Stappenplan MSR tentamen
Week 1
Straftheorieën
Absolute theorie: retrubitivisme
Vergelding als grondslag van de straf. Straffen is het doel, omdat is misdaan. Balans moet worden
hersteld. Straffen moeten proportioneel zijn afhankelijk van schuld van de dader en ernst van het
gepleegde feit.
- Positief retributivisme: alle schuldige moeten worden bestraft (Kant, geen enkel strafbaar feit
wordt niet vergolden, morele noodzaak)
- Negatief retributivisme: alleen schuldige mag (niet: moet) worden bestraft (Hegel, vergelding is
geen morele plicht maar een bevoegdheid)
Retributivisme kijkt terug/naar verleden
Relatieve theorie: utilitarisme
Verwachte nut als grondslag van de straf
Relatieve theorie: rechtvaardiging straf is gebonden aan de effecten/doelen (reductie en preventie
van criminaliteit)
Utilitarisme kijkt naar de toekomst.
Verenigingstheorie (scherpe kanten afslepen)
• Utiliteit als algemene rechtvaardiging, aangevuld met negatief retributivisme: straffen
slechts gelegitimeerd voor zover zij bepaalde doelen verwezenlijken/nuttig zijn. Maar om dit
te bedwingen wordt er toegevoegd dat je pas mag overgaan op het verwezenlijken van die
doelen als alleen degene die schuldig zijn worden gestraft en naar de mate van hun schuld
(proportionaliteit) uitgangspunt: legitimatie van de straf is het doel dat je ermee bereikt,
maar dit mag niet door disproportioneel te straffen en al helemaal niet door onschuldige te
straffen.
• Vergelding als algemene rechtvaardiging, afgezwakt met utilitaristische overwegingen:
proportionele vergelding is de bovengrens. Daaronder is het ook goed om andere doelen na
te streven. Zoals beveiliging, speciale/generale preventie en rehabilitatie. Het nastreven van
zo’n doel mag alleen niet boven de bovengrens van de proportionele vergelding komen.
(dominante versie in Nederland) (tweesporenstelsel van straffen en maatregelen)
Week 2
Wederrechtelijkheid
Element wederrechtelijkheid
- rechtvaardigingsgrond OVAR (art. 352 lid 2 Sr)
Bestanddeel wederrechtelijkheid
- HR ruime opvatting (element en bestanddeel schuiven in elkaar) (HR Dreigbrief)
- wederrechtelijkheid niet bewezen vrijspraak (art. 352 lid 1 Sr)
- rechtvaardigingsgrond vrijspraak (art. 352 lid 1 Sr)
- Facetwederrechtelijkheid
- facetwederrechtelijkheid niet bewezen vrijspraak (art. 352 lid 1 Sr)
- rechtvaardigingsgrond OVAR (art. 352 lid 2 Sr)
, Causaliteit
Leer van de redelijke toerekening – HR Bloedvergifiting r.o. 3.4, HR Groningse hiv zaak r.o. 2.3, HR
koolstofmonoxide vergiftiging r.o. 2.5
1. Aard van de gedraging: gedraging geschikt om het gevolg in het leven te roepen of gedraging heeft
het risico op het gevolg aanzienlijk vergroot (HR Koolstofmonoxide r.o. 2.3.2)
2. Ernst van het letsel/persoon van het slachtoffer: persoon van het slachtoffer komt voor rekening
van de verdachte. You take the victim as you find him.
3. Aard en strekking van het delict: Wat probeert de bepaling (DO) te beschermen? Sluit het gevolg
aan bij wat het delict probeert te beschermen?
4. Opzet: Was er opzet op het gedrag?
5. Tijdsverloop en complexiteit van de causale keten
- Tussenkomende factoren (HR Dwarsleasie r.o. 5.4.2, HR Bloedvergiftiging r.o. 3.4)
- Onduidelijkheid over wat de oorzaak is (HR Groningse hiv zaak r.o. 2.4.4)
Tussenkomende factoren: causaal verband niet perse onmogelijk bij
- eigen invloed slachtoffer HR Dwarsleasie
- latere incidenten/bijdragen derden HR Bloedvergiftiging
- hoogst onwaarschijnlijke alternatieve mogelijkheid HR Bloedvergiftiging
HR Dwarslaesie: r.o. 5.4.2
Eigen keuze slachtoffer maar die tussenkomende factor was niet zo drastisch/zwaarwegend om het
gevolg niet meer aan de verdachte toe te rekenen omdat:
- verdachte heeft de vrouw in positie gebracht om die moeilijke beslissing te maken
- beslissing van slachtoffer zelf is niet zo drastisch dat het niet meer redelijk is om toe te rekenen aan
het slachtoffer
- ernst van letsel is heel heftig en niet zomaar een schrammetje
HR Bloedvergiftiging: Hoogst onwaarschijnlijke tussenkomende factor staat niet in de weg voor
redelijke toerekening
Alternatieve oorzaak (csqn verband kan niet worden bewezen, csqn is ondergrens) HR Groningse hiv
r.o. 2.4.4
1. Kan gedraging verdachte onmisbare schakel zijn geweest? Zo ja
2. Is ook aannemelijk dat gevolg met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door gedraging van
verdachte is veroorzaakt?
- Concrete omstandigheden
- Hulpmiddel: is aard gedraging geschikt om gevolg te realiseren en wettigt zij het vermoeden
dat zij heeft geleid tot het gevolg?
- Alternatieve oorzaak moet hoogst onwaarschijnlijk zijn (net als bij bloedvergiftiging)
Week 3
Voorwaardelijk opzet HR HIV 1
= Bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden (HIV 1 r.o. 3.6)
1. risicocomponent: aanmerkelijke kans (HIV 1 r.o. 3.6, Aanmerkelijke kans r.o. 5.3.2, schieten op
bovenwoning arrest r.o. 3.6)
HR HIV 1 r.o. 3.6:
- Omstandigheden van het geval
- Aard van de gedraging
- Algemene ervaringsregels
- NIET: ernst/aard gevolg
HR Aanmerkelijke kans r.o. 5.3.2:
- In de gegeven omstandigheden reële niet onwaarschijnlijke mogelijkheid
Week 1
Straftheorieën
Absolute theorie: retrubitivisme
Vergelding als grondslag van de straf. Straffen is het doel, omdat is misdaan. Balans moet worden
hersteld. Straffen moeten proportioneel zijn afhankelijk van schuld van de dader en ernst van het
gepleegde feit.
- Positief retributivisme: alle schuldige moeten worden bestraft (Kant, geen enkel strafbaar feit
wordt niet vergolden, morele noodzaak)
- Negatief retributivisme: alleen schuldige mag (niet: moet) worden bestraft (Hegel, vergelding is
geen morele plicht maar een bevoegdheid)
Retributivisme kijkt terug/naar verleden
Relatieve theorie: utilitarisme
Verwachte nut als grondslag van de straf
Relatieve theorie: rechtvaardiging straf is gebonden aan de effecten/doelen (reductie en preventie
van criminaliteit)
Utilitarisme kijkt naar de toekomst.
Verenigingstheorie (scherpe kanten afslepen)
• Utiliteit als algemene rechtvaardiging, aangevuld met negatief retributivisme: straffen
slechts gelegitimeerd voor zover zij bepaalde doelen verwezenlijken/nuttig zijn. Maar om dit
te bedwingen wordt er toegevoegd dat je pas mag overgaan op het verwezenlijken van die
doelen als alleen degene die schuldig zijn worden gestraft en naar de mate van hun schuld
(proportionaliteit) uitgangspunt: legitimatie van de straf is het doel dat je ermee bereikt,
maar dit mag niet door disproportioneel te straffen en al helemaal niet door onschuldige te
straffen.
• Vergelding als algemene rechtvaardiging, afgezwakt met utilitaristische overwegingen:
proportionele vergelding is de bovengrens. Daaronder is het ook goed om andere doelen na
te streven. Zoals beveiliging, speciale/generale preventie en rehabilitatie. Het nastreven van
zo’n doel mag alleen niet boven de bovengrens van de proportionele vergelding komen.
(dominante versie in Nederland) (tweesporenstelsel van straffen en maatregelen)
Week 2
Wederrechtelijkheid
Element wederrechtelijkheid
- rechtvaardigingsgrond OVAR (art. 352 lid 2 Sr)
Bestanddeel wederrechtelijkheid
- HR ruime opvatting (element en bestanddeel schuiven in elkaar) (HR Dreigbrief)
- wederrechtelijkheid niet bewezen vrijspraak (art. 352 lid 1 Sr)
- rechtvaardigingsgrond vrijspraak (art. 352 lid 1 Sr)
- Facetwederrechtelijkheid
- facetwederrechtelijkheid niet bewezen vrijspraak (art. 352 lid 1 Sr)
- rechtvaardigingsgrond OVAR (art. 352 lid 2 Sr)
, Causaliteit
Leer van de redelijke toerekening – HR Bloedvergifiting r.o. 3.4, HR Groningse hiv zaak r.o. 2.3, HR
koolstofmonoxide vergiftiging r.o. 2.5
1. Aard van de gedraging: gedraging geschikt om het gevolg in het leven te roepen of gedraging heeft
het risico op het gevolg aanzienlijk vergroot (HR Koolstofmonoxide r.o. 2.3.2)
2. Ernst van het letsel/persoon van het slachtoffer: persoon van het slachtoffer komt voor rekening
van de verdachte. You take the victim as you find him.
3. Aard en strekking van het delict: Wat probeert de bepaling (DO) te beschermen? Sluit het gevolg
aan bij wat het delict probeert te beschermen?
4. Opzet: Was er opzet op het gedrag?
5. Tijdsverloop en complexiteit van de causale keten
- Tussenkomende factoren (HR Dwarsleasie r.o. 5.4.2, HR Bloedvergiftiging r.o. 3.4)
- Onduidelijkheid over wat de oorzaak is (HR Groningse hiv zaak r.o. 2.4.4)
Tussenkomende factoren: causaal verband niet perse onmogelijk bij
- eigen invloed slachtoffer HR Dwarsleasie
- latere incidenten/bijdragen derden HR Bloedvergiftiging
- hoogst onwaarschijnlijke alternatieve mogelijkheid HR Bloedvergiftiging
HR Dwarslaesie: r.o. 5.4.2
Eigen keuze slachtoffer maar die tussenkomende factor was niet zo drastisch/zwaarwegend om het
gevolg niet meer aan de verdachte toe te rekenen omdat:
- verdachte heeft de vrouw in positie gebracht om die moeilijke beslissing te maken
- beslissing van slachtoffer zelf is niet zo drastisch dat het niet meer redelijk is om toe te rekenen aan
het slachtoffer
- ernst van letsel is heel heftig en niet zomaar een schrammetje
HR Bloedvergiftiging: Hoogst onwaarschijnlijke tussenkomende factor staat niet in de weg voor
redelijke toerekening
Alternatieve oorzaak (csqn verband kan niet worden bewezen, csqn is ondergrens) HR Groningse hiv
r.o. 2.4.4
1. Kan gedraging verdachte onmisbare schakel zijn geweest? Zo ja
2. Is ook aannemelijk dat gevolg met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door gedraging van
verdachte is veroorzaakt?
- Concrete omstandigheden
- Hulpmiddel: is aard gedraging geschikt om gevolg te realiseren en wettigt zij het vermoeden
dat zij heeft geleid tot het gevolg?
- Alternatieve oorzaak moet hoogst onwaarschijnlijk zijn (net als bij bloedvergiftiging)
Week 3
Voorwaardelijk opzet HR HIV 1
= Bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden (HIV 1 r.o. 3.6)
1. risicocomponent: aanmerkelijke kans (HIV 1 r.o. 3.6, Aanmerkelijke kans r.o. 5.3.2, schieten op
bovenwoning arrest r.o. 3.6)
HR HIV 1 r.o. 3.6:
- Omstandigheden van het geval
- Aard van de gedraging
- Algemene ervaringsregels
- NIET: ernst/aard gevolg
HR Aanmerkelijke kans r.o. 5.3.2:
- In de gegeven omstandigheden reële niet onwaarschijnlijke mogelijkheid