeven van de
boodschap van de ene neuron op de andere
- de boodschappen bestaan uit elektrochemische
energie (ionen)
- bij epilepsie vindt deze elektrochemische
activiteit ongecontroleerd plaats
- de stof die de synaptische knoop vrij
maakt is een neurotransmitter.
Neurotransmitters
- activeren van de ontvangende neuron, waardoor een elektrische impuls ontwikkelt
wordt
- blokkeren van de ontvangende neuron, waardoor er helemaal geen activiteit plaats-
vindt.
- Sommige neurotransmitters hebben beide eigenschappen.
Bij geboorte weegt een brein 25% van het lichaamsgewicht
Bij 2 jaar, weegt dit 75% van het volwassen gewicht, 90% bij 5 jaar en 95% bij 10 jaar
- Groeigewicht komt voornamelijk door gliale cellen en myeline, een vette witte sub-
stantie
- Gliale cellen onderhouden / verzorgen neuronen en myeline omsluit de axons, wat de
snelheid van het transport bevordert.
- Multiple sclerosis is een aandoening waarbij zenuwen beschadigd raken doordat het
myeline afneemt
7
,Centrale zenuwstelsel
- de voorhersenen
o telencephalon
▪ cerebrum (grootste deel van het brein)
• cerebrale cortex; buitenste laag, complexe motoriek en mentale
activiteit
• linker hersenhelft; bestuurt motorisch rechts en staat in verband
met redeneren, gesproken en geschreven taal en cijfers
• rechter hersenhelft; bestuurt motorisch links en staat in verband
met visualiseren, emoties, perceptie van patronen, zoals
melodieen
o Beide hersenhelften zijn verdeeld in
o frontale kwab; houdt zich bezig met de motoriek van
skeletspieren, planning, zelfbewustzijn en emotie
o temporale kwab; horen, visie en geheugen
o occipitale kwab; visueel (zien en herkenning)
o parietale kwab; lichaamssensaties en lichaamsbeweging
▪ limbisch systeem; belangrijk bij expressie van emoties als angst, woede
en enthousiasme
o diencephalon
▪ thalamus; belangrijke schakel in de stroom van informatie in het ze-
nuwstelsel
▪ hypothalamus; emotie en motivatie, eten, drinken en seksuele activiteit,
behouden van homeostase
- het cerebellum; coordineren van bewegingen, door beweging te vergelijken met inten-
tie. Bij beschadiging van het cerebellum sprake van ataxie, het onvermogen om bewe-
gingen juist uit te voeren
- de hersenstam
o middenbrein; informatie verstrekken aan de voorhersenen (in verband met
parkinson)
o pons; gezichtsbewegingen
o reticulaire systeem; staat van slaap, opwinding en aandacht (in verband met
coma)
o medulla; ademhaling, hartslag, diameter van bloedvaten (in verband met polio)
- ruggenmerg
o route voor boodschappen die efferent (van het brein vandaan) of afferent (naar
het brein toe) gaan.
o Schade aan ruggenmerg staat in verband met paraplegie (verlamming lager dan
de nek) en tetraplegie (verlamming v/a de nek)
8
,Perifere zenuwstelsel
- Somatisch zenuwstelsel
o Sensorische en motorische functies, voornamelijk de huid en skeletspieren
- Autonoom zenuwstelsel
o Interne organen, zoals longen en darmen, om het brein in te lichten over de
huidige activiteit
- Sympathisch zenuwstelsel
o Helpt ons reageren op acute situaties, met sterke emoties en spontane activiteit,
in overeenstemming met de huidige emotionele staat
- Parasympatisch zenuwstelsel
o Reguleren van kalmeringsprocessen
- Craniale zenuwen; communicatie binnen het perifere zenuwstelsel
- Vagus nerve; regulatie van (para)sympathisch zenuwstelsel en communicatie tussen
perifeer zenuwstelsel en andere spieren en organen
Leerdoel 2: het endocriene systeem. (hormonen, klieren)
Het endocriene systeem bestaat uit klieren die hormonen (boodschappen) via de
bloedsomloop versturen naar verschillende plaatsen uit het lichaam.
- Hypofyse (pituitary gland); de master klier, deze beheert de secretie van andere endo-
criene klieren.
- Schildklier (thyroid); activiteit en groei (dwarfism en verstandelijke beperking)
- Zwezerik (thymus); ontwikkeling van antilichamen en immuniteit
- Bijnier (Adrenal); aanmaak van cortisol, epinephrine (adrenaline) en norepinephrine
(noradrenaline), allen stresshormonen.
- Alvleesklier (pancreas); bloedsuikerregulatie
- Eierstokken (ovary); oestrogeen
- Teelballen (testis); testosteron
Hypothalamus-hypofyse-bijnier as = reactie door sympathisch zenuwstelsel, de
hypothalamus laat een hormoon los, corticotropine, in de bijnier, waar als reactie (ACTH
(adrenocorticotropic hormone) in het bloed wordt verspreid. Die belanden bij verschillende
klieren, voornamelijk de bijnier, die reactie op noodgevallen beinvloed.
Leerdoel 3: het spijsverteringssysteem. (maagdarmkanaal, enzymen, voedingsstoffen,
absorptie, metabolisme, lever, alvleesklier)
Verteren van voedsel
- Mechanisch (bv kauwen)
- Chemisch (enzymen)
o Carbohydrase
o Lactase
o Fosfatase
o Sucrase
9
, De reis van voedsel
- Mond
o Kauwen
o Speekselklieren zorgen dat speeksel bij de voedselstukjes komt en verzachten
de stukjes, bovendien bevat speeksel een enzym dat zetmeel verteert.
- Slokdarm (esophagus)
o stuurt het voedsel door naar de maag door peristaltiek, een golvende beweging
die het eten naar beneden duwt.
o Kleine hoeveelheden maagzuur zijn al begonnen met het verteren, nog voordat
het voedsel de maag bereikt heeft.
- Maag
o Pepsine en hydrochloridezuur breken onder andere proteine af
o De maag produceert een slijmerige substantie om de wanden van de zure
maagsappen te beschermen
o Voedsel wordt gemixt met alle maagsappen, duurt 3 tot 4 uur, tot een semi-
vloeibaar mengsel is ontstaan
- Twaalfvingerige darm (duodenum)
o Het zure voedselmengsel wordt chemisch afgebroken, zodat het niet de rest
van het spijsverteringstelsel beschadigd\t
o Enzymen die de alvleesklier loslaat breken koolhydraten, proteine en vetten
verder af
- Dunne darm
o Absorptie wordt vergroot door de laatste voedingsstoffen om te zetten in kleine
moleculen, die door de capillaries (haarvaten) opgenomen kunnen worden
- Dikke darm
o Absorptie van water in de eerste helft van de darm
o Bacteriele activiteit veranderd de laatste brei in ontlasting
- Rectum
o Ontlasting komt er uit
Aandoeningen in het spijsverteringssysteem
- Hepatitis = virale ziekteklasse, Hepatitis A krijg je van geinfecteerd voedsel, B en C
door seksueel contact, aanraking met geinfecteerd bloed, en leiden tot permanente le-
verschade.
- Cirrose = levercellen sterven af en worden vervangen door littekenweefsel, wat ge-
volgen heeft voor de leverfunctie. Oorzaken kunnen zijn hepatitis en alcoholmisbruik
- Kanker van darm en rectum. Mensen van 40+ hebben een verhoogd risico
Metabolisme
- Synthese = nieuw celmateriaal maken van proteine en mineralen om te herstellen
- Regulatie van lichaamsprocessen, zoals enzym en hormoonproductie
- Energie om het lichaam op te warmen en brandstof voor activiteit
10
PB0522
Health Psychology
Biopsychosocial interactions
E. P. Sarafino & T. W. Smith
10e editie
Samenvatting
oktober 2025
Per hoofdstuk staan ook de leerdoelen beschreven. De samenvatting is op volgorde van de
hoofdstukken van het boek en komt dus niet altijd overeen met de studietaken en leerdoelen.
1
, Samenvatting Inleiding in de gezondheidspsychologie
Inhoudsopgave
Samenvatting 3
Hoofdstuk 1 An Overview of Psychology and Health 3
Hoofdstuk 2 The Body’s Physical Systems 7
Hoofdstuk 3 Stress – it’s Meaning, Impact, and Sources 16
Hoofdstuk 4 Stress, Biopsychosocial Factors, and Illness 22
Hoofdstuk 5 Coping with and Reducing Stress 30
Hoofdstuk 6 Health-Related Behavior and Health Promotion 35
Hoofdstuk 7 Substance Use and Abuse 45
Hoofdstuk 8 Nutrition, Weight Control and Diet, Exercise, and Safety 54
Hoofdstuk 9 Using Health Services 61
Hoofdstuk 10 In the Hospital: The Setting, Procedures, and Effects on Patients 68
Hoofdstuk 11 The Nature and Symptoms of Pain 78
Hoofdstuk 12 Managing and Controlling Clinical Pain 85
Hoofdstuk 13 Serious and Disabling Chronic Illnesses: Causes, 91
Management, and Coping
Hoofdstuk 14 Heart Disease, Stroke, Cancer and AIDS: Causes, 101
Management, and Coping
Begrippen 103
2
, Samenvatting Inleiding in de Gezondheidspsychologie
Hoofdstuk 1 An Overview of Psychology and Health
De leerstof in dit hoofdstuk is t/m pagina 18. De rest van het hoofdstuk is dan ook niét in
deze samenvatting opgenomen.
Leerdoel 1: verschillende visies op het begrip ‘gezondheid’ beschrijven. (ziekte,
gezondheid, symptomen, ziekte-gezondheidscontinuüm, biomedisch model,
biopsychosociaal model)
Leerdoel 2: beschrijven hoe de begrippen ‘gezondheid’ en ‘ziekte’ in verschillende
perioden in de geschiedenis werden opgevat
Ziekte-gezondheidscontinuum = in plaats van een dichotoom systeem waarin je of gezond
of ongezond ben, overlappen de twee concepten en is er sprake van een continuum met
optimale gezondheid aan de ene kant, en de dood aan de andere kant
Infectieziekte = een acute ziekte dat veroorzaakt wordt door schadelijke stoffen of micro-
organismen, zoals bacterie of virus. vb COVID-19
1800 epidemieen van pokken, gelekoorts of mazelen
infecties werden door kolonisten meegebracht naar Noord Amerika
- Inheemse bevolking hadden geen immuniteit zoals de Europeanen opgebouwd door
blootstelling aan verschillende microorganismen
- Inheemse bevolking had verminderde immuniteit door weinig genetische variatie
- Preventieve maatregelen hebben bijgedragen aan de vermindering van ziekteuitbraak.
+/- 2000 levensverwachting van 48, inmiddels levensverwachting van 79 jaar.
→ verwachting was vroeger lager, door hogere cijfers babysterfte
Grootste risico tegenwoordig zijn chronische ziektes = degeneratieve ziektes, die
ontwikkelen en persisteren over een lange periode. Verantwoordelijk voor de helft van alle
sterfgevallen
- Levensstijl
- Oudere leeftijd brengt hoger risico /vatbaarheid met zich mee
- Toename van stress en blootstelling aan schadelijke stoffen (huidige maatschappij)
Onder kinderen is de grootste oorzaak van sterfte ongelukken.
- Vroege culturen; krachten en kwade geesten, trepanatie (mogelijk een behandeling of
duiveluitdrijving via gaten in schedel)
- Oude grieken en romeinen; humorenleer (harmonieuze vloeistoffen), mind/bodypro-
blem = de vraag of lichaam en geest gescheiden zijn of samenwerken
- Middeleeuwen; kerkelijke invloed, straf van god, duiveluitdrijving
- Renaissance en later; meer focus op mens ipv god, mechanisch denkbeeld, verwerpen
van humorenleer
- biomedisch model = alle ziektes kunnen verklaard worden door verstoringen in fysio-
logische processen (staat los van psychologische processen!)
3
,Leerdoel 3: de belangrijkste ziektematen beschrijven en gebruiken. (morbiditeit,
prevalentie, incidentie)
Morbiditeit = ziekte, verwonding of beperking, iedere afwijking van gezond zijn
Prevalentie = aantal gevallen, continue en nieuwe gevallen op een bepaald moment.
Incidentie = aantal nieuwe gevallen gedurende een tijd
Epidemie = situatie waarin de incidentie snel groeit
Leerdoel 4: het belang van de discipline psychologie in de problematiek rond ziekte en
gezondheid uitleggen. (chronische aandoeningen, kosten van de gezondheidszorg,
lifestyle en gedrag, persoonlijkheid en ziekte)
Problemen met het biomedisch model
- Hoge kosten van het zorgsysteem (zie H10, in NL 2019, 97 miljard euro!)
- Vroegere detectie, maar qua behandelingen weinig progressie
- Geen betrekking op psychosociale factoren
Lifestyle en ziekte
Risicofactoren kunnen betrekking hebben op biologische (bv. Genen) of gedragsmatige
factoren (bv roken)
Risicofactoren zijn verbonden aan bepaalde gezondheidsproblemen, maar veroorzaken ze
niet!!
- Hartziekte
o Roken
o Hoge cholestrol
o Obesitas
o Inactieve levensstijl
- Kanker
o Roken
o Hoog alcoholgebruik
o Dieet
- Beroerte
o Roken
o Hoge cholestrol
o Inactieve levensstijl
- COPD
o Roken
- Ongelukken
o Alcohol en/of drugsgebruik
o Geen gordel gebruiken
4
,Het volgen van een gezonde levensstijl verlaagt het risico op ziekte en vroeg overlijden.
Waarom maken mensen dan toch ‘slechte’ keuzes?
- Kortetermijn bevrediging
- Negatieve consequenties treden pas op op de lange termijn
- Sociale druk
- Geen of onvoldoende kennis over de gevaren van sommige gedragingen
Er is bewijs dat het doen van leuke activiteiten (concerten of vakantie) bijdraagt aan een
betere gezondheid.
Gender en leeftijd
- Life-span perspective = karakteristieken van een persoon in het licht van de ontwik-
keling, huidig niveau en verwachte ontwikkeling in de toekomst
- Pediatrie (kinderen) en geriatrie (ouderen) focussen op gezondheid in specifieke leef-
tijdsgroepen
- Biologische / fysiologische veranderingen in het lichaam naarmate iemand ouder
wordt
- Cognitieve ontwikkeling van kinderen
- Perceptie op het leven per leeftijd of levensfase
- Stressvolle traumatische jeugdervaringen zoals misbruik, armoede of instabiele familie
- Genderperspectief; mannen en vrouwen verschillen in gezondheidsgedragingen, maar
ook in biologisch functioneren
Persoonlijkheid en ziekte
persoonlijkheid = cognitieve, affectieve en gedragsmatige neigingen die redelijk stabiel zijn
over tijd.
- Lage conscientieusheid; neigen vroeger te sterven, van bijvoorbeeld hart- en vaatziek-
tes)
- Hoge positieve emoties; neigen langer te leven
- Hoge angst, depressie, vijandigheid en pessimisme; risicofactor voor vroegesterfte en
ziekteontwikkeling (vooral hartziektes)
Effecten van persoonlijkheid en emotie op ziekte, is wederkerig.
Biopsychosociaal model
- Biologische factoren; genen en erfelijkheid, lichaam en fysiologie
- Psychologische factoren; cognitie, emotie en motivatie
- Sociale factoren; gemeenschap en interacties en systemen
Systeem = dynamisch en holistisch concept met componenten die continu onderling interactie
hebben.
- Sociale systemen; gemeenschap, familie
- Psychologische systemen; cognitie, emotie en motivatie
- Biologische systemen; organen, weefsels, cellen
5
,Leerdoel 5: aangeven welke wetenschappen aan gezondheidspsychologie verwant zijn en
wat het verschil is tussen de verschillende vakgebieden. (psychosomatische geneeskunde,
sociale geneeskunde, epidemiologie, medische sociologie en antropologie,
gezondheidswetenschappen)
Psychosomatische geneeskunde = een onderzoeksveld dat ingaat op de invloed van het
psychologische aspect of de fysieke processen
Behavioral medicine = een onderzoeksveld dat de Society of Behavioral Medicine opgericht
heeft. Ze focussen op interdisciplinariteit en het behaviorisme
- Operante conditionering; gedragsverandering door bekrachtiging
- Klassieke conditionering; het koppelen van een associatie aan een stimulus dat een re-
actie uitlokt.
Dit veld heeft biofeedback ontwikkelt, waarbij een persoons fysiologische processen, zoals
bloeddruk, gemonitord worden zodat diegene controle daarover kan leren uitoefenen.
Behaviorisme is een belangrijke fundatie voor de gezondheidspsychologie
Verschillen
- Psychosomatisc medicine is interdisciplinair en is nauw verwant aan medische disci-
plines, waaronder psychiatrie
- Behavioral medicine is ook interdisciplinair, maar focust zich voornamelijk op inter-
venties om gezonde levensstijlen te promoten zonder medicatie of operatie
- Gezondheidspsychologie is gebaseerd op psychologie, en ontleent zich aan verschil-
lende subvelden, zoals klinisch, sociaal, ontwikkeling, experimenteel en fysiologisch,
om lifestyle en emotionele processen die leiden tot ziekte te identificeren en aan te
passen.
Epidemiologie = de wetenschap van verspreiding en frequentie van ziekte en verwonding
Medische sociologie; wetenschap van gezondheidsgerelatieerde problemen en de impact op
sociale relaties op verspreiding van ziekte, sociale reacties op ziekte, socioeconomische
factoren van het gebruik van medische diensten, organisatie van medische instellingen
Antropologie; wetenschap van menselijke culturen. Medische antropologie onderzoekt het
verschil in gezondheid en gezondheidszorg tussen culturen.
Gezondheidseconomie; economische aspect van de gezondheidszorg
Leerdoel 6: beschrijven wat gezondheidspsychologie inhoudt, wat haar
aandachtsgebieden zijn en wat de achterliggende visie is. (biopsychosociaal model.)
Doel van de gezondheidspsycholoog
- Promoten en behouden van gezondheid
- Preventie en behandeling van ziekte
- Identificeren van oorzaken met gezondheid ziekte en bijbehorende disfunctie
- Analyseren en verbeteren van gezondheidssystemen en gezondheidsbeleid
6
, Hoofdstuk 2 The Body’s Physical Systems
Leerdoel 1: het zenuwstelsel. (cerebrum, thalamus, hypothalamus, cerebellum,
hersenstam, ruggenmerg, somatisch en autonoom zenuwstelsel, (para-)sympatisch
zenuwstelsel, neurotransmitters)
Neuron
- Het zenuwstelsel verzorgd de boodschappen en
commando’s via een netwerk van neuronen.
- De boodschappen worden ontvangen in de
dendrieten (dendrites),
- verplaatsen zich door de axons naar de
synaptische knoop (synaptic knob),
- waar de synaps plaatsvindt, het overgeven van de
boodschap van de ene neuron op de andere
- de boodschappen bestaan uit elektrochemische
energie (ionen)
- bij epilepsie vindt deze elektrochemische
activiteit ongecontroleerd plaats
- de stof die de synaptische knoop vrij
maakt is een neurotransmitter.
Neurotransmitters
- activeren van de ontvangende neuron, waardoor een elektrische impuls ontwikkelt
wordt
- blokkeren van de ontvangende neuron, waardoor er helemaal geen activiteit plaats-
vindt.
- Sommige neurotransmitters hebben beide eigenschappen.
Bij geboorte weegt een brein 25% van het lichaamsgewicht
Bij 2 jaar, weegt dit 75% van het volwassen gewicht, 90% bij 5 jaar en 95% bij 10 jaar
- Groeigewicht komt voornamelijk door gliale cellen en myeline, een vette witte sub-
stantie
- Gliale cellen onderhouden / verzorgen neuronen en myeline omsluit de axons, wat de
snelheid van het transport bevordert.
- Multiple sclerosis is een aandoening waarbij zenuwen beschadigd raken doordat het
myeline afneemt
7
,Centrale zenuwstelsel
- de voorhersenen
o telencephalon
▪ cerebrum (grootste deel van het brein)
• cerebrale cortex; buitenste laag, complexe motoriek en mentale
activiteit
• linker hersenhelft; bestuurt motorisch rechts en staat in verband
met redeneren, gesproken en geschreven taal en cijfers
• rechter hersenhelft; bestuurt motorisch links en staat in verband
met visualiseren, emoties, perceptie van patronen, zoals
melodieen
o Beide hersenhelften zijn verdeeld in
o frontale kwab; houdt zich bezig met de motoriek van
skeletspieren, planning, zelfbewustzijn en emotie
o temporale kwab; horen, visie en geheugen
o occipitale kwab; visueel (zien en herkenning)
o parietale kwab; lichaamssensaties en lichaamsbeweging
▪ limbisch systeem; belangrijk bij expressie van emoties als angst, woede
en enthousiasme
o diencephalon
▪ thalamus; belangrijke schakel in de stroom van informatie in het ze-
nuwstelsel
▪ hypothalamus; emotie en motivatie, eten, drinken en seksuele activiteit,
behouden van homeostase
- het cerebellum; coordineren van bewegingen, door beweging te vergelijken met inten-
tie. Bij beschadiging van het cerebellum sprake van ataxie, het onvermogen om bewe-
gingen juist uit te voeren
- de hersenstam
o middenbrein; informatie verstrekken aan de voorhersenen (in verband met
parkinson)
o pons; gezichtsbewegingen
o reticulaire systeem; staat van slaap, opwinding en aandacht (in verband met
coma)
o medulla; ademhaling, hartslag, diameter van bloedvaten (in verband met polio)
- ruggenmerg
o route voor boodschappen die efferent (van het brein vandaan) of afferent (naar
het brein toe) gaan.
o Schade aan ruggenmerg staat in verband met paraplegie (verlamming lager dan
de nek) en tetraplegie (verlamming v/a de nek)
8
,Perifere zenuwstelsel
- Somatisch zenuwstelsel
o Sensorische en motorische functies, voornamelijk de huid en skeletspieren
- Autonoom zenuwstelsel
o Interne organen, zoals longen en darmen, om het brein in te lichten over de
huidige activiteit
- Sympathisch zenuwstelsel
o Helpt ons reageren op acute situaties, met sterke emoties en spontane activiteit,
in overeenstemming met de huidige emotionele staat
- Parasympatisch zenuwstelsel
o Reguleren van kalmeringsprocessen
- Craniale zenuwen; communicatie binnen het perifere zenuwstelsel
- Vagus nerve; regulatie van (para)sympathisch zenuwstelsel en communicatie tussen
perifeer zenuwstelsel en andere spieren en organen
Leerdoel 2: het endocriene systeem. (hormonen, klieren)
Het endocriene systeem bestaat uit klieren die hormonen (boodschappen) via de
bloedsomloop versturen naar verschillende plaatsen uit het lichaam.
- Hypofyse (pituitary gland); de master klier, deze beheert de secretie van andere endo-
criene klieren.
- Schildklier (thyroid); activiteit en groei (dwarfism en verstandelijke beperking)
- Zwezerik (thymus); ontwikkeling van antilichamen en immuniteit
- Bijnier (Adrenal); aanmaak van cortisol, epinephrine (adrenaline) en norepinephrine
(noradrenaline), allen stresshormonen.
- Alvleesklier (pancreas); bloedsuikerregulatie
- Eierstokken (ovary); oestrogeen
- Teelballen (testis); testosteron
Hypothalamus-hypofyse-bijnier as = reactie door sympathisch zenuwstelsel, de
hypothalamus laat een hormoon los, corticotropine, in de bijnier, waar als reactie (ACTH
(adrenocorticotropic hormone) in het bloed wordt verspreid. Die belanden bij verschillende
klieren, voornamelijk de bijnier, die reactie op noodgevallen beinvloed.
Leerdoel 3: het spijsverteringssysteem. (maagdarmkanaal, enzymen, voedingsstoffen,
absorptie, metabolisme, lever, alvleesklier)
Verteren van voedsel
- Mechanisch (bv kauwen)
- Chemisch (enzymen)
o Carbohydrase
o Lactase
o Fosfatase
o Sucrase
9
, De reis van voedsel
- Mond
o Kauwen
o Speekselklieren zorgen dat speeksel bij de voedselstukjes komt en verzachten
de stukjes, bovendien bevat speeksel een enzym dat zetmeel verteert.
- Slokdarm (esophagus)
o stuurt het voedsel door naar de maag door peristaltiek, een golvende beweging
die het eten naar beneden duwt.
o Kleine hoeveelheden maagzuur zijn al begonnen met het verteren, nog voordat
het voedsel de maag bereikt heeft.
- Maag
o Pepsine en hydrochloridezuur breken onder andere proteine af
o De maag produceert een slijmerige substantie om de wanden van de zure
maagsappen te beschermen
o Voedsel wordt gemixt met alle maagsappen, duurt 3 tot 4 uur, tot een semi-
vloeibaar mengsel is ontstaan
- Twaalfvingerige darm (duodenum)
o Het zure voedselmengsel wordt chemisch afgebroken, zodat het niet de rest
van het spijsverteringstelsel beschadigd\t
o Enzymen die de alvleesklier loslaat breken koolhydraten, proteine en vetten
verder af
- Dunne darm
o Absorptie wordt vergroot door de laatste voedingsstoffen om te zetten in kleine
moleculen, die door de capillaries (haarvaten) opgenomen kunnen worden
- Dikke darm
o Absorptie van water in de eerste helft van de darm
o Bacteriele activiteit veranderd de laatste brei in ontlasting
- Rectum
o Ontlasting komt er uit
Aandoeningen in het spijsverteringssysteem
- Hepatitis = virale ziekteklasse, Hepatitis A krijg je van geinfecteerd voedsel, B en C
door seksueel contact, aanraking met geinfecteerd bloed, en leiden tot permanente le-
verschade.
- Cirrose = levercellen sterven af en worden vervangen door littekenweefsel, wat ge-
volgen heeft voor de leverfunctie. Oorzaken kunnen zijn hepatitis en alcoholmisbruik
- Kanker van darm en rectum. Mensen van 40+ hebben een verhoogd risico
Metabolisme
- Synthese = nieuw celmateriaal maken van proteine en mineralen om te herstellen
- Regulatie van lichaamsprocessen, zoals enzym en hormoonproductie
- Energie om het lichaam op te warmen en brandstof voor activiteit
10