LES 1
0. INLEIDING
1. EEN ONHERKENBARE WERELD
➔ Levensverwachting neemt toe
Sterke toename vanaf halverwege de 19de eeuw
Verandering van de bevolkingssamenstelling
Minder kindersterfte + mediane leeftijd neemt alsmaar toe
doordat mensen steeds ouder worden
Verdeling van de wereldbevolking over de continenten maakt enorme
verschuivingen door
Aanvankelijk wordt de wereldbevolking voor 1/3 Europeaans -> neemt
terug af => snelle verschuivingen
Snelle groei veroorzaakt door betere levensomstandigheden ->
mensen werden rijker
Het aandeel van mensen die in extreme armoede leven neemt af
,➔ energieverbruik: overwegend fossiele brandstoffen
het is niet zo dat wanneer een nieuwe energiebron wordt opgeboord dat
het gebruik van een andere bron daalt
Toename van energieverbruik in het algemeen, maar vooral de voorbije
70 jaar -> onze generatie!
Gemiddelde temperatuur op aarde
Schommeling -> stijging
Leidt tot uitsterven van allerlei diersoorten
Vooral grasland en struikgewas wordt sterk ingenomen voor
onze veeteelt
Veeteelt neemt 2 keer zoveel land in beslag als de akkerbouw
Cultuurwetenschappelijke patenten in Frankrijk stijgt tot meer dan
10.000 per jaar => wetenschappelijke ontwikkeling
Culturele omslag: van meerderheid analfabeet naar meerderheid
alfabeet
Electoral democraties -> bv VS heden?
Electoral autracraties -> bv Rusland: schijnverkiezingen
➔ aantal mensen die zogezegd in een democratie leven neemt
toe, maar het aantal mensen die in een liberale democratie
leven blijft slechts een klein deelv an de wereldbevolking
, Aandeel van sociale uitgaven neemt toe
Vroeger vooral uitgaven aan regalia (politie, leger, munt,
…) => steeds meer sociale uitgaven (gezondheid,
familie, huisvesting, … )
3 grote pieken van conflictintensiteit ->
godsdienstoorlogen (tot 1648), Napoleontische
oorlogen en 2 wereldoorlogen
Deze 3 gevolven: conflicten gebaseerd op ideologische
tegenstellingen
gevolgen van imperialisme en kolonialisme
2. MODERNISERINGSTHEORIEËN
Proces van mondialisering = samenhangende maatschappelijke veranderingen sinds Industriële
revolutie en Atlantische revoluties
Industrialisering, verstedelijking, bureaucratisering, individualisering, rationalisering, secularisering,
democratisering, pedagogisering, natievorming, …
Vooruitgangsgedachte;
- Lineaire evolutie
- Maakbaarheid van de mens en de wereld
- Hogere efficiëntie
- Europees exceptionalisme
Kritieken:
- Vele kenmerken ook al vroeger waarneembaar
- ‘Moderniteit’ geen gelijkvormig proces overal aanwezig
- ‘Moderne’ kenmerken ook buiten Europa
- Europese expansie -> ondergang niet-Europese culturen
- Gekoloniseerde volkeren = ondergeschikt
- Quid ‘moderniteit’ en klimaatverandering?
,8. HET TIJDPERK VAN DE VERLICHTING
1. DE VERLICHTING
Einde 17de eeuw (tot vandaag)
Geloof in kennis en wetenschap -> de wetenschap is dienstbaar voor maatschappelijke verandering
Scepsis tegenover traditie:
- Idee dat traditie geen valabel uitgangspunt van kennis vormt, de idee dat kennis altijd opnieuw
in vraag moet gesteld worden
- We zijn met rede begiftigd -> we kunnen redelijk nadenken => we kunnen de bestaande kennis
bevragen
Tolerantie-idee
Vooruitgangsdenken
- Menselijke vooruitgang is wenselijk -> centraal ideologisch uitgangspunt
- Vooruitgangsidee door filosofen en de encyclopedisten in de 18de eeuw
MAAR: ideeën =/= praktijk
- Pogingen tot hervormingen door Frankrijk
- ‘Verlicht despotisme’ -> sommige heersers willen een rationeel opgesteld staatsapparaat maar
trekken het niet volledig door
o Aanleiding tot kritiek: staatsapparaat instellen maar monarchie blijft toch het toppunt
van de hiërarchie
o Klimaat van ideologisch in vraag stellen van de bestaande structuren
o Bijvoorbeeld:
▪ Habsburgse Rijk -> Maria Theresia (1740-1780), Jozef II (1780-1790)
▪ Frankrijk -> Lodewijk XV (1715-1774), Lodewijk XVI (1774-1792)
▪ Rusland -> Catharina de Grote (1762-1796)
▪ Pruisen …
2. DE AMERIKAANSE REVOLUTIE
13 koloniën aan de Oostkust van Amerika
2,5 miljoen inwoners -> heel dun bevolkt (20% van de inwoners zijn slaven van
Afrikaanse herkomst)
Inheemse bevolking wordt systematisch van hun land beroofd en naar het westen
gedreven/uitgeroeid
Engelse koloniën -> onder Brits gezag: dit gezag werd niet gecontesteerd zolang
de Fransen in de buurt waren (zij beheersten Canada -> cf Detroit, New Orléans,
het gebied van de Grote Meren, …)
,GB verdrijft FR met grote militaire inspanning waardoor de dreiging wegvalt
- Door deze grote militaire inspanning is er nieuw geld nodig => men eist dat de inwoners van de
koloniën ook belastingen gaan betalen net zoals andere rijksgenoten
- MAAR: inwoners van de koloniën worden niet vertegenwoordigd in het Engelse parlement
Gekant tegen Britse centralisering, GB = geen recht op belastingheffing
Onstaan van opstandigheid, vorming van milities:
- 1773: Boston Tea Party
o East India Company bracht lading thee tegen dumpingprijzen op Amerikaanse markt
o Amerikaanse theehandel leed hierdoor zware verliezen
o Amerikanen keilen een lading thee in zee
- 1775: begin gevechten George Washington (met behulp van Frankrijk)
- 4 juli 1776: Declaration of Independence -> ‘All men are created equal’ (= verlichtingsdenken)
1789: Bill of Rights
- Uitwerking van onvervreemdbare rechten voor iedereen - MAAR: onvervreemdbare rechten in
een SL waar 1/5 slaaf is en de inheemse bevolking van de VS verdreven werd? Toch niet voor
iedereen gelijke rechten…
- Volkssoevereiniteit: idee dat de macht in principe uitgaat van de natie, van het volk, van de
verzamelde burgers
- Scheiding der machten: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht -> tirannie en
machtsconcentratie bij 1 persoon mijden
- Grondwettelijke vrijheden
- Vrije verkiezingen
Groeit uiteindelijk uit tot een federale staat
A. AMERIKAANSE EN FRANSE REVOLUTIE
Franse revolutie als uitgangspunt want:
- Frankrijk = wereldmacht, VS = periferie -> de weerslag van de Franse revolutie is in
machtspolitieke termen groter
- Grondleggende teksten -> Declaration des droits de l’homme et du citoyen heeft grotere
draagkracht dan de Amerikaanse teksten
MAAR: ze zijn met elkaar vervlochten, beïnvloeden elkaar
B. VERANDERINGSPROCES LANGE 19DE EEUW
Een aantal fundamentele transformaties dankzij de Franse revolutie
- Standenmaatschappij -> gelijke burgers
- Particuliere privileges -> gecentraliseerde staten
- Soevereine vorsten -> soevereine naties
,Onstaan en intensivering van het nationalisme => transformatieve kracht
Industriële revolutie -> sociaaleconomische verandering
- Van landbouwSL, agrarische SL naar geïndustrialisserde SL
- Andere maatschappelijke dynamiek door industrialisering: bv proletariaat die in loondienst
werkte, macht van de industriële burgerij neemt toe
C. IMPACT FRANSE REVOLUTIE
Geen lineaire evolutie -> schokgolven (1789 – 1830 – 1848)
Inzet: meer macht en rechten van de burgerij
Succesvol, Frankrijk, GB, België, NL, Scandinavië
Veel minder: Midden- en Oost-Europese landen
Mondialisering door kolonisatie
Ontstaan nationalisme en natiestaten
,LES 2
9. DE FRANSE REVOLUTIE
1. BELANG FRANSE REVOLUTIE
Einde 18de eeuw – WOI: breed veranderingsproces
Drie ijkpunten:
- Standenmaatschappij -> maatschappij van gelijke burgers
- Soevereine vorsten -> soevereine naties
- Privilege systeem -> staatsbureaucratieën
Franse revolutie = voorbeeld voor andere revolutionaire bewegingen
- Burgerlijke revoluties 1830, 1848
- Amerikaans continent
- Russische revolutie in 1917
- Communistische China
Blijvende discussie over grote principes (bv volkssoevereiniteit, identiteit en natie, scheiding kerk en
staat, scheiding der machten, rechtsstaat, sociale RV en politiek radicalisme)
Franse revolutie = radicale en snelle verandering
2. OORZAKEN
A. STANDENMAATSCHAPPIJ = VERSLETEN
Standenmaatschappij (ca 25 miljoen)
- Clerus: 100.000 – 10% land => Kleine groep met enorm veel grondbezit
o Tienden = grondenbelasting
o Veel invloed op samenleving en staatszaken
o Rol van bemiddelaar tussen God en de soevereine vorst
- Adel: 400.000 – 20% land
o Geen belastingen
o Feodale privileges (bannalités): Heerlijkheden (mogelijkheid om belastingen te innen bij
de 3de stand, ook als adel geen eigenaar meer is van het land)
- Derde stand: rest bevolking -> betalen belastingen, geen privileges
o Rijke burgers – 20% land
o Boeren – 40% land
o (Land)arbeiders, armen, …: werkende klasse, bezitten geen grond
Franse revolutie: bourgeoisie <-> aristocratie (combinatie van sociale en politieke botsingen)
- Bourgeoisie hielden wrok tov de aristocratie wegen hun arrogantie en vele privileges
- Ze voelen zich tekortgedaan in de verdeling van de politieke macht
,B. STERKERE FRANSE IDENTITEIT
Centrale staat en koningschap -> ontstaan van nationale ruimte
Identiteit = mobiliserende kracht => ontstaan van politieke verenigingen
Bv Jacobijnen:
- Vestigen de republiek
- Willen eenheid en ondeelbaarheid, centralisering en volkssoevereiniteit
Eugene Weber, ‘Peasants into Frenchmen: The modernization of rural France 1870-1914 (Stanford
1976): “Frans burgerschap is product van de FR”
Nationalisme en volkssoevereiniteit als 2 gezichten van de FR
C. POLITIEKE EN FINANCIËLE CRISIS
Onefficiënt regerings- en economisch systeem -> enorme schuldenberg
- Staatskas is leeg
- Oorlogvoering zorgt voor toenemende schulden
Oplossing: hogere belastingen invoeren
MAAR: Clerus en adel zijn vrijgesteld van bepaalde belastingen
- Lodewijk XVI wil systeem van rechtstreekse belastingen invoeren, waarbij ook adel en clerus
moeten bijdragen
- Revolte van de hogere klassen: gekant tegen hervormingen
Lodewijk XVI roept een Staten-Generaal bijeen (mei 1789) om een oplossing te vinden voor de
financiële crisis
3. VERLOOP
Staten-Generaal (mei 1789)
Assemblée Nationale (juni 1789) - Assemblée Constituante (1789-1791)
Assemblée Législative (1791-1792)
- Constitutionele monarchie
- Politiek zwaartepunt: wetgevende macht
- Scheiding der machten
Convention Nationale (1792-1795)
- Dictatuur – comité du Salut public
- Geen scheiding der machten
- Terreur
Directoire (1795-1799)
- Scheiding der machten
- Politiek zwaartepunt: 5 ‘directeurs’ + bezittende klasse
Consulaat (1799-1804)
,A. STATEN-GENERAAL
Uitgeroepen op initiatief van de koning op oplossing te vinden over crisis
Discussie over de organisatie van de Staten-Generaal -> Kritiek op oude systeem: drie standen elk
aparte ruimte => derde stand had weinig inspraak
Derde stand wil niet apart vergaderen => pleiten voor gelijk stemrecht
Parlement van Parijs beslist dat de Staten-Generaal toch zal plaatsvinden in drie aparte kamers =>
opstand van het volk
Eed op de Kaatsbaan (20 juni 1789)
- De koning sloot deur vergaderzaal voor de vertegenwoordigers van de derde stand
- Trekken naar de kaatsbaan
- Eed waarin men zweert om niet terug te trekken tot men erkend wordt als vertegenwoordigers
van het Franse volk
Vorming Assemblée Nationale
Koning kiest partij voor de hogere klassen => verontwaardiging: bestorming van de Bastille (juni 1789)
‘La grande peur’ (juli 1789): boeren vallen kastelen van plaatselijke heren aan om hun leenrechtelijke
archieven te vernielen, gedreven door misoogsten en hongersnood
‘La déclaration des Droits de l’homme et du citoyen’:
- Inleidende tekst op de gw
- Massaal verspreid, gold als de ‘nieuwe bijbel’, soort catechismus
- Leidraad voor de FR
B. DE ASSEMBLEE CONSTITUANTE (= ASSEMBLEE NATIONALE)
Opstellen van de grondwet in 1791 (eerste geschreven grondwet in Europa) -> bekrachtiging van de
hervormingen
Politiek zwaartepunt: Assemblée Législative (1791-1792)
- 1-kamerstelsel
- Wetgevende macht, met relatief zwakke uitvoerende macht (koning mag ministers kiezen maar
elke beslissing moet door hen gedekt worden)
- Koning -> Parijs: geen vetorecht
- Constitutionele monarchie: koning moet trouw zweren aan de grondwet
Vertegenwoordigende democratie
- ’actieve’ versus ‘passieve’ burgers: zelfde rechten maar alleen burgers met genoeg geld zijn
actieve burger => met moet genoeg bezitten om te kunnen stemmen
- Scheiding der machten: onafhankelijke rechterlijke macht
- Afschaffing privileges -> rechtstreekse belastingen voor iedereen
- Administratieve uniformisering
, Kerk verliest gepriviligeerde positie -> kerkelijke goederen worden geconfisqueerd
- Hierdoor wordt de staatkas opnieuw gevuld => verkocht aan rijke bourgeoisie
- Paus veroordeelt iedereen die deelneemt aan de FR: Franse clerus in moeilijke positie
Wet Le Chapelier (1791): afschaffing van de gilden
- Vrije beroepsuiting
- Manier om arbeidsorganisaties te verbieden: verbod op vakbonden en stakingen
- Wet ten gunste van de burgerij, niet ten gunste van de arbeiders
Systeem ten gunste van rijke burgers -> Ontgoocheling bij boeren en armen
Tweede radicale revolutie: monsterverbond van armen en de koning
C. INTERNE EN EXTERNE PROBLEMEN
Interne conflicten – politieke terreur
- Jacobijnen: oudste fractie
- Girondijnen: gematigde fractie
- Montagnards: radicale fractie
Internationale conflicten
- Europese coalitie <-> Frankrijk
- Oorlog: 1792-1815
Franse expansie: annexatie Elzas-Lotharingen
HRR:
- Pruisen
- Habsburgs Rijk
Rusland: expansie naar Westen
Ottomaans Rijk: verval na 1774, verlies terr aan
Rusland
Groot-Brittannië
- Geografische ligging voordeel voor vloot
- Koloniaal imperium
0. INLEIDING
1. EEN ONHERKENBARE WERELD
➔ Levensverwachting neemt toe
Sterke toename vanaf halverwege de 19de eeuw
Verandering van de bevolkingssamenstelling
Minder kindersterfte + mediane leeftijd neemt alsmaar toe
doordat mensen steeds ouder worden
Verdeling van de wereldbevolking over de continenten maakt enorme
verschuivingen door
Aanvankelijk wordt de wereldbevolking voor 1/3 Europeaans -> neemt
terug af => snelle verschuivingen
Snelle groei veroorzaakt door betere levensomstandigheden ->
mensen werden rijker
Het aandeel van mensen die in extreme armoede leven neemt af
,➔ energieverbruik: overwegend fossiele brandstoffen
het is niet zo dat wanneer een nieuwe energiebron wordt opgeboord dat
het gebruik van een andere bron daalt
Toename van energieverbruik in het algemeen, maar vooral de voorbije
70 jaar -> onze generatie!
Gemiddelde temperatuur op aarde
Schommeling -> stijging
Leidt tot uitsterven van allerlei diersoorten
Vooral grasland en struikgewas wordt sterk ingenomen voor
onze veeteelt
Veeteelt neemt 2 keer zoveel land in beslag als de akkerbouw
Cultuurwetenschappelijke patenten in Frankrijk stijgt tot meer dan
10.000 per jaar => wetenschappelijke ontwikkeling
Culturele omslag: van meerderheid analfabeet naar meerderheid
alfabeet
Electoral democraties -> bv VS heden?
Electoral autracraties -> bv Rusland: schijnverkiezingen
➔ aantal mensen die zogezegd in een democratie leven neemt
toe, maar het aantal mensen die in een liberale democratie
leven blijft slechts een klein deelv an de wereldbevolking
, Aandeel van sociale uitgaven neemt toe
Vroeger vooral uitgaven aan regalia (politie, leger, munt,
…) => steeds meer sociale uitgaven (gezondheid,
familie, huisvesting, … )
3 grote pieken van conflictintensiteit ->
godsdienstoorlogen (tot 1648), Napoleontische
oorlogen en 2 wereldoorlogen
Deze 3 gevolven: conflicten gebaseerd op ideologische
tegenstellingen
gevolgen van imperialisme en kolonialisme
2. MODERNISERINGSTHEORIEËN
Proces van mondialisering = samenhangende maatschappelijke veranderingen sinds Industriële
revolutie en Atlantische revoluties
Industrialisering, verstedelijking, bureaucratisering, individualisering, rationalisering, secularisering,
democratisering, pedagogisering, natievorming, …
Vooruitgangsgedachte;
- Lineaire evolutie
- Maakbaarheid van de mens en de wereld
- Hogere efficiëntie
- Europees exceptionalisme
Kritieken:
- Vele kenmerken ook al vroeger waarneembaar
- ‘Moderniteit’ geen gelijkvormig proces overal aanwezig
- ‘Moderne’ kenmerken ook buiten Europa
- Europese expansie -> ondergang niet-Europese culturen
- Gekoloniseerde volkeren = ondergeschikt
- Quid ‘moderniteit’ en klimaatverandering?
,8. HET TIJDPERK VAN DE VERLICHTING
1. DE VERLICHTING
Einde 17de eeuw (tot vandaag)
Geloof in kennis en wetenschap -> de wetenschap is dienstbaar voor maatschappelijke verandering
Scepsis tegenover traditie:
- Idee dat traditie geen valabel uitgangspunt van kennis vormt, de idee dat kennis altijd opnieuw
in vraag moet gesteld worden
- We zijn met rede begiftigd -> we kunnen redelijk nadenken => we kunnen de bestaande kennis
bevragen
Tolerantie-idee
Vooruitgangsdenken
- Menselijke vooruitgang is wenselijk -> centraal ideologisch uitgangspunt
- Vooruitgangsidee door filosofen en de encyclopedisten in de 18de eeuw
MAAR: ideeën =/= praktijk
- Pogingen tot hervormingen door Frankrijk
- ‘Verlicht despotisme’ -> sommige heersers willen een rationeel opgesteld staatsapparaat maar
trekken het niet volledig door
o Aanleiding tot kritiek: staatsapparaat instellen maar monarchie blijft toch het toppunt
van de hiërarchie
o Klimaat van ideologisch in vraag stellen van de bestaande structuren
o Bijvoorbeeld:
▪ Habsburgse Rijk -> Maria Theresia (1740-1780), Jozef II (1780-1790)
▪ Frankrijk -> Lodewijk XV (1715-1774), Lodewijk XVI (1774-1792)
▪ Rusland -> Catharina de Grote (1762-1796)
▪ Pruisen …
2. DE AMERIKAANSE REVOLUTIE
13 koloniën aan de Oostkust van Amerika
2,5 miljoen inwoners -> heel dun bevolkt (20% van de inwoners zijn slaven van
Afrikaanse herkomst)
Inheemse bevolking wordt systematisch van hun land beroofd en naar het westen
gedreven/uitgeroeid
Engelse koloniën -> onder Brits gezag: dit gezag werd niet gecontesteerd zolang
de Fransen in de buurt waren (zij beheersten Canada -> cf Detroit, New Orléans,
het gebied van de Grote Meren, …)
,GB verdrijft FR met grote militaire inspanning waardoor de dreiging wegvalt
- Door deze grote militaire inspanning is er nieuw geld nodig => men eist dat de inwoners van de
koloniën ook belastingen gaan betalen net zoals andere rijksgenoten
- MAAR: inwoners van de koloniën worden niet vertegenwoordigd in het Engelse parlement
Gekant tegen Britse centralisering, GB = geen recht op belastingheffing
Onstaan van opstandigheid, vorming van milities:
- 1773: Boston Tea Party
o East India Company bracht lading thee tegen dumpingprijzen op Amerikaanse markt
o Amerikaanse theehandel leed hierdoor zware verliezen
o Amerikanen keilen een lading thee in zee
- 1775: begin gevechten George Washington (met behulp van Frankrijk)
- 4 juli 1776: Declaration of Independence -> ‘All men are created equal’ (= verlichtingsdenken)
1789: Bill of Rights
- Uitwerking van onvervreemdbare rechten voor iedereen - MAAR: onvervreemdbare rechten in
een SL waar 1/5 slaaf is en de inheemse bevolking van de VS verdreven werd? Toch niet voor
iedereen gelijke rechten…
- Volkssoevereiniteit: idee dat de macht in principe uitgaat van de natie, van het volk, van de
verzamelde burgers
- Scheiding der machten: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht -> tirannie en
machtsconcentratie bij 1 persoon mijden
- Grondwettelijke vrijheden
- Vrije verkiezingen
Groeit uiteindelijk uit tot een federale staat
A. AMERIKAANSE EN FRANSE REVOLUTIE
Franse revolutie als uitgangspunt want:
- Frankrijk = wereldmacht, VS = periferie -> de weerslag van de Franse revolutie is in
machtspolitieke termen groter
- Grondleggende teksten -> Declaration des droits de l’homme et du citoyen heeft grotere
draagkracht dan de Amerikaanse teksten
MAAR: ze zijn met elkaar vervlochten, beïnvloeden elkaar
B. VERANDERINGSPROCES LANGE 19DE EEUW
Een aantal fundamentele transformaties dankzij de Franse revolutie
- Standenmaatschappij -> gelijke burgers
- Particuliere privileges -> gecentraliseerde staten
- Soevereine vorsten -> soevereine naties
,Onstaan en intensivering van het nationalisme => transformatieve kracht
Industriële revolutie -> sociaaleconomische verandering
- Van landbouwSL, agrarische SL naar geïndustrialisserde SL
- Andere maatschappelijke dynamiek door industrialisering: bv proletariaat die in loondienst
werkte, macht van de industriële burgerij neemt toe
C. IMPACT FRANSE REVOLUTIE
Geen lineaire evolutie -> schokgolven (1789 – 1830 – 1848)
Inzet: meer macht en rechten van de burgerij
Succesvol, Frankrijk, GB, België, NL, Scandinavië
Veel minder: Midden- en Oost-Europese landen
Mondialisering door kolonisatie
Ontstaan nationalisme en natiestaten
,LES 2
9. DE FRANSE REVOLUTIE
1. BELANG FRANSE REVOLUTIE
Einde 18de eeuw – WOI: breed veranderingsproces
Drie ijkpunten:
- Standenmaatschappij -> maatschappij van gelijke burgers
- Soevereine vorsten -> soevereine naties
- Privilege systeem -> staatsbureaucratieën
Franse revolutie = voorbeeld voor andere revolutionaire bewegingen
- Burgerlijke revoluties 1830, 1848
- Amerikaans continent
- Russische revolutie in 1917
- Communistische China
Blijvende discussie over grote principes (bv volkssoevereiniteit, identiteit en natie, scheiding kerk en
staat, scheiding der machten, rechtsstaat, sociale RV en politiek radicalisme)
Franse revolutie = radicale en snelle verandering
2. OORZAKEN
A. STANDENMAATSCHAPPIJ = VERSLETEN
Standenmaatschappij (ca 25 miljoen)
- Clerus: 100.000 – 10% land => Kleine groep met enorm veel grondbezit
o Tienden = grondenbelasting
o Veel invloed op samenleving en staatszaken
o Rol van bemiddelaar tussen God en de soevereine vorst
- Adel: 400.000 – 20% land
o Geen belastingen
o Feodale privileges (bannalités): Heerlijkheden (mogelijkheid om belastingen te innen bij
de 3de stand, ook als adel geen eigenaar meer is van het land)
- Derde stand: rest bevolking -> betalen belastingen, geen privileges
o Rijke burgers – 20% land
o Boeren – 40% land
o (Land)arbeiders, armen, …: werkende klasse, bezitten geen grond
Franse revolutie: bourgeoisie <-> aristocratie (combinatie van sociale en politieke botsingen)
- Bourgeoisie hielden wrok tov de aristocratie wegen hun arrogantie en vele privileges
- Ze voelen zich tekortgedaan in de verdeling van de politieke macht
,B. STERKERE FRANSE IDENTITEIT
Centrale staat en koningschap -> ontstaan van nationale ruimte
Identiteit = mobiliserende kracht => ontstaan van politieke verenigingen
Bv Jacobijnen:
- Vestigen de republiek
- Willen eenheid en ondeelbaarheid, centralisering en volkssoevereiniteit
Eugene Weber, ‘Peasants into Frenchmen: The modernization of rural France 1870-1914 (Stanford
1976): “Frans burgerschap is product van de FR”
Nationalisme en volkssoevereiniteit als 2 gezichten van de FR
C. POLITIEKE EN FINANCIËLE CRISIS
Onefficiënt regerings- en economisch systeem -> enorme schuldenberg
- Staatskas is leeg
- Oorlogvoering zorgt voor toenemende schulden
Oplossing: hogere belastingen invoeren
MAAR: Clerus en adel zijn vrijgesteld van bepaalde belastingen
- Lodewijk XVI wil systeem van rechtstreekse belastingen invoeren, waarbij ook adel en clerus
moeten bijdragen
- Revolte van de hogere klassen: gekant tegen hervormingen
Lodewijk XVI roept een Staten-Generaal bijeen (mei 1789) om een oplossing te vinden voor de
financiële crisis
3. VERLOOP
Staten-Generaal (mei 1789)
Assemblée Nationale (juni 1789) - Assemblée Constituante (1789-1791)
Assemblée Législative (1791-1792)
- Constitutionele monarchie
- Politiek zwaartepunt: wetgevende macht
- Scheiding der machten
Convention Nationale (1792-1795)
- Dictatuur – comité du Salut public
- Geen scheiding der machten
- Terreur
Directoire (1795-1799)
- Scheiding der machten
- Politiek zwaartepunt: 5 ‘directeurs’ + bezittende klasse
Consulaat (1799-1804)
,A. STATEN-GENERAAL
Uitgeroepen op initiatief van de koning op oplossing te vinden over crisis
Discussie over de organisatie van de Staten-Generaal -> Kritiek op oude systeem: drie standen elk
aparte ruimte => derde stand had weinig inspraak
Derde stand wil niet apart vergaderen => pleiten voor gelijk stemrecht
Parlement van Parijs beslist dat de Staten-Generaal toch zal plaatsvinden in drie aparte kamers =>
opstand van het volk
Eed op de Kaatsbaan (20 juni 1789)
- De koning sloot deur vergaderzaal voor de vertegenwoordigers van de derde stand
- Trekken naar de kaatsbaan
- Eed waarin men zweert om niet terug te trekken tot men erkend wordt als vertegenwoordigers
van het Franse volk
Vorming Assemblée Nationale
Koning kiest partij voor de hogere klassen => verontwaardiging: bestorming van de Bastille (juni 1789)
‘La grande peur’ (juli 1789): boeren vallen kastelen van plaatselijke heren aan om hun leenrechtelijke
archieven te vernielen, gedreven door misoogsten en hongersnood
‘La déclaration des Droits de l’homme et du citoyen’:
- Inleidende tekst op de gw
- Massaal verspreid, gold als de ‘nieuwe bijbel’, soort catechismus
- Leidraad voor de FR
B. DE ASSEMBLEE CONSTITUANTE (= ASSEMBLEE NATIONALE)
Opstellen van de grondwet in 1791 (eerste geschreven grondwet in Europa) -> bekrachtiging van de
hervormingen
Politiek zwaartepunt: Assemblée Législative (1791-1792)
- 1-kamerstelsel
- Wetgevende macht, met relatief zwakke uitvoerende macht (koning mag ministers kiezen maar
elke beslissing moet door hen gedekt worden)
- Koning -> Parijs: geen vetorecht
- Constitutionele monarchie: koning moet trouw zweren aan de grondwet
Vertegenwoordigende democratie
- ’actieve’ versus ‘passieve’ burgers: zelfde rechten maar alleen burgers met genoeg geld zijn
actieve burger => met moet genoeg bezitten om te kunnen stemmen
- Scheiding der machten: onafhankelijke rechterlijke macht
- Afschaffing privileges -> rechtstreekse belastingen voor iedereen
- Administratieve uniformisering
, Kerk verliest gepriviligeerde positie -> kerkelijke goederen worden geconfisqueerd
- Hierdoor wordt de staatkas opnieuw gevuld => verkocht aan rijke bourgeoisie
- Paus veroordeelt iedereen die deelneemt aan de FR: Franse clerus in moeilijke positie
Wet Le Chapelier (1791): afschaffing van de gilden
- Vrije beroepsuiting
- Manier om arbeidsorganisaties te verbieden: verbod op vakbonden en stakingen
- Wet ten gunste van de burgerij, niet ten gunste van de arbeiders
Systeem ten gunste van rijke burgers -> Ontgoocheling bij boeren en armen
Tweede radicale revolutie: monsterverbond van armen en de koning
C. INTERNE EN EXTERNE PROBLEMEN
Interne conflicten – politieke terreur
- Jacobijnen: oudste fractie
- Girondijnen: gematigde fractie
- Montagnards: radicale fractie
Internationale conflicten
- Europese coalitie <-> Frankrijk
- Oorlog: 1792-1815
Franse expansie: annexatie Elzas-Lotharingen
HRR:
- Pruisen
- Habsburgs Rijk
Rusland: expansie naar Westen
Ottomaans Rijk: verval na 1774, verlies terr aan
Rusland
Groot-Brittannië
- Geografische ligging voordeel voor vloot
- Koloniaal imperium