Pediatrische zorg 2: Deel Neonatologie
- Ilse De Mares
1. Perinatale Zorg in België
● Wat? Zorg voor zowel de (toekomstige) moeder als de pasgeborene.
● Waar? In verschillende gespecialiseerde afdelingen:
○ N-functies*: Lokale neonatale zorgen.
○ NIC-afdelingen: Neonatale intensieve zorgen.
○ P-functies*: Regionale perinatale zorg (combinatie van MIC en NIC op 1
locatie).
1.1 Organisatie van de Afdelingen Neonatologie
🔹 1.1.1 Lokale Neonatale Zorgen – N-functie / N-afdeling**
● Verplichting: Elk ziekenhuis met een kraamafdeling moet een N*-functie hebben.
● Functie:
○ Biedt standaardzorg aan pasgeborenen bij of naast de moeder (rooming-in).
○ Heeft een aparte ruimte (de N*-afdeling) voor pasgeborenen die
gespecialiseerde maar niet-intensieve zorg nodig hebben.
● Aantal (april 2021):
○ Totaal: 102 N*-functies
■ Vlaanderen: 58
■ Wallonië: 33
■ Brussel: 11
🔹 1.1.2 Neonatale Intensieve Zorgen – NIC-afdeling
● Voor wie?
○ Pasgeborenen in levensgevaar of met acute intensieve zorgbehoeften (bv.
prematuren of baby's met aangeboren afwijkingen).
● Structuur:
○ NIC-afdelingen zijn gescheiden van N*-afdelingen.
○ Alleen ziekenhuizen met een MIC-afdeling moeten ook NIC-bedden hebben.
○ Maar een ziekenhuis kan NIC-bedden hebben zonder MIC-afdeling.
● Opname:
○ Baby blijft op NIC tot stabiel genoeg voor transfer naar ander ziekenhuis of
naar N*-afdeling.
● Aantal (april 2021):
○ 19 NIC-afdelingen met 380 bedden:
■ Vlaanderen: 7 afdelingen – 148 bedden
■ Brussel: 6 afdelingen – 109 bedden
■ Wallonië: 6 afdelingen – 123 bedden
🔹 1.1.3 Regionale Perinatale Zorg – P-functie*
● Wat?
1
, ○ Een combinatie van:
■ MIC-afdeling: voor hoogrisico zwangerschappen.
■ NIC-afdeling: voor intensieve neonatale zorg.
● Kenmerk: Beide afdelingen bevinden zich op dezelfde ziekenhuissite.
● Rol: Referentiecentrum voor gespecialiseerde perinatale zorg.
● Aantal (augustus 2021):
○ 19 ziekenhuizen met P*-functie:
■ Vlaanderen: 7
■ Brussel: 6
■ Wallonië: 6
1.2 Ontwikkelingsgerichte Zorg (IFCDC)
De European Foundation for the Care of Newborn Infants (EFCNI) definieert IFCDC als
een zorgmodel waarin ouders, kind en omgeving centraal staan, en waarbij de
ontwikkeling en neurologische gezondheid van het kind en het gezinswelzijn worden
ondersteund.
Alle elementen van IFCDC zijn met elkaar verbonden en vertrekken vanuit één
centrale kern: de premature baby en zijn/haar gezin.
Belangrijke Dimensies van IFCDC ("de bloem")
1. Architectuur
● Fysieke omgeving moet familiegericht zijn.
● Ruimtes moeten kunnen worden aangepast aan de behoeften van de baby (bv.
verlichting, geluidsniveau).
● Voorziet ook in comfort en praktische noden van personeel.
2. Ouderlijke ondersteuning, begeleiding & voorlichting
● Psychosociale steun: gesprekken, emotionele begeleiding, aanwezigheid van
psychologen, peer-support van andere ouders.
● Psycho-educatie: ouders leren babygedrag interpreteren en correct reageren.
● Steun ook mogelijk voor broertjes en zusjes.
3. Aanwezigheid & deelname van de ouders
● Ouders mogen 24/7 aanwezig zijn en idealiter overnachten (rooming-in).
● Ouders worden aangemoedigd om actief mee te zorgen: voeden, wassen, kleden,
huid-op-huidcontact (bv. "kangoeroezorg").
● Programma’s zoals NIDCAP worden hiervoor gebruikt.
4. Zorgpersoneel, tijd & opleiding
● Zorgverleners moeten geschoold zijn in zowel klinische als ontwikkelingsgerichte
zorg.
● Investering vereist in:
○ Communicatievaardigheden
○ Individuele coaching van ouders
○ Beschikbaarheid van personeel
● Ondersteuning en erkenning van directie is essentieel.
2
, 5. Technologische ondersteuning
● Webcams/videobellen laten ouders toe hun baby te zien op afstand.
● Technologie vergemakkelijkt ook de nazorg en opvolging thuis.
6. Gedeelde besluitvorming
● Ouders worden actief betrokken bij beslissingen rond behandeling en zorg.
● Ethiek: geen eenzijdige beslissingen door zorgverleners of ouders.
● Ouders ook betrekken in beleid en organisatie van neonatale zorg.
7. Overgangsperiodes (transities)
● Kritieke momenten zoals:
○ Overdracht tussen afdelingen of ziekenhuizen.
○ Ontslag uit het ziekenhuis.
● Voorbereiding, begeleiding en nazorg zijn cruciaal.
● Voorkeur voor in utero transfers om moeder en kind niet te scheiden.
● Thuisopvolging door neonatologieteam kan ziekenhuisverblijf inkorten.
🇧🇪 1.2.1 Initiatieven ondersteund door de Belgische overheid
1.2.1.1 Baby Friendly Hospital Initiative (BFHI)
● Internationaal initiatief (WGO & UNICEF, 1991) om borstvoeding te promoten.
● In België sinds 2005 ondersteund door FOD Volksgezondheid.
● 30 ziekenhuizen zijn “Babyvriendelijk” gecertificeerd na 4 jaar opleiding.
1.2.1.2 NIDCAP, FINE en CLE
NIDCAP (Newborn Individualised Developmental Care and Assessment Program)
● Zorg wordt afgestemd op gedrag & noden van de baby.
● Bevordert ontwikkeling & hechting.
● Wordt toegepast in NIC-afdelingen.
● België: 2 erkende opleidingscentra (UZ Leuven & UMC Sint-Pieter).
FINE (Family and Infant Neurodevelopmental Education)
● Theoretische & praktische basis van ontwikkelingsgerichte zorg.
● Zorgverleners reflecteren over eigen handelen en impact op gezin.
CLE (Compréhension du Langage de l’Enfant)
● Intermediair programma voor zorgverleners.
● Gericht op inzicht in communicatie en signalen van de baby.
Hoofdstuk 2: Transitie van foetus naar neonaat
🔹 2.1 Verandering in ademhaling
● Intra-uteriene toestand:
○ In de baarmoeder ademt de foetus niet zelf. De longen zijn gevuld met vocht.
3
- Ilse De Mares
1. Perinatale Zorg in België
● Wat? Zorg voor zowel de (toekomstige) moeder als de pasgeborene.
● Waar? In verschillende gespecialiseerde afdelingen:
○ N-functies*: Lokale neonatale zorgen.
○ NIC-afdelingen: Neonatale intensieve zorgen.
○ P-functies*: Regionale perinatale zorg (combinatie van MIC en NIC op 1
locatie).
1.1 Organisatie van de Afdelingen Neonatologie
🔹 1.1.1 Lokale Neonatale Zorgen – N-functie / N-afdeling**
● Verplichting: Elk ziekenhuis met een kraamafdeling moet een N*-functie hebben.
● Functie:
○ Biedt standaardzorg aan pasgeborenen bij of naast de moeder (rooming-in).
○ Heeft een aparte ruimte (de N*-afdeling) voor pasgeborenen die
gespecialiseerde maar niet-intensieve zorg nodig hebben.
● Aantal (april 2021):
○ Totaal: 102 N*-functies
■ Vlaanderen: 58
■ Wallonië: 33
■ Brussel: 11
🔹 1.1.2 Neonatale Intensieve Zorgen – NIC-afdeling
● Voor wie?
○ Pasgeborenen in levensgevaar of met acute intensieve zorgbehoeften (bv.
prematuren of baby's met aangeboren afwijkingen).
● Structuur:
○ NIC-afdelingen zijn gescheiden van N*-afdelingen.
○ Alleen ziekenhuizen met een MIC-afdeling moeten ook NIC-bedden hebben.
○ Maar een ziekenhuis kan NIC-bedden hebben zonder MIC-afdeling.
● Opname:
○ Baby blijft op NIC tot stabiel genoeg voor transfer naar ander ziekenhuis of
naar N*-afdeling.
● Aantal (april 2021):
○ 19 NIC-afdelingen met 380 bedden:
■ Vlaanderen: 7 afdelingen – 148 bedden
■ Brussel: 6 afdelingen – 109 bedden
■ Wallonië: 6 afdelingen – 123 bedden
🔹 1.1.3 Regionale Perinatale Zorg – P-functie*
● Wat?
1
, ○ Een combinatie van:
■ MIC-afdeling: voor hoogrisico zwangerschappen.
■ NIC-afdeling: voor intensieve neonatale zorg.
● Kenmerk: Beide afdelingen bevinden zich op dezelfde ziekenhuissite.
● Rol: Referentiecentrum voor gespecialiseerde perinatale zorg.
● Aantal (augustus 2021):
○ 19 ziekenhuizen met P*-functie:
■ Vlaanderen: 7
■ Brussel: 6
■ Wallonië: 6
1.2 Ontwikkelingsgerichte Zorg (IFCDC)
De European Foundation for the Care of Newborn Infants (EFCNI) definieert IFCDC als
een zorgmodel waarin ouders, kind en omgeving centraal staan, en waarbij de
ontwikkeling en neurologische gezondheid van het kind en het gezinswelzijn worden
ondersteund.
Alle elementen van IFCDC zijn met elkaar verbonden en vertrekken vanuit één
centrale kern: de premature baby en zijn/haar gezin.
Belangrijke Dimensies van IFCDC ("de bloem")
1. Architectuur
● Fysieke omgeving moet familiegericht zijn.
● Ruimtes moeten kunnen worden aangepast aan de behoeften van de baby (bv.
verlichting, geluidsniveau).
● Voorziet ook in comfort en praktische noden van personeel.
2. Ouderlijke ondersteuning, begeleiding & voorlichting
● Psychosociale steun: gesprekken, emotionele begeleiding, aanwezigheid van
psychologen, peer-support van andere ouders.
● Psycho-educatie: ouders leren babygedrag interpreteren en correct reageren.
● Steun ook mogelijk voor broertjes en zusjes.
3. Aanwezigheid & deelname van de ouders
● Ouders mogen 24/7 aanwezig zijn en idealiter overnachten (rooming-in).
● Ouders worden aangemoedigd om actief mee te zorgen: voeden, wassen, kleden,
huid-op-huidcontact (bv. "kangoeroezorg").
● Programma’s zoals NIDCAP worden hiervoor gebruikt.
4. Zorgpersoneel, tijd & opleiding
● Zorgverleners moeten geschoold zijn in zowel klinische als ontwikkelingsgerichte
zorg.
● Investering vereist in:
○ Communicatievaardigheden
○ Individuele coaching van ouders
○ Beschikbaarheid van personeel
● Ondersteuning en erkenning van directie is essentieel.
2
, 5. Technologische ondersteuning
● Webcams/videobellen laten ouders toe hun baby te zien op afstand.
● Technologie vergemakkelijkt ook de nazorg en opvolging thuis.
6. Gedeelde besluitvorming
● Ouders worden actief betrokken bij beslissingen rond behandeling en zorg.
● Ethiek: geen eenzijdige beslissingen door zorgverleners of ouders.
● Ouders ook betrekken in beleid en organisatie van neonatale zorg.
7. Overgangsperiodes (transities)
● Kritieke momenten zoals:
○ Overdracht tussen afdelingen of ziekenhuizen.
○ Ontslag uit het ziekenhuis.
● Voorbereiding, begeleiding en nazorg zijn cruciaal.
● Voorkeur voor in utero transfers om moeder en kind niet te scheiden.
● Thuisopvolging door neonatologieteam kan ziekenhuisverblijf inkorten.
🇧🇪 1.2.1 Initiatieven ondersteund door de Belgische overheid
1.2.1.1 Baby Friendly Hospital Initiative (BFHI)
● Internationaal initiatief (WGO & UNICEF, 1991) om borstvoeding te promoten.
● In België sinds 2005 ondersteund door FOD Volksgezondheid.
● 30 ziekenhuizen zijn “Babyvriendelijk” gecertificeerd na 4 jaar opleiding.
1.2.1.2 NIDCAP, FINE en CLE
NIDCAP (Newborn Individualised Developmental Care and Assessment Program)
● Zorg wordt afgestemd op gedrag & noden van de baby.
● Bevordert ontwikkeling & hechting.
● Wordt toegepast in NIC-afdelingen.
● België: 2 erkende opleidingscentra (UZ Leuven & UMC Sint-Pieter).
FINE (Family and Infant Neurodevelopmental Education)
● Theoretische & praktische basis van ontwikkelingsgerichte zorg.
● Zorgverleners reflecteren over eigen handelen en impact op gezin.
CLE (Compréhension du Langage de l’Enfant)
● Intermediair programma voor zorgverleners.
● Gericht op inzicht in communicatie en signalen van de baby.
Hoofdstuk 2: Transitie van foetus naar neonaat
🔹 2.1 Verandering in ademhaling
● Intra-uteriene toestand:
○ In de baarmoeder ademt de foetus niet zelf. De longen zijn gevuld met vocht.
3