HOOFDSTUK 1: DE DOORBRAAK VAN DE BURGERLIJKE PARLEMENTAIR-
CONSTITUTIONELE STAAT (1830-1848)
INLEIDING
Betekenis titel:
“doorbraak” = het is een overgangsperiode, iets nieuws dat men van te voren nog niet kende
Men spreekt hier vaak over een democratie – is in werkelijkheid geen, men
noemt dit een doorbraak omdat het iets anders is dan wat men voordien had
gekend
“burgerlijke” = verwijst naar de burgerij, een rijkere middenklasse dat in haar rijk geniet van
economische macht (vnl. door bezit van landbouw speelde een cruciale rol =
landbouweconomie)
“constitutioneel” = een rijk gebaseerd op het recht en wetten (bv. Grondwet)
Burgerij = een belangrijke, machtige sociale klasse in de maatschappij, rijkere
groepen, opgeleide groepen, hadden andere ideeën dan de mensen die voordien alle
macht hadden, wil ideeën van de Franse Revolutie introduceren en doorvoeren in BE
Alle macht moet naar de burgerij gaan, niet naar de oudere klasse (clerus,
aristocratie, …)
Belgische Revolutie:
Charles Rogier, is symbool van de Belgische onafhankelijkheid, is de figuur die het
volk aanmoedigde om op de straten te vechten, was lid van het Voorlopig Bewind (=
voorlopige parlement)
Breekt open door de opera, “De Stomme van Portici” in de Muntschouwburg - gaat
over de liefde die men heeft voor het vaderland, “stomme” staat voor iemand die
niet kan spreken, …
De eedaflegging op de Grondwet door Leopold I, gebeurde op 21/07/1831
Franse Revolutie:
Was een gevolg van de Verlichting en al haar ideeën, maar de maatschappij bleef
beïnvloed door het Ancien Regime
Lenterevolutie (vergeten 2e revolutie die FR heeft gekend) in 1830: opstand van het
volk tegen Louis X
De meeste revoluties in het Ancien Regime waren om het oude systeem terug te
brengen, dus de Franse Revolutie was een nieuw fenomeen
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I in 1815:
Was een verlicht despoot = een alleenheerser die tegelijkertijd denkt aan het welzijn
van zijn volk, lag tussen het Ancien Regime en het modernisme
, Was een oude vorst - steunde niet op de grondwet, maar op militaire macht
Burgerij wil het anders doen door WEL te steunen op de Grondwet
De katholieke kerk:
De katholieke kerk en de vorst hebben enorm veel macht, gaan alles besturen
De kerk gaf macht aan de vorst – in het Ancien Regime staat de goedkeuring
van God centraal, de gratie van God was belangrijk
Bisschop Jozef Clemens, regeerde over Luik (was toen veel groter dan vandaag) –
geestelijken van de clerus kregen vnl. de macht
19de eeuw:
Burgerij houdt zich bezig met het koloniseren van gebieden, internationale
wereldhandel in Nederland - handelaars zijn ook machtige mensen in de
maatschappij
Industrieel kapitalisme in BE (vnl. Antwerpen) – men gaat veel meer investeren in
infrastructuur, grote fabrieken, arbeiders die aan lage lonen werken zonder
bescherming van de arbeiders op de werkvloer
John Cockerill, Britse handelaar die de staalindustrie in Wallonië gaat ontdekken en
opbouwen met (financiële) steun van Willem I
Willem I is een voorstander van het modernisme – voor minder
macht/inspraak van de kerk en het instellen van het Nederlands als officiële
taal (bv. In het onderwijs)
Ancien Regime:
3 standen in de maatschappij
1. Grootgrondbezitters, aristocratie, clerus (kerkelijke elite en grote figuren van
de kerk)
2. burgerij
3. Gewone volk
Komen samen in Statenvergaderingen
Confederaal systeem = men geeft elk(e) gewest/provincie haar eigen
onafhankelijkheid – hadden elk een eigen statenraad
Tot 18e eeuw was Brussel een Nederlandstalige staat, vanaf dan gaan de gebieden
verfransen
Schoonmoederregime = grootmachten houden toezicht over de Zuidelijke
Nederlanden
1. Nederlandse Republiek – houden toezicht over Zuidelijke Nederlanden, waren
ooit samen deel van het Spaanse rijk
Noordelijke Nederlanden gaan de handel in Antwerpen verhinderen
2. Verenigd Koninkrijk – zijn een soort van beschermer voor de Zuidelijke
Nederlanden
,Franse regime:
In 1795 maakt BE deel van FR – er worden nieuwe hervormingen geïntroduceerd
door Napoleon
Bv. Ons land neemt de structuur van departementen over (geen vorstendommen
meer), wordt een eenheidsstaat = staat waar alle macht bij de overheid is
Afschaffing van leenrecht/privileges – men gaat alle rechten en macht van de oude
groepen afschaffen, men wil geen geprivilegieerde groepen meer
Men streeft naar nationale soevereiniteit = zelfbestuur van de staat
De staat neemt kerkelijke gebouwen over, bv. Men gebruikt kloosters als
textielgebouwen
1830: fundamenteel nieuwe gerechtelijke- en staatstructuur
Ons Burgerlijk Wetboek is een kopie van wat er in de Franse staat
Invloeden van Napoleon, bv. Achternamen, investeren in infrastructuur om de haven
op te bouwen, de blokkade van Antwerpen afschaffen, precieze afmetingen,
criminaliteit en gerechtelijke statistieken bijhouden, geboorteaktes => moderne staat,
overheid die bezig is met een samenleving te besturen waarbij de burgers inspraak
hebben in de politiek
1801: concordaat met de paus, Napoleon is bewust dat hij niet zomaar de macht van
de katholieke kerk kan verhinderen - er werden regels gemaakt tussen Napoleon en
de kerk
Staat betaald weddes/lonen van priesters
Staat financiert kerkfabrieken
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden:
1815: einde Franse regime, Oostenrijkse keizer, Jozef II wil ons land niet meer, de
grootmachten gaan vergaderen op het Congres van Wenen (de Restoratie) over de
toekomst van BE
Men vindt de Franse Revolutie/het Franse Regime te radicaal (te progressief,
liberaal) - men wil terug naar het Europa voor Napoleon, tijdens het Ancien
Regime
Willem I wordt koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (gaat
Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verenigen) – dient als een soort
bufferstaat/drempel dat FR en Pruisen (DUI) van elkaar tegenhoudt
Weer de invoering van een Staten-Generaal (parlement) met een eerste en
tweede kamer (nog het geval in NL, werden in Brussel gemaakt en gehouden)
– hadden heel weinig macht, gelden als een constituante
Willem I wou het Nederlands de bestuurstaal maken terwijl het Frans de culturele en
bestuurstaal was – zorgt voor veel opstand
Belgische Revolutie in 1830:
, Men kent een overgang van een landbouwland naar een jong industrieland (was in
19e E 2de grootste in Europa) –zorgt voor groter bbp en meer investeringen -
landbouw blijft belangrijkste
Men kent 2 oppositiegroepen die het Monsterverbond gaan vormen met het motto
“L’union fait la force”
Liberalen/middenklasse – willen liberale eisen, ideeën van de Franse Revolutie
verderzetten
Conservatieven/adel en clerus - willen terug naar het Ancien Regime, willen
de macht weer voor zich nemen
Naam maakt duidelijk dat het gaat om groepen met een verschillende
ideologie die een gemeenschappelijke doel hebben, nl. macht van de koning
beperken
Er worden rellen gehouden in Brussel tegen de aanhangers van Willem I, het huis van
oranje (= vorstenhuis van Willem), orangisten, mensen die voordeel halen uit de
hervormingen van Willem I (handelaars)
Bv. Cockerill die financiële steun krijgt van de koning, voor de staalfabrieken in
Wallonië
Door de vrijkorpsen = mannen die op de straten gaan vechten, en zich
verzetten
Gewone volk doet al het werk (op straten vechten, verzetten, …), maar ze
krijgen weer geen inspraak, macht gaat naar de burgerij
De eerste onafhankelijkheid kwam op 4 oktober 1830, waarbij het voorlopige
parlement de eed aflegde
Het parlement bestond uit een gelijk aantal liberalen als conservatieven
(soevereiniteit macht van de katholieke kerk)
Lagere burgerij (= kleine burgers, onderwijs, journalisten, intellectuelen, …) worden
uitgesloten – te verklaren door cijnskiesrecht = men krijgt enkel inspraak als men
belasting betaald
Burgerij is tegelijkertijd progressief, maar ook conservatief – ze doen alles
rustig aan met het doel om de macht bij zich te houden – het gevormde groep
voor een kleine groep mensen
Bv. Geen algemeen kiesrecht, …
Conservatieven – herinnering aan de Brabantse Omwenteling = opstand tegen Jozef II,
een verlicht despoot die de macht van de katholieke kerk wou beperken (maakte hierbij
gebruik van de Henegouwse vlag die vandaag de dag onze vlag is)
Middenklasse heeft enkel eisen (gaan hierbij ideeën van het Ancien Regime en de Franse
Revolutie mengen)
Volkssoevereiniteit = bevolking kiest machthebbers
Parlementair regime = parlement gaat uit van macht, hebben alle macht voor
zich
Ministeriële verantwoordelijkheid = gaan wetten uitvoeren die door het
parlement worden gecontroleerd ( -> nut van parlementair systeem)
Rechten en vrijheden = het individu heeft rechten en wordt beschermd
Adel en kerk – zijn tegen de onderwijspolitiek van Willem I
In 1827 werden de rijksuniversiteit UGent en staatscholen als reactie tegen de
conservatieven opgericht
Katholieken in België hebben last van de protestante vorst