1. Screening
- screenen op rode vlaggen
- symptomen zijn verschijnselen die door de cliënt verteld/ beleefd worden
- signs zijn tekenen die via lichamelijk onderzoek verkregen worden
- rode vlaggen zijn signs en symptoms die op te vatten zijn als waarschuwingssignalen of risico
2. Anamnese
- vragen patiënt goed beeld krijgen over klachten/ ontstaan etc.
3. Inspectie (in rust)
- gewoontehouding > gecorrigeerde houding
- algemeen > totaal > lokaal
- dorsaal > ventraal > lateraal
- caudaal > craniaal
- stand > vorm > huid
4. Palpatie (onderzoek door het aanraken met de vingers of handen)
- pijn, temperatuur, vochtigheid, zwelling, kleur
5. Klinimetrie (het vastleggen in getal en maat van het beloop van ziektes of
aandoeningen)
- instrumentele metingen
- peformance tests
- observatielijsten
- vragenlijsten (proms)
6. Basisonderzoek (oriënterende testen op het niveau van functies, activiteiten en
participatie)
- het accent ligt op (ICF)
* functioneel onderzoek
oriënterende testen op problematische handelingen en elementaire basisvaardigheden
functie onderzoek:
- ROM het meten van bewegelijkheid
- lokaal actief: testen op het totale fysiologische gebeuren van de bewegingen in de te onderzoeken
regio (functie niveau) voorbeeld flexie wervelkolom
informatie op functieniveau:
- pijn: wanneer/waar/wat voor soort/ herkenbaar?
- Rom: normaal/ beperkt/ vergroot
- coördinatie: kwaliteit/ bewegingsinzet & verloop/ compensatie
- bijkomende geluiden (crepitaties)
uitvoering:
- actief: door de cliënt uitgevoerd
- rond anatomische assen, start vanuit anatomische posities