Open Universiteit | PB0322-232714B | Boek: Arnold, J. & Randall, R. (6e ed.)
Thema 1: Selectie
H2 - Individuele verschillen
Het traditioneel model van cognitieve vermogen van Binet & Simon
beschrijven
Algemene intelligentie tests → meten het aangeboren vermogen van mensen
om bepaalde mentale bewerkingen uit te voeren zoals data bewerken,
problemen oplossen, informatie interpreteren, etc.
Spearman → algemene intelligentie is een general factor (g-factor)
Test die algemene intelligentie meten zijn aan elkaar gerelateerd: mensen
behalen op dergelijke, zorgvuldige ontwikkelde, tests over het algemeen
vergelijkbare scores
G-factor is dus betrouwbaar en kan nauwkeurig worden gemeten
G-factor is de beste voorspeller van zowel het beroepsniveau dat gehaald
wordt als de prestaties binnen een gekozen beroep
Betrouwbaardere voorspeller dan werkervaring
Onderzoek → g-factor is de beste en meest stabiel gevalideerde meting
van individuele verschillen die de psychologie te bieden heeft
Algemene intelligentie gaat niet alleen om aangeboren vermogens, maar
ook om persoonlijke en situationele factoren
Cognitieve vermogens zijn gedeeltelijk situationeel → ze worden bepaald door
de omgeving
Samenvatting 1
, Binet & Simon → ontwikkelde de eerste valide intelligentietest (voor kinderen)
Werd initieel gebruikt voor kinderen die onvoldoende verstandelijke
vermogen hadden om te kunnen profiteren van het reguliere school
systeem
Binet & Simon meende dat intelligentie gemeten kon worden aan de hand
van iemands vermogen om een reeks zorgvuldig uitgekozen vragen te
beantwoorden
De tests moeten onder gestandaardiseerde, gecontroleerde condities
worden uitgevoerd
Nadeel: mensen worden niet beoordeeld op hun vermogen om
dagelijkse taken uit te praktijk uit te voeren
Voordeel: verschillen tussen individuen kan worden gemeten, ervan
uitgaande dat ze allemaal evenveel kans hebben om de vragen correct
te beantwoorden
Ze realiseerde zich dat alleen testresultaten onvoldoende waren om een
goede beslissing over een kind te kunnen nemen
Antwoorden worden gerelateerd aan de normgroep
Sternberg → praktische intelligentie = het vermogen om problemen uit de
praktijk op te lossen aan de hand van informatie die niet noodzakelijkerwijs in
de formulering van her probleem is vervat
Praktische intelligentie vertoont matige correlatie met traditionele IQ-tests
Wel vormt het een voorspellende factor voor variatie in academische en
beroepsprestaties
Paradigma van maximale prestatie = deelnemers aan de test krijgen de
instructie om hun uiterste best te doen in een gegeven tijdsperiode
Prestatieparadigma = informatie wordt verzameld over wat deelnemers aan
een test geneigd zijn te doen
Onderscheid maken tussen vloeibare en gekristalliseerde intelligentie
Samenvatting 2
, Indeling van intelligentiefactoren:
Vloeibare intelligentie
Gekristalliseerde intelligentie
Vloeibare intelligentie = het vermogen om na te denken, daarin ook beweeglijk
te zijn (bv. oplossen van puzzels) en het vermogen tot abstract redeneren
Piekprestaties zijn in de leeftijd 30-40
Weerspiegelt het genetische component van intelligentie
Kan via training worden versterkt; zodat de afname vertraagd
Gekristalliseerde intelligentie = het vermogen om te leren van ervaringen
Tekstbegrip en woordenschat vallen ook onder deze categorie
Aangeleerde of verkregen kennis
Wordt sterker naarmate we ouder worden
Waarom intelligentie tests zijn bekritiseerd:
Intelligentietests zouden niet de zuivere, onderliggende intelligentie meten,
maar een mix van dergelijke intelligentie en aangeleerde of verkregen
kennis
Ze zouden bepaalde etnische of culturele groepen bevoordelen
Geslachten hebben verschillende aanleg voor bepaalde aspecten van
intelligentie (man-visueel ruimtelijk, vrouw-verbaal)
Echter, geen bewijs in geslachtsverschillen in algehele meetvariabelen
van G
Er is weinig onderzoek gedaan naar verschillen in motivatie voor het
afleggen van een test
Duckworth → intelligentietests slagen er niet altijd in om inspanning te
maximaliseren, maar gaan wel uit van de veronderstelling dat de
kandidaat maximaal presteert
Samenvatting 3
, Factoren die van invloed kunnen zijn op een intelligentietest:
Motivatie
Stress → hoge hoeveelheid stresshormoon heeft een negatieve invloed op
hersengebieden die belangrijk zijn voor het reguleren van de concentratie
en het geheugen
De vier benaderingen van intelligentie beschrijven, wat er aan bewijs voor
het bestaan van emotionele intelligentie uit onderzoek naar voren is
gekomen, en hoe dat wordt gemeten
4 hedendaagse benaderingen die algemeen zijn aanvaard:
Gardner → theorie van meervoudige intelligentie
Sternberg → triarchische intelligentietheorie
Caroll → drielagentheorie over cognitieve vermogens
Goleman → theorie van emotionele intelligentie
Theorie van meervoudige intelligentie = stelt dat er meer dan één enkele
algemene intelligentiefactor is; mensen ervaren verschillende typen intelligentie
als zeer herkenbaar.
Ontwikkeld op basis van onderzoek naar begaafdheid en hersenschade
Trok veel media aandacht omdat de theorie beroep doet op menselijke
intuïtie
Bestaat uit negen intelligenties die zijn afgeleid van Gardners classificatie
van menselijke vermogens
De negen intelligenties opereren gelijktijdig en vullen elkaar aan wanneer
iemand vaardigheden ontwikkelt of problemen oplost
Voorbeeld: een danser kan alleen goed presteren als hij een hoge
muzikale - (ritme), interpersoonlijke - (publiek betoveren) en een hoge
kinesthetische intelligentie (complexe bewegingen coördineren) heeft.
Negen typen intelligentie (theorie meervoudige intelligentie):
Linguïstisch = het vermogen om jezelf effectief te uiten met behulp van taal
Samenvatting 4