DEEL 1: SOCIALE WAARNEMING
1.1 Hoe vormen we een beeld van mensen?
Beeldvormingsproces = het beeld dat mensen zich vormen van andere
mensen
- Beeldvormingsproces is de start van meeste sociale interacties
- Door bewuste en onbewuste processen vormen mensen zich snel
een beeld beïnvloedt verdere interacties tussen mensen
- Hoe mensen reageren op iemand hangt af van het beeld dat iemand
van die persoon heeft
Eerste indruk = je vormt jezelf spontaan en op basis van een aantal
kenmerken die je waarneemt een totaalbeeld van een persoon
- Wanneer we iemand voor de eerste keer zien wordt er spontaan een
beeld geactiveerd over de groep waartoe die persoon hoort
- De stereotypen over die groep dragen dus bij aan de eerste indruk
over die persoon
1.2 De eerste indruk
Bij waarneming wordt een heel grote hoeveelheid prikkels door ons brein
gefilterd tot een aantal patronen waar we een betekenis aan toekennen
Sociale waarneming is breder
- Je vormt een percept, een zintuigelijke waarneming
- Dit wordt verder uitgewerkt zonder enige moeite
- Die uitwerking is een concept
- Conclusie: de waarneming is dus een percept en de invulling ervan
is het concept
- Bv. je ziet mooi meisje (percept), die gaat leuk en tof zijn (concept),
je gaat je best doen om hiermee bevriend te worden (gedrag)
Waarop baseren we ons voor deze eerste indruk?
Wanneer we het hebben over percept, waarneming van een persoon
kunnen we maar een aantal aspecten echt waarnemen
We baseren onze eerste indruk vooral op het visuele, het zichtbare
Dit visueel aspect bestaat uit 3 blokken:
- Het uiterlijk
- De lichaamstaal
- Het gedrag
Het uiterlijk:
Meestal het eerste wat iemand van een persoon waarneemt
Bv. haarkleur, huidskleur, kledingstijl,…
We letten spontaan het eerste op leeftijd, geslacht en huidskleur
Lichaamstaal:
1
, Theorie van Mehrabian
Gaat over de boodschap en de manier waarop een boodschap van de ene
persoon naar de andere wordt overgebracht als onderdeel van
waarneming
7-38-55 regel: boodschap bestaat voor
- 7% woorden, inhoud
- 38% toon, intonatie
- 55% lichaamstaal
Maar vaak fout geciteerd
- Deze 7-38-55 regel geldt alleen wanneer de boodschap ambigu is
- Dus wanneer de intonatie, manier waarop boodschap gebracht
wordt en inhoud elkaar tegenspreken
- Bv. je krijgt een cadeau en zegt ‘ik ben heel blij’, terwijl je aan
lichaamstaal ziet dat dit niet klopt
Gedrag:
Waarneming is cultuurgebonden
Mensen uit verschillende culturen kijken op een andere manier naar
gezichten
Bv. Aziatische mensen kijken eerst naar ogen terwijl Europeanen eerst
kijken naar de mond
Spontane beeldvorming
Mens vormt zich snel een beeld van persoon op basis van weinig gegevens
Bv. je ziet iemand op school met een paars-wit lint en denkt dat dit een
feestpersoon is die waarschijnlijk altijd lessen skipt
Deze evaluatie van onze waarneming gebeurt in milliseconden en is
automatisch:
- Het is niet de bedoeling
- Je bent je er niet noodzakelijk van bewust
- Het vergt niet je aandacht
- Je kan het niet tegenhouden
Spontane beeldvorming gebeurt in onze hersenen adhv cognitieve
schema’s
Cognitieve schema’s
Cognitieve schema’s = menselijke, innerlijke structuren over de wijze
waarop bepaalde zaken of gebeurtenissen samenhangen
Door ervaring op te doen leer je dat bepaalde dingen samen voorkomen/op
elkaar volgen
Deze ervaringen basis van cognitief schema
Ervaring = dingen die we zelf hebben meegemaakt + dingen die we gezien
en gehoord hebben
Hetgeen we waarnemen ordenen we zodat het voor ons logisch overkomt
of past binnen onze cognitieve schema’s
3 voordelen van cognitieve schema’s volgens Roos Vonk:
2
, - Schijnwerper
- Gatenvuller
- Gedragswijzer
Schijnwerper:
Ze zorgen ervoor dat je aandacht naar de juiste zaken gaan
Bv. als je voor een agent staat, gaat je focus naar het uniform en niet naar
dat die een snor heeft
Onze schema’s duwen onze aandacht in de voor ons meest relevante
richting
Gatenvuller:
We vullen met cognitieve schema’s de ontbrekende info in
Bv. iemand die net is verlaten door zijn partner zal zich wel heel eenzaam
voelen
Gedragswijzer:
Door de info gelinkt aan hetgeen we zien en wat we invullen weten we hoe
we ons moeten gedragen
We moeten hierdoor niet lang nadenken over ons gedrag
Bv. je denkt dat mensen die met een bakfiets rijden milieuvriendelijke
mensen zijn met jonge kinderen, dus als ze de weg versperren ga je
glimlachen
Nadelen en gevaren van cognitieve schema’s:
Leidt tot stereotypering
Veralgemeningen met betrekking tot groepen van mensen bv. bij ouderen,
vrouwen, leraars, mensen met een beperking
Bepaalde kenmerken worden als typisch gezien voor elk lid zonder
onderscheid
Voorbeeld cognitieve functies volgens Vonk in New York werd een
Afrikaanse man aangehouden door de politie, hij werd gezien als voortvluchtige
verkrachter. De man wou zijn portefeuille pakken om zijn pas te tonen, politie
dacht dat hij geweer wou nemen dus ze schoten hem neer
Vanuit standpunt politie Vanuit standpunt jongen
Schijnwerper = de hand van de Schijnwerper = uniform
jongeman verdwijnt in Gatenvuller =
binnenzak identiteitscontrole
Gatenvuller = hij neemt een Gedragswijze = papieren
pistool nemen
Gedragswijze = verdedigen
door aan te vallen
Voorbeeld experiment van Correll:
3
, In 2002 onderzochten Correll en zijn team in de VS het fenomeen ‘shooter
bias’.
Witte deelnemers speelden een computergame waarin ze moesten
schieten op gewapende personen en niet schieten op ongewapende
personen.
Ze kregen zowel zwarte als witte mensen te zien, met een vuurwapen of
een onschuldig voorwerp.
Bij witte mensen maakten de deelnemers ongeveer evenveel fouten,
ongeacht of ze gewapend waren.
Bij zwarte mensen maakten ze vaker fouten: ze schoten vaker op
ongewapende zwarte mensen en aarzelden minder bij gewapende zwarte
mensen.
De conclusie: deelnemers waren sneller en vaker geneigd om te schieten
op zwarte mensen, ongeacht of ze een wapen hadden.
Shooter bias = fenomeen waarbij mensen meer en sneller geneigd zijn om
op ongewapende individuen van kleur te schieten dan op ongewapende
witte individuen. Mensen zijn meer en sneller geneigd te schieten op
zwarte mensen in een gesimuleerde situatie waarbij ze moesten beslissen
of iemand een wapen droeg of niet
Voorbeeld experiment Essien:
Deden dit experiment met deelnemers van verschillende etnische
achtergronden en huiskleuren bv. mensen met Turkse en Duitse roots
Ook zij vonden bewijs voor de shooter bias de bias is dus niet beperkt
tot de VS of focus op mensen met een zwarte huiskleur
Conclusie: de resultaten van Essien bevestigen die van Correll en wijzen op
een bredere systematische vooringenomenheid die in verschillende
culturen kan optreden
MAAR ER IS HOOP:
Wanneer deze proef werd uitgevoerd door echte politieagenten die
getraind en geschoold zijn zagen we geen verschil
Wanneer de jongeren uit de eerste proef de resultaten hadden gezien en
de test opnieuw moesten doen viel het verschil ook weg
onze schema’s zijn flexibel wanneer we ons er van bewust zijn
belang van bewustwording en training om zulke fouten in politie- en
andere beslissingen te verminderen.
Welke schema’s worden gemobiliseerd?
Onze cognitieve schema’s komen niet zomaar naar boven.
Er zit een zekere voorspelbaarheid in
Welke factoren zorgen ervoor dat een welbepaald schema eerder
bovenkomt dan andere?
1) Negatieve prikkels krijgen voorrang
4
1.1 Hoe vormen we een beeld van mensen?
Beeldvormingsproces = het beeld dat mensen zich vormen van andere
mensen
- Beeldvormingsproces is de start van meeste sociale interacties
- Door bewuste en onbewuste processen vormen mensen zich snel
een beeld beïnvloedt verdere interacties tussen mensen
- Hoe mensen reageren op iemand hangt af van het beeld dat iemand
van die persoon heeft
Eerste indruk = je vormt jezelf spontaan en op basis van een aantal
kenmerken die je waarneemt een totaalbeeld van een persoon
- Wanneer we iemand voor de eerste keer zien wordt er spontaan een
beeld geactiveerd over de groep waartoe die persoon hoort
- De stereotypen over die groep dragen dus bij aan de eerste indruk
over die persoon
1.2 De eerste indruk
Bij waarneming wordt een heel grote hoeveelheid prikkels door ons brein
gefilterd tot een aantal patronen waar we een betekenis aan toekennen
Sociale waarneming is breder
- Je vormt een percept, een zintuigelijke waarneming
- Dit wordt verder uitgewerkt zonder enige moeite
- Die uitwerking is een concept
- Conclusie: de waarneming is dus een percept en de invulling ervan
is het concept
- Bv. je ziet mooi meisje (percept), die gaat leuk en tof zijn (concept),
je gaat je best doen om hiermee bevriend te worden (gedrag)
Waarop baseren we ons voor deze eerste indruk?
Wanneer we het hebben over percept, waarneming van een persoon
kunnen we maar een aantal aspecten echt waarnemen
We baseren onze eerste indruk vooral op het visuele, het zichtbare
Dit visueel aspect bestaat uit 3 blokken:
- Het uiterlijk
- De lichaamstaal
- Het gedrag
Het uiterlijk:
Meestal het eerste wat iemand van een persoon waarneemt
Bv. haarkleur, huidskleur, kledingstijl,…
We letten spontaan het eerste op leeftijd, geslacht en huidskleur
Lichaamstaal:
1
, Theorie van Mehrabian
Gaat over de boodschap en de manier waarop een boodschap van de ene
persoon naar de andere wordt overgebracht als onderdeel van
waarneming
7-38-55 regel: boodschap bestaat voor
- 7% woorden, inhoud
- 38% toon, intonatie
- 55% lichaamstaal
Maar vaak fout geciteerd
- Deze 7-38-55 regel geldt alleen wanneer de boodschap ambigu is
- Dus wanneer de intonatie, manier waarop boodschap gebracht
wordt en inhoud elkaar tegenspreken
- Bv. je krijgt een cadeau en zegt ‘ik ben heel blij’, terwijl je aan
lichaamstaal ziet dat dit niet klopt
Gedrag:
Waarneming is cultuurgebonden
Mensen uit verschillende culturen kijken op een andere manier naar
gezichten
Bv. Aziatische mensen kijken eerst naar ogen terwijl Europeanen eerst
kijken naar de mond
Spontane beeldvorming
Mens vormt zich snel een beeld van persoon op basis van weinig gegevens
Bv. je ziet iemand op school met een paars-wit lint en denkt dat dit een
feestpersoon is die waarschijnlijk altijd lessen skipt
Deze evaluatie van onze waarneming gebeurt in milliseconden en is
automatisch:
- Het is niet de bedoeling
- Je bent je er niet noodzakelijk van bewust
- Het vergt niet je aandacht
- Je kan het niet tegenhouden
Spontane beeldvorming gebeurt in onze hersenen adhv cognitieve
schema’s
Cognitieve schema’s
Cognitieve schema’s = menselijke, innerlijke structuren over de wijze
waarop bepaalde zaken of gebeurtenissen samenhangen
Door ervaring op te doen leer je dat bepaalde dingen samen voorkomen/op
elkaar volgen
Deze ervaringen basis van cognitief schema
Ervaring = dingen die we zelf hebben meegemaakt + dingen die we gezien
en gehoord hebben
Hetgeen we waarnemen ordenen we zodat het voor ons logisch overkomt
of past binnen onze cognitieve schema’s
3 voordelen van cognitieve schema’s volgens Roos Vonk:
2
, - Schijnwerper
- Gatenvuller
- Gedragswijzer
Schijnwerper:
Ze zorgen ervoor dat je aandacht naar de juiste zaken gaan
Bv. als je voor een agent staat, gaat je focus naar het uniform en niet naar
dat die een snor heeft
Onze schema’s duwen onze aandacht in de voor ons meest relevante
richting
Gatenvuller:
We vullen met cognitieve schema’s de ontbrekende info in
Bv. iemand die net is verlaten door zijn partner zal zich wel heel eenzaam
voelen
Gedragswijzer:
Door de info gelinkt aan hetgeen we zien en wat we invullen weten we hoe
we ons moeten gedragen
We moeten hierdoor niet lang nadenken over ons gedrag
Bv. je denkt dat mensen die met een bakfiets rijden milieuvriendelijke
mensen zijn met jonge kinderen, dus als ze de weg versperren ga je
glimlachen
Nadelen en gevaren van cognitieve schema’s:
Leidt tot stereotypering
Veralgemeningen met betrekking tot groepen van mensen bv. bij ouderen,
vrouwen, leraars, mensen met een beperking
Bepaalde kenmerken worden als typisch gezien voor elk lid zonder
onderscheid
Voorbeeld cognitieve functies volgens Vonk in New York werd een
Afrikaanse man aangehouden door de politie, hij werd gezien als voortvluchtige
verkrachter. De man wou zijn portefeuille pakken om zijn pas te tonen, politie
dacht dat hij geweer wou nemen dus ze schoten hem neer
Vanuit standpunt politie Vanuit standpunt jongen
Schijnwerper = de hand van de Schijnwerper = uniform
jongeman verdwijnt in Gatenvuller =
binnenzak identiteitscontrole
Gatenvuller = hij neemt een Gedragswijze = papieren
pistool nemen
Gedragswijze = verdedigen
door aan te vallen
Voorbeeld experiment van Correll:
3
, In 2002 onderzochten Correll en zijn team in de VS het fenomeen ‘shooter
bias’.
Witte deelnemers speelden een computergame waarin ze moesten
schieten op gewapende personen en niet schieten op ongewapende
personen.
Ze kregen zowel zwarte als witte mensen te zien, met een vuurwapen of
een onschuldig voorwerp.
Bij witte mensen maakten de deelnemers ongeveer evenveel fouten,
ongeacht of ze gewapend waren.
Bij zwarte mensen maakten ze vaker fouten: ze schoten vaker op
ongewapende zwarte mensen en aarzelden minder bij gewapende zwarte
mensen.
De conclusie: deelnemers waren sneller en vaker geneigd om te schieten
op zwarte mensen, ongeacht of ze een wapen hadden.
Shooter bias = fenomeen waarbij mensen meer en sneller geneigd zijn om
op ongewapende individuen van kleur te schieten dan op ongewapende
witte individuen. Mensen zijn meer en sneller geneigd te schieten op
zwarte mensen in een gesimuleerde situatie waarbij ze moesten beslissen
of iemand een wapen droeg of niet
Voorbeeld experiment Essien:
Deden dit experiment met deelnemers van verschillende etnische
achtergronden en huiskleuren bv. mensen met Turkse en Duitse roots
Ook zij vonden bewijs voor de shooter bias de bias is dus niet beperkt
tot de VS of focus op mensen met een zwarte huiskleur
Conclusie: de resultaten van Essien bevestigen die van Correll en wijzen op
een bredere systematische vooringenomenheid die in verschillende
culturen kan optreden
MAAR ER IS HOOP:
Wanneer deze proef werd uitgevoerd door echte politieagenten die
getraind en geschoold zijn zagen we geen verschil
Wanneer de jongeren uit de eerste proef de resultaten hadden gezien en
de test opnieuw moesten doen viel het verschil ook weg
onze schema’s zijn flexibel wanneer we ons er van bewust zijn
belang van bewustwording en training om zulke fouten in politie- en
andere beslissingen te verminderen.
Welke schema’s worden gemobiliseerd?
Onze cognitieve schema’s komen niet zomaar naar boven.
Er zit een zekere voorspelbaarheid in
Welke factoren zorgen ervoor dat een welbepaald schema eerder
bovenkomt dan andere?
1) Negatieve prikkels krijgen voorrang
4