Inleiding:
3.1 klassieke conditionering
3.2 operante conditionering
toepassingen
3.3 cognitief perspectief op leren
• Hoe wordt nieuw gedrag aangeleerd?
• Stel je voor dat spinnenangst/vliegangst aangeleerd is, zou je daar dan van af kunnen
geraken?
• Werkt straffen beter/slechter dan belonen?
Leren en omgeving
Definitie
behavioristische definitie = Leren is een verandering in gedrag
Bijkomende eigenschappen:
- Relatief duurzaam i.t.t. kortstondige veranderingen zoals emoties. Het
moet blijven bestaan dus geen kortstondige veranderingen vb.
voetbalmatch en iemand wint en je springt recht (iets kortstondig, dit is niet
leren)
- Niet het gevolg van lichamelijke veranderingen door letsel, ziekte of
lichamelijke rijping ( hersenletsel , spraakproblemen)
- ≠ reflex of instinctief gedrag vb. heel dicht bij iets warm komen ga je
automatisch weg trekken ( dit is niet aangeleerd)
- Leren kan soms optreden zonder dat er wijzigingen optreden in het
gedrag. We zien het niet echt in jouw gedrag maar je hebt het wel geleerd
Vb. EHBO dit heb je geleerd maar je gebruikt het niet
dus: leren is een relatief duurzame verandering in (potentieel) gedrag dat het
gevolg is van gerelateerde omgevingsgebeurtenissen/bepaalde ervaringen
Eenvoudige Vormen van leren
- Habituatie: leren om niet te reageren op de herhaalde aanbieding van
een stimulus (prikkel) – vb. als je in het begin slaapt dicht bij een spoorweg
zal je in het begin het horen maar daarna wen je er aan
- Senitisatie: leren om steeds sterker te reageren op de herhaalde
aanbieding van een stimulus – vb. Als je je gordel niet aan hebt dan piept
dat en dan wen je daar niet aan (vervelend) dus je zal je gordel aan doen.
Lekkende kraan, kan steeds gevoeliger voor worden.
- Mere exposure effect: Aangeleerde voorkeur voor stimuli waar we al
eerder aan zijn blootgesteld. Pure blootstelling. Mensen die we meer zien
zullen we vaak knapper, mooier zien dan de eerste keer. Als we het vaker
zien dan vinden we het leuker. Vb. reclame
, 3.1 Klassieke conditionering
‘ontdekt’ door Ivan Pavlov (1849-1936) -> hij was niet van plan om dit te
ontdekken– hij wou zien hoe spijsvertering werkte.
- hond begon speeksel te produceren wanneer ze de onderzoekers zagen, of
andere prikkels ( tikkende, lichtjes) – als je die prikkel consequent samen aanleert
(voedsel+ prikkel) zal die een verband hier rond maken. -> hond begon al te
kwijlen alvorens het voedsel er was.
- Conditionering -> als je in de zetel zit heb je direct zin in chips
= het leren van een verband tussen een stimulus en een respons (gedrag dat er
op volgt)
Waarbij een irrelevante/neutrale stimulus het vermogen krijgt om dezelfde
aangeboren reflex op te roepen als een relevante stimulus (hier voedsel – roept
automatisch een reflex op). Relevante stimilus
( lichtje, toon is in het begin neutraal (geen verband) maar omdat die wordt
aangeboden een aantal keer zal die dezelfde kracht hebben om een reflex te
worden
Terminologie
NS = neutrale stimulus -> die geen geconditioneerde respons oproept
US of UCS = ongeconditioneerde stimulus -> een stimilus die zonder
conditionering een reflexieve respons oproept vb. voedsel
UR of UCR = ongeconditioneerde respons -> de respons die voorafgaande aan de
verwervingsfase wordt opgeroepen door een ongeconditioneerde stimulus
CS = geconditioneerde stimulus -> een oorspronkelijk neutrale stimilus die na
leerproces de geconditioneerde respons oproept
CR = geconditioneerde respons -> een respons wordt opgeroepen door een
oorspronkelijke neutrale stimulus die na een leerproces geassocieerd wordt met
de ongecondiotioneerde stimilus
(goed kennen)