Paragraaf 1.6: Meten van fitheid
Een fitheidstest geeft een indicatie over je fitheid. Verschillende doelen van fitheidstesten:
-Erachter komen wat je huidige conditie is, dit is je beginsituatie.
-Fitheidstesten tussendoor geven het trainingseffect aan.
-Met een fitheidstest op het eind kan je het eindresultaat van je trainingen zien.
-Sommige fitheidstesten zijn van wetenschappelijke aard (effecten van
trainingsprogramma’s)
-Sommige fitheidstesten dienen als diagnosemiddel (lichamelijke reacties op zware
inspanningen)
Conditie: de door fysieke en psychische factoren gekenmerkte toestand van lichamelijk
prestatievermogen.
Fitheid: het algemene vermogen om lichamelijke prestaties te leveren.
Fitheid is uit te splitsen in verschillende grondmotorische eigenschappen:
uithoudingsvermogen, snelheid, lenigheid, coördinatie en kracht. Naast de grondmotorische
eigenschappen kunnen er nog meer zaken worden getest, zoals lengte, gewicht, huidplooien
en bloeddruk. Dit zijn antropometrische eigenschappen.
Omschrijvingen van de grondmotorische (=motorische basiseigenschappen) eigenschappen:
Kracht: het vermogen om door spierwerking een bepaalde weerstand te overwinnen, tegen
te werken of te weerstaan.
Snelheid: de afstand die per tijdseenheid wordt afgelegd -> in m/s of km/u.
Uithoudingsvermogen: het vermogen om een lichamelijke belasting vol te houden. Hierbij
kun je onderscheid maken in aeroob (met zuurstof) en anaeroob (zonder zuurstof)
uithoudingsvermogen.
Lenigheid: de mate van bewegingsuitslagen van de gewrichten -> ook wel flexibiliteit
genoemd.
Coördinatie: de organisatie en besturing van het motorische systeem.
Als je wilt dat de meting betrouwbaar is, zal je de test meerdere malen moeten uitvoeren.
De tests moeten dan aan vier voorwaarden voldoen:
1 Zoek een geschikt meetinstrument dat meet wat je wilt meten. Dit noem je de validiteit
van een test.
2 Voer de test uit onder dezelfde omstandigheden (buiten, tijdstip, weer, ondergrond).
3 Gebruik steeds hetzelfde meetinstrument.
4 Gebruik het testinstrument op dezelfde wijze.
Bij tests of metingen spelen haalbaarheid en meetbaarheid ook een rol.
Onder haalbaarheid verstaan we dat een doel reëel moet zijn -> het moet realiseerbaar zijn
in de periode die je tot je beschikking hebt.
Meetbaarheid wil zeggen dat het meetresultaat een betekenisvolle waarde moet opleveren
voor de beoordeling van het trainingseffect -> het resultaat moet je kunnen meten om te
controleren of je op de juiste manier getraind hebt.
Een fitheidstest geeft een indicatie over je fitheid. Verschillende doelen van fitheidstesten:
-Erachter komen wat je huidige conditie is, dit is je beginsituatie.
-Fitheidstesten tussendoor geven het trainingseffect aan.
-Met een fitheidstest op het eind kan je het eindresultaat van je trainingen zien.
-Sommige fitheidstesten zijn van wetenschappelijke aard (effecten van
trainingsprogramma’s)
-Sommige fitheidstesten dienen als diagnosemiddel (lichamelijke reacties op zware
inspanningen)
Conditie: de door fysieke en psychische factoren gekenmerkte toestand van lichamelijk
prestatievermogen.
Fitheid: het algemene vermogen om lichamelijke prestaties te leveren.
Fitheid is uit te splitsen in verschillende grondmotorische eigenschappen:
uithoudingsvermogen, snelheid, lenigheid, coördinatie en kracht. Naast de grondmotorische
eigenschappen kunnen er nog meer zaken worden getest, zoals lengte, gewicht, huidplooien
en bloeddruk. Dit zijn antropometrische eigenschappen.
Omschrijvingen van de grondmotorische (=motorische basiseigenschappen) eigenschappen:
Kracht: het vermogen om door spierwerking een bepaalde weerstand te overwinnen, tegen
te werken of te weerstaan.
Snelheid: de afstand die per tijdseenheid wordt afgelegd -> in m/s of km/u.
Uithoudingsvermogen: het vermogen om een lichamelijke belasting vol te houden. Hierbij
kun je onderscheid maken in aeroob (met zuurstof) en anaeroob (zonder zuurstof)
uithoudingsvermogen.
Lenigheid: de mate van bewegingsuitslagen van de gewrichten -> ook wel flexibiliteit
genoemd.
Coördinatie: de organisatie en besturing van het motorische systeem.
Als je wilt dat de meting betrouwbaar is, zal je de test meerdere malen moeten uitvoeren.
De tests moeten dan aan vier voorwaarden voldoen:
1 Zoek een geschikt meetinstrument dat meet wat je wilt meten. Dit noem je de validiteit
van een test.
2 Voer de test uit onder dezelfde omstandigheden (buiten, tijdstip, weer, ondergrond).
3 Gebruik steeds hetzelfde meetinstrument.
4 Gebruik het testinstrument op dezelfde wijze.
Bij tests of metingen spelen haalbaarheid en meetbaarheid ook een rol.
Onder haalbaarheid verstaan we dat een doel reëel moet zijn -> het moet realiseerbaar zijn
in de periode die je tot je beschikking hebt.
Meetbaarheid wil zeggen dat het meetresultaat een betekenisvolle waarde moet opleveren
voor de beoordeling van het trainingseffect -> het resultaat moet je kunnen meten om te
controleren of je op de juiste manier getraind hebt.