FARMACODYNAMIEK – AANGRIJPINGSPUNTEN GENEESMIDDELEN
WAT IS EEN GENEESMIDDEL?
Het grootste deel van geneesmiddelen zijn small
molecules, bv. aspirine. Ondertussen zijn er ook andere
geneesmiddelen zoals insuline of EPO (erythropoietine).
Dit zijn biologische moleculen die in het labo kunnen
worden aangemaakt. Antilichamen, interfering RNA zijn
grote moleculen die een heel specifieke interactie
hebben, in tegenstelling tot kleinere moleculen, zoals
aspirine, die zo klein zijn dat het moeilijk is om selectief
te zijn. Ze worden steeds vaker in de gentherapie
gebruikt.
Antilichamen eindigen op -mab achteraan. Tu-xx-mab = tumor indirected antilichaam.
Nadelen van biologische moleculen
- Moeilijker opneembaar door het lichaam → moeten IV worden toegediend
- Toediening kan enkel in een ziekenhuis
- Small molecules kunnen daarintegen oraal worden ingekomen en thuis worden gebruikt
Voordelen van biologische moleculen
- Langere halfwaardetijd → blijven langer in de bloedbaan
- Small molecules worden sneller geklaard via
o Lever → afbraak
o Nier → filtratie en uitscheiding
Cholesterolverlaging en statines
- Een te hoge cholesterol wordt behandeld met statines
- Werking statines
o Verminderen cholesterolsynthese in de lever
o Leidt tot meer LDL-receptoren op de levercellen
o Hierdoor wordt meer LDL uit de bloedbaan gehaald en afgebroken
Remming van LDL-receptor afbraak
- Er bestaat een eiwitsysteem dat LDL-receptoren afbreekt, wat het effect van statines
deels tenietdoet
- Dit systeem kan geïnactiveerd worden door
o Antilichamen (biologische therapie)
o Specifiek interfererend RNA (via nanopartikels die de lever targetten)
Pagina 1 van 141
,CHEMISCHE SELECTIVITEIT
Chemische selectiviteit verwijst naar de mate waarin een specifiek geneesmiddel een
bepaald doelwit (enzym, receptor of eiwit) bindt en zal beïnvloeden, zonder interactie met
andere moleculen in het lichaam.
Hoge selectiviteit → minder bijwerkingen, omdat het medicijn alleen werkt op het gewenste
doelwit
Lage selectiviteit → meer kans op off-target effecten, wat kan leiden tot bijwerkingen of
toxiciteit
Belang van ruimtelijke configuratie
- De 3D-structuur van een molecuul bepaalt of het goed in het bindingsgebied (slot) van
het doelwit (sleutel) past
- Verlies van ruimtelijke configuratie leidt tot verlies van
functie
- L- en D-aminozuren
o Zijn elkaars spiegelbeelden en passen daardoor
niet altijd in hetzelfde doelwit
- R- en S-varianten
o Sommige moleculen hebben een chirale
configuratie (R/S), wat hun werking en effectiviteit
beïnvloedt.
Door 1 AZ weg te knippen krijg je een inactieve vorm
Verandering van ruimtelijke configuratie kan ook leiden tot inactivatie.
BIOLOGISCHE SELECTIVITEIT
Biologische selectiviteit verwijst naar de mate waarin een geneesmiddel specifiek een bepaald
weefsel, orgaan, celtype of biologisch proces beïnvloedt, zonder onnodige effecten op
andere delen van het lichaam.
Voorbeeld van biologische selectiviteit: angiotensine-receptoren
Angiotensine-receptoren spelen een belangrijke rol in het RAAS-systeem, dat helpt de
perfusie van de nieren en de bloeddruk te regelen.
Selectieve lokalisatie en effect
- Angiotensine-receptoren komen voornamelijk voor op bloedvaten (glad
spierweefsel)
- Hun activatie zorgt voor vasoconstrictie, wat leidt tot een verhoging van de
bloeddruk
- Er zijn geen angiotensine-receptoren in het maagdarmstelsel (terwijl het
ook glad spierweefsel bezit)
- Dit betekent dat angiotensine-medicatie geen directe invloed heeft op de
darm
Pagina 2 van 141
,AANGRIJPINGSPUNTEN GENEESMIDDELEN
Veel geneesmiddelen werken door interactie met receptoren, ionkanalen of enzymen.
Receptoren
- Agonist → activeert de receptor en bootst het natuurlijke signaal na
- Antagonist → blokkeert de receptor en voorkomt activatie
Ionkanalen
- Blokkers → sluiten het ionkanaal en verhinderen iondoorstroom
- Modulatoren → veranderen de gevoeligheid van het ionkanaal zonder het volledig te
blokkeren
Vb. antiarrhythmica
Enzymen
- Inhibitoren → remmen de activiteit van een enzym
- Vals substraat → geen functioneel eindproduct
- Prodrug → is een inactieve vorm van een GM die pas in het lichaam wordt omgezet in
zijn actieve vorm door metabolische processen
Transporters
- Inhibitoren → remmen de activiteit van een transporteiwit
- Vals substraat → geen functioneel eindproduct
Vb. antidepressiva
Pagina 3 van 141
, OVERZICHT GENEESMIDDELEN
- antacida
- sucralphate / alginate
- H2-antagonisten
- protonpumpinhibitors
- acetylsalicylic acid (ASA)
- (NSAIDs)
- clopidogrel
- vitamine K-antagonisten
o warfarine
- heparine
- benzodiazepines
Werkingsmechanismes kennen en 2-3 belangrijke aspecten kunnen uitleggen!
VOORBEELD 1: MAAG(ZUUR)KLACHTEN
Maagklachten ontstaat vaak door een overproductie van maagzuur, wat kan leiden tot:
- Reflux → terugvloei van maagzuur in de slokdarm, wat irritatie en schade kan
veroorzaken
- Ulceraties (maagzweren) → beschadiging van het maagslijmvlies door overmatig zuur
Behandelingsstrategieën
1. Zuurproductie verminderen
- Protonpompremmers → remmen de aanmaak van maagzuur
- H2-receptorantagonisten → verminderen zuurproductie door histamineblokkade
Pagina 4 van 141