NCOI - MBA Eindopdracht Fase 1 - Cijfer 9.0 incl. feedback - (nieuwe stijl) Beroepsmethode - Beroepsproduct Handeling - 2020

De Handeling als beroepsproduct Een handeling betreft een complex van activiteiten, gericht op het tot stand brengen van een materieel of immaterieel product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. Een handeling is niet alleen iets wat u doet, maar ook iets wat u bewust nalaat te doen. Kortom, handelen kan ook actieve passiviteit betreffen. Waarom handelen? Voor een handeling is een aanleiding of een reden. Voorbeeld: Sinds een paar jaar neemt het aantal gevallen van de meningokokken W-ziekte toe. De gevaarlijke meningokokbacterie kan hersenvliesontsteking, bloedvergiftiging of zelfs overlijden veroorzaken. Daarom worden veertienjarigen massaal opgeroepen om zich te laten inenten (de inenting is hier de handeling). Ramon (geb. ) geeft gehoor aan de oproep en meldt zich op het spreekuur van dokter Monique Janssen op 14 mei om zich te laten inenten. Zij ent Ramon om 15.35 uur in. Daarmee is de handeling volbracht. U zou hier een onderscheid tussen de aanleiding (toename van het aantal gevallen van meningokokken) en de reden (het verschijnen van Ramon op het afgesproken tijdstip en de afgesproken plaats) van de handeling kunnen maken. De aanleiding om je te laten inenten kan veranderen, wat mogelijke gevolgen heeft voor de handeling. Beoogd en feitelijk resultaat & effect. Het uitvoeren van een handeling heeft een beoogd en een feitelijk resultaat of effect. Vanwege het eerste is een handeling dus (wel)overwogen. Als u wilt reflecteren op een handeling is het goed om eerst de aanleiding, het beoogde en feitelijke resultaat/effect te beschrijven of anderszins terug te halen. Ze vormen zoiets als de ankers van de handeling of de handelingsgrenzen (het toelaatbare). Handelen in het domein van de MBA Handelingen van managers worden samengevat met het werkwoord managen. Managers zouden zich volgens velen bezig moeten houden met vraagstukken van externe afstemming (lees: zorgen dat organisaties of delen daarvan de goede dingen doen) en interne afstemming (lees: zorgen dat de goede dingen goed worden gedaan). Managen is in lijn hiermee dus zorgen dat er (goed) afgestemd wordt. Het betreft feitelijk het maken of het tot stand brengen van afspraken, die niet vanzelf gemaakt worden of tot stand komen, of tegen te hoge kosten. Het handelen van managers is dus gericht op (goede) afstemming, bijvoorbeeld tussen medewerkers in teams, tussen wensen van afnemers en het aanbod van producten & diensten of tussen ‘de Business & IT’. In de Engelstalige literatuur wordt gesproken over bijvoorbeeld strategic alignment, strategic fit, goal alignment, business-IT alignment of organisatiestructuren die fit for purpose zijn. In lijn hiermee is het handelen van managers gericht op het realiseren van ‘fit of alignment’ op het niveau van individuen, (project)teams, business units of bedrijfsfuncties. In het Nederlands gaat het om begrippen als ‘passend’, ‘afgestemd’, ‘in overeenstemming met’ & ‘verbonden’. De opdracht Stap 1: Wat levert de student in? Voor het beroepsproduct "Handeling" voert u in uw werkpraktijk een (management)handeling uit. Deze handeling voert u uit op basis van kennis en inzicht vanuit uw opleidingen en op basis van een concrete aanleiding in uw organisatie. De handeling die u voor het beroepsproduct uitvoert is nieuw. Dat wil zeggen dat u voor dit beroepsproduct er bewust voor kiest om een bepaalde handeling uit te voeren. Omdat de handeling zelf niet te beoordelen is, wordt u beoordeeld op de wijze waarop u deze handeling heeft vormgegeven en uitgevoerd in de context van uw opleiding. Over deze handeling levert u daarom een reflectieverslag in. In dit reflectieverslag analyseert u de aanleiding, uw handeling en de beoogde en bereikte resultaten van deze handeling middels de PDCA-cyclus. Het reflectieverslag bestaat uit drie verschillende onderdelen: een visualisatie van de handeling volgens de flowchart (een kernachtige, schematische weergave) een evaluatie van de handeling volgens de PDCA-cyclus een reflectie op het eigen handelen en de eindkwalificaties De verschillende onderdelen worden als een document ingeleverd. Stap 2: Waar moet de opdracht aan voldoen? Voor dit product brengt u een door u uitgevoerde handeling in kaart. U analyseert de verschillende elementen hiervan en reflecteert hierop. U brengt de handeling in kaart aan de hand van onderstaand schema: U hanteert de volgende stappen: Stap 1: beschrijf de aanleiding en de reden van de handeling: Voorbeeld: uit een managementrapportage blijkt dat de prestaties van een medewerker opnieuw achterblijven bij de verwachtingen (=de aanleiding). Er moet nu iets gebeuren, want de medewerker heeft eerder aangegeven dat het goed zou komen. Dat is overduidelijk niet zo. Het geduld van de manager is op, hij kan het voortdurende onderpresteren niet meer uitleggen aan anderen uit zijn team (=de reden). Stap 2: beschrijf vooraf of in retrospectief het beoogde effect en het resultaat van de handeling. Vervolg van het voorbeeld: de manager wil graag weten waar het onderpresteren vandaan komt, om zodoende gezamenlijk te zoeken naar maatregelen die het presteren kunnen verbeteren. Kortom het beoogde resultaat is drieledig: (1) inzicht in de oorzaak of oorzaken van het onderpresteren (2) afgesproken maatregelen om de prestaties te verbeteren binnen een termijn van 3 weken, (3) afspraken over het ambitieniveau qua prestatieverbetering t.o.v. het huidige functioneren. Realisatie van dat ambitieniveau, mits voldoende ambitieus, is het beoogde effect. Stap 3: voer de handeling uit Stap 4: beschrijf –achteraf- hoe er is gehandeld, teneinde het resultaat te bereiken dat bij stap 2 beschreven is. Wat is er achtereenvolgens gedaan om dit resultaat te boeken? Wat is bewust nagelaten? In hoeverre kunnen de fasen van de PDCA-cyclus (zie onder) worden onderscheiden? Formuleer actief! Voortzetting voorbeeld: de manager nodigt de medewerker persoonlijk uit (niet per e-mail, dat geeft mogelijk het gevoel van het ‘opbouwen van een casus’) om te reflecteren op de gap tussen verwachtingen en feitelijke prestaties. De reactie van de medewerker is positief, hij liep zelf ook rond met de onbevredigende situatie. Ze gaan samen zitten en komen tot de conclusie dat de medewerker te weinig kan focussen. Te veel verschillende taken zorgen ervoor dat hij op alle fronten net niet kan laten zien, wat hij wil. Er wordt gezocht naar een tijdrovende taak die door iemand anders opgepakt kan worden. De manager slaagt er echter niet in om iemand te vinden en wist eigenlijk ook wel dat dit moeilijk zou worden. Stap 5a: stel vast wat het feitelijke resultaat was van de handeling en in hoeverre dat afweek (positief of negatief) van het beoogde resultaat. Terug naar het voorbeeld: de belangrijkste vermeende oorzaak van het onderpresteren is boven tafel: een gebrek aan focus. Er is ook een afspraak gemaakt over het afstoten van taken. De manager moet daarin het voortouw nemen, door iemand anders te zoeken die deze taken kan overnemen. Over ambitieniveau qua prestatieverbetering is nog niet gesproken. Stap 5b: stel vast wat het effect was van het handelen en in hoeverre dat afweek van het beoogde effect. In het voorbeeld: omdat de manager er niet in slaagde om taken bij anderen te beleggen, werd het probleem niet opgelost en bleef de medewerker onderpresteren. Het vertrouwen in de manager werd er bovendien niet groter op. Dat is een negatief bijeffect. U hanteert in uw beschrijving de PDCA-cyclus. Managen is immers de handeling (het proces) waarbij organisatorische werkzaamheden worden gestuurd door te plannen (P), te doen (D), te controleren of te checken (C) en bij te stellen (A), zodat organisatiedoelen worden bereikt en bijhorende resultaten behaald. Op basis van deze cyclus reflecteert u op uw handelen. In de download treft u een handreiking aan met voorbeeldvragen voor uw reflectie, per fase uitgewerkt voor de verschillende rollen die u kan hebben in relatie tot de handeling. Waaraan moet de handeling van het beroepsproduct voldoen? Om te voldoen aan de criteria van het beroepsproduct dient uw handeling complex van aard en nieuw te zijn. Complex in dezen houdt in dat de handeling ten doel staat van de (tactisch-strategische) doelstelling van de organisatie. De handeling moet dus bijdragen aan de ontwikkeling van de organisatie. Nieuw houdt in dezen in dat u of de handeling nog niet eerder heeft uitgevoerd, of dat de situatie waar u een bekende handeling in uitvoert nieuw is. Dit is van belang omdat de handeling uitgevoerd dient te worden vanuit de ontwikkeling die u doormaakt in uw opleiding en omdat u geacht wordt het geleerde in de praktijk toe te passen. U dient daarom aannemelijk te maken dat er sprake is van een nieuwe handeling. Dat doet u als volgt: -nieuwe situatie: geef antwoord op de volgende vraag: Welke karakteristieken van de situatie doen u twijfelen over de effectiviteit van de handeling, die in andere situaties het beoogde effect had? -nieuwe handeling: maak aannemelijk dat u met de handeling die u hebt uitgevoerd of wil gaan uitvoeren geen ervaring hebt of had. Wat leek uvooraf lastig? U dient uw keuze voor de gekozen handeling te beargumenteren en aan te geven waarom deze volgens u recht doet aan het aantonen dat u de eindkwalificaties beheerst. Stap 3: Wat is de vereiste opbouw en structuur van het beroepsproduct? Voor dit beroepsproduct stelt u een leeswijzer op met daarin de volgende onderdelen: Voorblad met de volgende informatie: Voorletters en naam Studentnummer Datum NCOI Naam van de opleiding die u volgt Naam van de Masterclass Voorwoord. U stelt zich voor en beschrijft de persoonlijke aanleiding voor de keuze voor het onderwerp van deze opdracht. Samenvatting. U maakt een samenvatting van maximaal 1 pagina van de inhoud van uw opdracht. Deze samenvatting moet compleet en begrijpelijk zijn voor iemand die de eindopdracht niet heeft gelezen. Vormgeving. U neemt de volgende onderdelen op: Inleiding Visualisatie van de handeling Beschrijving van de handeling volgens de bovengenoemde stappen Reflectie op de handeling middels de PDCA-cyclus Reflectie op de eindkwalificaties Literatuurlijst Relevante bijlagen (eventueel) Uw beroepsproduct bestaat uit minimaal 10 en maximaal 15 A4'tjes, inclusief de hoofdtekst (inleiding, visualisatie handeling, beschrijving handeling, reflectie op de handeling , reflectie op de eindkwalificaties) en exclusief afbeeldingen, verwijzingen en noten. Alle informatie over het inleveren van uw beroepsproduct vindt u op e-Connect onder ‘Examens’ en ‘Help’. Gebruik literatuurverwijzingen U vindt in de download bij de exameninformatie een document met richtlijnen voor het gebruik van literatuurverwijzingen. U dient deze richtlijnen aan te houden. Beoordeling De beoordeling van het beroepsproduct wordt gedaan door een beoordelaar. Bij NCOI is de beoordelaar altijd iemand anders dan uw eigen docent. Als het beroepsproduct met een voldoende of hoger (≥ 5,5) wordt beoordeeld, heeft u aangetoond dat u de eindkwalificaties van master beheerst. De beoordelaar beoordeelt uw beroepsproduct en gebruikt daarbij een beoordelingsformulier waarop ook het cijfer wordt genoteerd. De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in de download ‘Beoordelingscriteria en handreiking beoordeling’, zodat u weet waarop de beoordelaar uw beroepsproduct beoordeelt. Het beroepsproduct wordt beoordeeld met één totaalcijfer (heel of half cijfer) en een onderbouwing hiervan. De beoordeling van uw beroepsproduct vindt u op e-Connect onder het tabblad ‘Examens’. Indien u een onvoldoende heeft behaald, kunt u op e-Connect nadere informatie vinden over een herkansing. Indien u het niet eens bent met uw beoordeling verwijzen wij u naar de bezwaarprocedure, zoals beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en het Uitvoeringsreglement Toetsing & Examinering. U vindt het formulier ‘Bezwaar Examencommissie’ onder ‘Mijn downloads’ op e-Connect. Houd er rekening mee dat u een bezwaar inhoudelijk en gedegen dient te motiveren.