Management Skills (volledige set)
Les 1: Management & organisaties in een veranderende wereld
1. Wat betekent efficiëntie in management?
A. De juiste dingen doen
B. Veel vergaderen
C. De dingen goed doen
D. Altijd controle hebben
Antwoord: C
2. Wat betekent effectiviteit in management?
A. Altijd aanwezig zijn
B. Prestaties controleren
C. De juiste dingen doen
D. Taken snel uitvoeren
Antwoord: C
3. Wat is een managementfunctie volgens Fayol?
A. Administreren
B. Financieren
C. Produceren
D. Controleren
Antwoord: D
4. Wat hoort NIET bij de vier managementfuncties?
,A. Organiseren
B. Plannen
C. Financieren
D. Leidinggeven
Antwoord: C
5. Wie behoort tot topmanagement?
A. Teamleider
B. Magazijnier
C. CEO
D. Receptionist
Antwoord: C
6. Wat is een taak van middenmanagement?
A. Juridische zaken regelen
B. Facturen boeken
C. Strategie opstellen
D. Operationele vertaling van strategie
Antwoord: D
7. Wat is een kerntaak van een manager?
A. Kantoormeubilair kiezen
B. Schoonmaken
C. Koffiezetten
D. Leidinggeven
Antwoord: D
,8. Wat zijn Katz’ drie managementvaardigheden?
A. Financieel, analytisch, strategisch
B. Creatief, uitvoerend, adviserend
C. Administratief, technisch, commercieel
D. Technisch, mensgericht, conceptueel
Antwoord: D
9. Wat betekent 'universeel' in management?
A. Management = productie
B. Management is enkel voor grote bedrijven
C. Management = boekhouding
D. Management komt overal voor
Antwoord: D
10. Wie is verantwoordelijk voor operationele aansturing?
A. Lager management
B. De Raad van Bestuur
C. De aandeelhouder
D. Topmanagement
Antwoord: A
11. Wat betekent 'plannen' in management?
A. Doelen stellen en uitwerken in acties
B. Motiveren van medewerkers
C. Structuur veranderen
, D. Activiteiten controleren
Antwoord: A
12. Wat is een voorbeeld van een mensgerichte vaardigheid?
A. Excel gebruiken
B. Productie aansturen
C. Motiveren
D. Transport plannen
Antwoord: C
13. Wat is het doel van organiseren in management?
A. Personeel motiveren
B. Structuur en taken verdelen
C. Producten verkopen
D. Financiën beheren
Antwoord: B
14. Wat doet een eerstelijnsmanager?
A. Beslist over fusies
B. Stuurt uitvoerende medewerkers aan
C. Bepaalt strategie
D. Bepaalt visie
Antwoord: B
15. Wat is een voorbeeld van top-down communicatie?
A. Klanten geven feedback