Vanaf het begin van de mensheid stonden mensen voor dezelfde uitdaging: overleven en zich
aanpassen aan hun omgeving. Hiervoor beschikken mensen over een universal psychological
toolkit – een set van aangeboren psychologische vaardigheden en motieven, zoals taal,
emoties, geheugen en persoonlijkheidstrekken. Deze “gereedschappen” zijn door evolutie
gevormd en maken het mogelijk om basisbehoeften te vervullen, sociale relaties aan te gaan
en culturele vormen te ontwikkelen.
Een belangrijk onderdeel is shared intentionality: het vermogen om te begrijpen dat anderen
intenties hebben en dat zij ook weten dat wij intenties hebben. Dit maakt samenwerking,
sociale coördinatie en uiteindelijk cultuur mogelijk.
Daarnaast beschikken mensen over het vermogen tot de ratchet effect: eenmaal ontwikkelde
verbeteringen worden doorgegeven en verder opgebouwd, waardoor kennis en cultuur zich
voortdurend ontwikkelen en niet terugvallen.
Andere cruciale elementen zijn taal (om intenties en kennis te delen), geheugen (om
geschiedenis, tradities en plannen te vormen), emoties (voor snelle reacties en sociale
binding), en persoonlijkheidstrekken (zoals extraversie en zorgvuldigheid).
Omdat mensen efficiënter en veiliger leven in groepen dan alleen, ontstond groepsleven met
arbeidsverdeling en samenwerking. Dit vergroot de overlevingskans, maar brengt ook risico’s
op conflicten en chaos. Cultuur biedt het antwoord: het helpt groepen sociale coördinatie te
versterken en wanorde te beperken, waardoor samenleven mogelijk wordt.
Alle menselijke groepen staan voor dezelfde uitdaging: zich aanpassen aan hun omgeving om
in hun behoeften te voorzien. Mensen beschikken over een universele psychologische toolkit,
maar ze hebben cultuur nodig om sociale coördinatie te versterken, orde te bewaren en chaos
te verminderen. Cultuur bestaat uit gedeelde manieren van denken, voelen en doen die van
generatie op generatie worden doorgegeven. Het biedt richtlijnen en voorkomt dat elke
generatie het wiel opnieuw moet uitvinden, omdat kennis steeds verder wordt opgebouwd
(ratchet effect).
Het begrip cultuur kent veel definities: het verwijst naar regels en normen, tradities,
symbolen, gedeelde gewoontes, sociale erfenis, betekenis- en informatiesystemen, en
manieren van leven binnen groepen. Wat als cultuur wordt beschouwd, verschilt bovendien
per land: in Japan kan het bloemschikken of een theeceremonie betekenen, in Frankrijk kunst
en eten, en elders religieuze rituelen.
Een werkdefinitie luidt: cultuur is een uniek betekenis- en informatiesysteem, gedeeld door
een groep en overgedragen tussen generaties, dat mensen helpt te overleven, welzijn en geluk
na te streven, en zin aan het leven te geven. Cultuur omvat niet alleen basisbehoeften (eten,
voortplanting, onderdak), maar ook complexere zaken als kunst, sport, wetenschap, religie, en
zelfs oorlog.
,Wat cultuur uniek menselijk maakt, is dat ze cumulatief is (kennis en technieken bouwen
voort op elkaar), ondersteund wordt door taal en shared intentionality, en sterk verschilt van
dierenculturen. Menselijke cultuur is bovendien complex (veel lagen van sociale structuren),
gedifferentieerd (rolverdeling en specialisatie), en geïnstitutionaliseerd (organisaties,
overheden, religies, clubs).
Het onderscheid tussen cultuur en verwante begrippen:
Samenleving verwijst naar sociale structuren en relaties; cultuur geeft daar betekenis
aan.
Ras is geen cultuur; het is vooral een sociale constructie. Cultuur geeft betekenis aan
ras, niet andersom.
Persoonlijkheid is individueel en uniek, terwijl cultuur gedeeld en relatief stabiel is.
Populaire cultuur (muziek, trends, kunst) lijkt op cultuur omdat het gedeeld wordt,
maar het is tijdelijk en vluchtig, terwijl cultuur structureel en duurzaam is.
De inhoud van cultuur kan worden verdeeld in objectieve en subjectieve elementen.
Objectieve elementen zijn tastbaar en zichtbaar, zoals gebouwen, kleding, eten,
kunst, muziek, massamedia of sociale media. Ze geven aanwijzingen over culturele
trends en worden vaak bestudeerd in archeologie of fysieke antropologie.
Subjectieve elementen omvatten niet-tastbare zaken zoals houdingen, normen,
waarden, overtuigingen en gedrag. Dit zijn psychologische processen die samen het
betekenissysteem van een groep vormen.
Binnen de subjectieve elementen spelen Values een centrale rol. Dit zijn leidende principes
die doelen en gewenst gedrag aangeven. Ze bestaan op individueel niveau (persoonlijk) en op
cultuurniveau (gedeeld). Hofstede identificeerde zes belangrijke cultuurdimensies op basis
van values:
1. Individualisme vs. collectivisme
2. Machtsafstand
3. Onzekerheidsvermijding
4. Masculiniteit vs. feminiteit
5. Lange- vs. kortetermijngerichtheid
6. Indulgentie vs. terughoudendheid
Sommige waarden zijn niet onderhandelbaar en worden sacred values genoemd. Deze zijn
verbonden aan morele overtuigingen en worden als absoluut en onaantastbaar gezien,
bijvoorbeeld familie-eer, religieuze toewijding of rechtvaardigheid.
Beliefs zijn overtuigingen die als waar worden beschouwd. Ze bestaan eveneens op
individueel en cultureel niveau. Op cultureel niveau worden ze ook wel social axioms
genoemd: algemene uitgangspunten over de mens, de sociale en fysieke omgeving en de
spirituele wereld. Voorbeelden zijn “goed gedrag wordt beloond, slecht gedrag bestraft” of
“religie helpt om de zin van het leven te begrijpen.”
Onderzoek identificeerde twee belangrijke culturele dimensies van social axioms:
, 1. Dynamic externality – geloof in externe krachten zoals lotsbestemming, een hogere
macht of spiritualiteit. Vaak verbonden met collectivistische en hiërarchische culturen.
2. Societal cynicism – een pessimistische kijk op de wereld en het idee dat machtige
anderen het individu onderdrukken.
Een bijzonder type overtuiging is belief in a zero-sum game: het idee dat sociale relaties
antagonistisch zijn, waarbij de winst van de een altijd verlies voor de ander betekent. Sterk
geloof hierin hangt samen met lagere economische ontwikkeling, meer ongelijkheid en
minder welzijn.
Een belangrijk geloofssysteem is religion, dat georganiseerde systemen van overtuigingen
biedt en richting geeft aan waarden, normen en levenswijzen. Religie helpt sociale coördinatie
en voorkomt chaos. Het is verbonden met zelfregulatie, naleving van normen en vaak ook met
positieve effecten zoals meer geluk, gezondheid en sociale verbondenheid. Religiositeit kent
vier dimensies: believing (geloof), bonding (spiritualiteit en verbondenheid), behaving
(gedragsregels), en belonging (lidmaatschap en groepsgevoel).
Norms zijn algemeen aanvaarde standaarden voor gedrag binnen een cultuur of subcultuur.
Ze geven aan wat als passend wordt gezien in een situatie, vergroten sociale coördinatie en
verminderen chaos. Voorbeelden zijn kledingvoorschriften of regels voor emotionele
expressie.
Rituals zijn cultureel voorgeschreven routines of procedures die gedrag structureren, zoals
huwelijksceremonies of religieuze gebeden. Ze verminderen onzekerheid en bevestigen de
culturele betekenis van wat “hoort” in een situatie.
Sommige rituelen hangen samen met beleefdheid en worden vastgelegd in etiquette:
gedragsregels die voorschrijven wat als beleefd wordt gezien. Wat als beleefd geldt, verschilt
per cultuur (bijv. oogcontact kan in de VS respectvol zijn, maar elders respectloos).
Een belangrijke culturele dimensie is tightness versus looseness. In “strakke” culturen zijn
normen duidelijk en wordt afwijkend gedrag streng bestraft (zoals in Japan of Singapore). In
“losse” culturen zijn normen minder streng en is er meer tolerantie voor afwijkingen (zoals in
Thailand of Israël). De mate van tightness hangt samen met factoren zoals
bevolkingsdichtheid, dreigingen (oorlog, rampen, ziektes) en sociopolitieke context. Strakke
samenlevingen bieden meer stabiliteit maar minder creativiteit en geluk; losse samenlevingen
bieden meer vrijheid maar ook meer chaos.
Attitudes zijn evaluaties en oordelen over objecten, gedragingen of ideeën. Culturen
beïnvloeden welke attitudes mensen ontwikkelen, zoals overtuigingen over democratie of
leiderschap.
Cultural worldviews zijn cultuur-specifieke geloofssystemen over de wereld, die attitudes,
overtuigingen, waarden en meningen bevatten. Ze bepalen hoe mensen hun sociale en fysieke
realiteit zien. In de VS benadrukt men vaak individuele verantwoordelijkheid, terwijl in
collectivistische culturen keuzes en gevolgen als groepszaken worden gezien.
, Self-concept verwijst naar de cognitieve voorstelling van wie men is – ideeën en beelden over
zichzelf in relatie tot anderen. Het omvat fysieke, mentale, sociale en historische aspecten en
verandert in de loop van de tijd. Het vormt een kern van persoonlijke identiteit en is deels
bewust en deels onbewust.
Cultuur beïnvloedt mentale processen en gedrag op verschillende manieren. Een directe
manier is via normen: culturen geven sociale contexten specifieke betekenissen, die bepalen
hoe mensen denken, voelen en handelen. Zo gedraagt men zich anders in een collegezaal dan
tijdens een persoonlijk gesprek met dezelfde professor. Naast normen beïnvloedt cultuur ook
bredere elementen zoals waarden, overtuigingen en wereldbeelden.
Het leren van deze culturele inhoud gebeurt via enculturation: het proces waarbij individuen
de manieren en gewoonten van hun specifieke cultuur leren en overnemen. Vanaf de
kindertijd leren mensen welke gedragingen passend zijn in bepaalde contexten, evenals
waarden, overtuigingen en attitudes. Hierdoor raken psychologische processen diep verweven
met cultuur.
Toch wordt gedrag niet alleen bepaald door cultuur. Ook biologische factoren,
persoonlijkheid, temperament en reactiviteit spelen een rol. Vaak werken culturele en niet-
culturele factoren samen.
De relatie tussen cultuur en gedrag is wederkerig en cyclisch. Cultuur beïnvloedt gedrag, maar
gedrag versterkt en verandert ook cultuur. Veranderingen kunnen ontstaan door nieuwe
leefwijzen, ecologische omstandigheden (zoals klimaatverandering), economische
ontwikkelingen of technologische innovaties (zoals sociale media). Dit kan leiden tot
culturele verandering en zelfs tot wereldwijde trends, zoals een toename van individualisme.
Sommige psychologische processen zijn universeel. Zo maken alle mensen attributions –
verklaringen over de redenen achter gedrag. Maar culturen verschillen in de inhoud en stijl
van die attributies. Hetzelfde geldt voor taal, emoties en moraal: de basis is universeel, maar
de invulling cultureel verschillend.
Om dit te beschrijven gebruiken psychologen de begrippen etics en emics. Etics verwijst naar
processen die universeel zijn en in alle culturen voorkomen. Emics verwijst naar processen
die verschillen tussen culturen en dus cultuur-specifiek zijn.
Samengevat: mensen lijken vaak verschillend in wat ze doen, maar zijn vergelijkbaar in
waarom ze het doen. Cultuur kan gedrag versterken, creëren, mogelijk maken of juist
onderdrukken. Uiteindelijk helpen culturen mensen te overleven en sociale orde te bewaren.