Het eerste contact met de patiënt
1) Anamnese: autoanamnese of heteroanamnese
o Eerste fase = exploratief
Belevingen, ervaringen en verwachtingen
Juiste betekenis klachten achterhalen
o Tweede fase = gerichte en gestuurde vragen
Hypotheseformulering en -toetsing
Actualiteit aandoening
Contra indicaties opsporen
Functionele mogelijkheid: woon- en werksituatie, ADL, sociale contacten
o Derde fase = eerste samenvatting anamnese + behandelplan
2) Stoornis, activiteit en participatie: ICF-model
ICF als basis voor revalidatie
We onderzoeken de patiënt en
interpreteren het resultaat. Nadien
formuleren we doelen en starten we
de behandeling. Ten slotte bekijken we
of we de doelen behaald hebben.
3) Medisch dossier: breder kijken dan enkel de eigen discipline
WEEK 1 – NORMAAL BEWEGEN
Normaal bewegen bestaat uit de interactie tussen het CZS (aansturing) en het PZS (gebruik spieren)
Zit-tot-stand
1. Heupflexie: voorwaarts momentum romp
2. Momentum transfer: overdracht energie voorwaarts -> opwaarts
3. Extensie: translatie knie over voorvoet (max dorsiflexie enkel)
4. Stabilisatie
Bij het zitten gaan we van fase 4 naar 1 door middel van excentrisch spierwerk
,Beïnvloedende factoren
Voetpositie: COM over BOS makkelijker als de voeten verder naar achter staan
Timing en snelheid heupflexie
Zithoogte: hoe hoger, hoe makkelijker
Zitvlak: harde oppervlak makkelijker
Armhouding en inzet hand(en): armen naar voor houden, maar niet aanleren want geen normale
beweging (aanleren om af te duwen)
Gang
“Stops walking when talking” test: predictief voor valrisico bij CVA
Onderste ledematen
1. Standfase
- Absorptie: hiel maakt contact met de grond
- Steun & balans: andere been in zwaaifase
- Propulsie: hiel komt van de grond
Vaak een probleem met propulsie door zwakte van de plantair flexoren waardoor patiënten
kleine stappen zetten. Trainen door in de eerste fase de kracht van de plantair flexoren te
versterken en daarna, door middel van stokken op de grond, de paslengte te vergroten
2. Zwaaifase
- Tenen los
- Voetpad en -plaatsing
Traplopen: de gewichtsverplaatsing naar boven of beneden vraagt extra krachtinspanning en
balansactiviteit, ook de enkelmobiliteit is hierbij belangrijk.
Arm-hand: reiken (arm) & manipuleren (hand)
1. Transportcomponent = reikbeweging
- Hand opent bij het begin van het reiken (reiken + manipuleren)
- Aangepast in functie van de taak
- Hoe verder we moeten reiken, hoe meer romp- en schouderbeweging
2. Manipulatie component: meerdere complexe interacties
- Precisiegreep: lege tas vastnemen
- Krachtgreep: vijs in de muur draaien
Veel grepen zijn ook functioneel: “shaping the hand to an object” gebruiken om te observeren of de
beweging normaal is
Balans/posturale controle
3 doelen bij posturale aanpassingen
1) Hoofd en lichaam oprichten tegen de zwaartekracht
2) COM binnen BOS houden
3) Lichaamsdelen stabiliseren als andere delen bewegen
,Sensomotorische interactie: stoornis in een of meerdere systemen geeft balansproblemen
Sensorisch systeem
- Vestibulair
- Visueel
- Somatosensorisch: exteroceptie & proprioceptie
Motorisch systeem: musculoskeletaal
Als we stilstaan is er nog altijd een postural sway, plotse veranderingen die een evenwichtsreactie
vragen veroorzaken perturbaties bv. bus die plots remt. We maken hierbij gebruik van ervaring en
visuele informatie.
3 posturale spiersynergieën: strategieën om perturbaties op te vangen
1. Enkel-strategie: lichte perturbatie (dorsi en -plantairflexie)
2. Heup-strategie: matige perturbatie (flexie-extensie en abductie-adductie)
3. Step-strategie: grote perturbatie
Als deze strategieën niet helpen dan moeten we ons vasthouden (of vallen)
Romberg test: ogen sluiten tijdens stand en kijken hoe de postural sway veranderd
WEEK 2 – TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
Spraak Taal
Mechaniek: coördinatie Begrip en productie
Stem en articulatie dominante hemisfeer
Dys/afonie: innervatie stembanden Afasie: begrip, productie of beide gestoord
- Dysfonie: heesheid (unilateraal) - Motorisch: productie (Broca)
- Afonie: stemvolume (bilateraal) - Sensorisch: begrip (Wernicke)
- Globale afasie: beide
Dysartrie: uitspreken woorden en zinnen
(articulatie) gestoord bij aantasting van een Corticaal letsel: buitenste schors cerebrum
bepaald neurologisch systeem
Spraakstoornissen
Motorische uitval spraakvermogen
Uitval coördinatie zoals bij cerebellaire dysartrie of verbale apraxie
Centrale sturingsuitval of perifere uitval
Structurele en organische veranderingen van het stemapparaat
Dysfonie (unilateraal) - Laryngitis: gezwollen stembanden
= heesheid - Slechte stemtechniek
- Stembandverlamming bv. n. recurrens (tak n. vagus)
- Kan zich ook voordoen bij hysterie
Afonie (bilateraal) - Hysterie
- Dubbelzijdige aantasting n. vagus (+ stridor: sissende AH)
, - Mediaanstand stembanden: overheersing adductoren
Dysartrie
Onderzoeken door woorden te laten nazeggen en letten op articulatie, ademhaling, luidheid,
toonhoogte en kwaliteit
o Letsel van bepaalde craniale zenuwen: LMN-laesie
o Letsel van het extrapiramidale of cerebellaire systeem: UMN-laesie
Bulbaire dysartrie (LMN) Dubbelzijdige, perifere, slappe parese bulbaire musculatuur
Syndroom Guillain-Barré - Slechte articulatie letters p en k
- Nasale spraak
- Zwakke en hese stem
Pseudobulbaire dysartrie (UMN) Dubbelzijdige, centrale, spastische parese bulbaire musculatuur
Basilaristrombose - Slechte articulatie
Unilaterale UMN-dysartrie - Gering aantal lettergrepen per ademstoot
- Piepend stemgeluid
- Dwanglachen en dwanghuilen
Cerebellaire dysartrie Slecht gecoördineerde spraak
Letsel cerebellum - Explosief
Letsel cerebellaire banen - Scanderend
Extrapiramidale dysartrie - Zachte stem
Typisch bij Parkinson - Monotone spraak
- Murmelen
- Soms traag en soms snel spreken (festinerend)
- Soms met palilalie of echolalie
Gemengde vormen
ALS
MS
Taalstoornissen
Laesie dominante hemisfeer
Emotionele taal minder gehinderd dan cognitieve taal
Compensatie: intonatie en melodie, mimiek en gebaren
Corticale zones
39: alexie/woordblindheid: woorden zien, maar niet kunnen lezen
22: afasie van Wernicke: klanken hebben geen betekenis
44 en 45: afasie van Broca: talige output is beperkt
Types van fatische stoornissen
Klanken worden herkend als taal in de zone van Wernicke
(1) (dicht bij primair auditorische cortex). De conceptregio is
verbonden met het centrum van Broca (2) waar een
antwoord wordt geproduceerd op de taal die we gehoord
hebben. Tussen het centrum van Wernicke en van Broca is er
ook een rechtstreekse verbinding.
1) Anamnese: autoanamnese of heteroanamnese
o Eerste fase = exploratief
Belevingen, ervaringen en verwachtingen
Juiste betekenis klachten achterhalen
o Tweede fase = gerichte en gestuurde vragen
Hypotheseformulering en -toetsing
Actualiteit aandoening
Contra indicaties opsporen
Functionele mogelijkheid: woon- en werksituatie, ADL, sociale contacten
o Derde fase = eerste samenvatting anamnese + behandelplan
2) Stoornis, activiteit en participatie: ICF-model
ICF als basis voor revalidatie
We onderzoeken de patiënt en
interpreteren het resultaat. Nadien
formuleren we doelen en starten we
de behandeling. Ten slotte bekijken we
of we de doelen behaald hebben.
3) Medisch dossier: breder kijken dan enkel de eigen discipline
WEEK 1 – NORMAAL BEWEGEN
Normaal bewegen bestaat uit de interactie tussen het CZS (aansturing) en het PZS (gebruik spieren)
Zit-tot-stand
1. Heupflexie: voorwaarts momentum romp
2. Momentum transfer: overdracht energie voorwaarts -> opwaarts
3. Extensie: translatie knie over voorvoet (max dorsiflexie enkel)
4. Stabilisatie
Bij het zitten gaan we van fase 4 naar 1 door middel van excentrisch spierwerk
,Beïnvloedende factoren
Voetpositie: COM over BOS makkelijker als de voeten verder naar achter staan
Timing en snelheid heupflexie
Zithoogte: hoe hoger, hoe makkelijker
Zitvlak: harde oppervlak makkelijker
Armhouding en inzet hand(en): armen naar voor houden, maar niet aanleren want geen normale
beweging (aanleren om af te duwen)
Gang
“Stops walking when talking” test: predictief voor valrisico bij CVA
Onderste ledematen
1. Standfase
- Absorptie: hiel maakt contact met de grond
- Steun & balans: andere been in zwaaifase
- Propulsie: hiel komt van de grond
Vaak een probleem met propulsie door zwakte van de plantair flexoren waardoor patiënten
kleine stappen zetten. Trainen door in de eerste fase de kracht van de plantair flexoren te
versterken en daarna, door middel van stokken op de grond, de paslengte te vergroten
2. Zwaaifase
- Tenen los
- Voetpad en -plaatsing
Traplopen: de gewichtsverplaatsing naar boven of beneden vraagt extra krachtinspanning en
balansactiviteit, ook de enkelmobiliteit is hierbij belangrijk.
Arm-hand: reiken (arm) & manipuleren (hand)
1. Transportcomponent = reikbeweging
- Hand opent bij het begin van het reiken (reiken + manipuleren)
- Aangepast in functie van de taak
- Hoe verder we moeten reiken, hoe meer romp- en schouderbeweging
2. Manipulatie component: meerdere complexe interacties
- Precisiegreep: lege tas vastnemen
- Krachtgreep: vijs in de muur draaien
Veel grepen zijn ook functioneel: “shaping the hand to an object” gebruiken om te observeren of de
beweging normaal is
Balans/posturale controle
3 doelen bij posturale aanpassingen
1) Hoofd en lichaam oprichten tegen de zwaartekracht
2) COM binnen BOS houden
3) Lichaamsdelen stabiliseren als andere delen bewegen
,Sensomotorische interactie: stoornis in een of meerdere systemen geeft balansproblemen
Sensorisch systeem
- Vestibulair
- Visueel
- Somatosensorisch: exteroceptie & proprioceptie
Motorisch systeem: musculoskeletaal
Als we stilstaan is er nog altijd een postural sway, plotse veranderingen die een evenwichtsreactie
vragen veroorzaken perturbaties bv. bus die plots remt. We maken hierbij gebruik van ervaring en
visuele informatie.
3 posturale spiersynergieën: strategieën om perturbaties op te vangen
1. Enkel-strategie: lichte perturbatie (dorsi en -plantairflexie)
2. Heup-strategie: matige perturbatie (flexie-extensie en abductie-adductie)
3. Step-strategie: grote perturbatie
Als deze strategieën niet helpen dan moeten we ons vasthouden (of vallen)
Romberg test: ogen sluiten tijdens stand en kijken hoe de postural sway veranderd
WEEK 2 – TAAL- EN SPRAAKSTOORNISSEN
Spraak Taal
Mechaniek: coördinatie Begrip en productie
Stem en articulatie dominante hemisfeer
Dys/afonie: innervatie stembanden Afasie: begrip, productie of beide gestoord
- Dysfonie: heesheid (unilateraal) - Motorisch: productie (Broca)
- Afonie: stemvolume (bilateraal) - Sensorisch: begrip (Wernicke)
- Globale afasie: beide
Dysartrie: uitspreken woorden en zinnen
(articulatie) gestoord bij aantasting van een Corticaal letsel: buitenste schors cerebrum
bepaald neurologisch systeem
Spraakstoornissen
Motorische uitval spraakvermogen
Uitval coördinatie zoals bij cerebellaire dysartrie of verbale apraxie
Centrale sturingsuitval of perifere uitval
Structurele en organische veranderingen van het stemapparaat
Dysfonie (unilateraal) - Laryngitis: gezwollen stembanden
= heesheid - Slechte stemtechniek
- Stembandverlamming bv. n. recurrens (tak n. vagus)
- Kan zich ook voordoen bij hysterie
Afonie (bilateraal) - Hysterie
- Dubbelzijdige aantasting n. vagus (+ stridor: sissende AH)
, - Mediaanstand stembanden: overheersing adductoren
Dysartrie
Onderzoeken door woorden te laten nazeggen en letten op articulatie, ademhaling, luidheid,
toonhoogte en kwaliteit
o Letsel van bepaalde craniale zenuwen: LMN-laesie
o Letsel van het extrapiramidale of cerebellaire systeem: UMN-laesie
Bulbaire dysartrie (LMN) Dubbelzijdige, perifere, slappe parese bulbaire musculatuur
Syndroom Guillain-Barré - Slechte articulatie letters p en k
- Nasale spraak
- Zwakke en hese stem
Pseudobulbaire dysartrie (UMN) Dubbelzijdige, centrale, spastische parese bulbaire musculatuur
Basilaristrombose - Slechte articulatie
Unilaterale UMN-dysartrie - Gering aantal lettergrepen per ademstoot
- Piepend stemgeluid
- Dwanglachen en dwanghuilen
Cerebellaire dysartrie Slecht gecoördineerde spraak
Letsel cerebellum - Explosief
Letsel cerebellaire banen - Scanderend
Extrapiramidale dysartrie - Zachte stem
Typisch bij Parkinson - Monotone spraak
- Murmelen
- Soms traag en soms snel spreken (festinerend)
- Soms met palilalie of echolalie
Gemengde vormen
ALS
MS
Taalstoornissen
Laesie dominante hemisfeer
Emotionele taal minder gehinderd dan cognitieve taal
Compensatie: intonatie en melodie, mimiek en gebaren
Corticale zones
39: alexie/woordblindheid: woorden zien, maar niet kunnen lezen
22: afasie van Wernicke: klanken hebben geen betekenis
44 en 45: afasie van Broca: talige output is beperkt
Types van fatische stoornissen
Klanken worden herkend als taal in de zone van Wernicke
(1) (dicht bij primair auditorische cortex). De conceptregio is
verbonden met het centrum van Broca (2) waar een
antwoord wordt geproduceerd op de taal die we gehoord
hebben. Tussen het centrum van Wernicke en van Broca is er
ook een rechtstreekse verbinding.