Economie en rechtseconomie 2024 – 2025
HF 1: Wat is economie? LES 1
1. Inleiding
Micro-economie : gaat na hoe individuele economische
agenten beslissingen nemen
Macro-economie : bestudeert vraagstukken die de economie
als geheel beïnvloeden
2. Het fundamenteel economisch probleem: veelvuldige
behoeften vs schaarse middelen
Economische goederen:
Nuttig
Schaars (vs. Vrij)
Alternatief aanwendbaar
Zowel materieel als immaterieel
Opportuniteitskost = de waarde van het beste alternatief dat
men opgeeft door deze keuze te maken
Bv: opportuniteitskost studeren
,Economie = een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het
beheer van schaarse middelen
Dit beheer van de beschikbare middelen omvat:
Allocatie (toewijzing) van middelen: wat, hoeveel en hoe
produceren
Verdeling (distributie): voor wie produceren
Nastreven van de volledige aanwending:
stabilisatieprobleem
Micro-economie Macro-economie
Gaat na hoe individuen en Bekijkt het geaggregeerde
bedrijven (individuele niveau en bestudeert
economische agenten) vraagstukken die de
beslissingen nemen. Heeft economie als geheel
dus vnl betrekking op allocatie beïnvloeden. Heeft dus vnl
en distributieprobleem betrekking op het
stabilisatieprobleem,
Bv: hoe veranderen Bv: Wat zijn de budgettaire
consumenten hun gedrag? gevolgen van ons
klimaatbeleid?
, 3. Het productieproces
Productie = alle activiteiten:
Waardoor goederen en diensten tot stand worden
gebracht (economsiche goederen, consumptiegoederen,
kapitaalgoederen)
Op gepaste tijd en plaats ter beschikking worden gesteld
van consumenten
Door inzet van schaarse middelen (productiefactoren:
arbeid, natuur en kapitaal-ondernemersinitiatief)
Productiefactoren:
Arbeid (L)
Natuur (N) eigenlijke productiefactoren
Kapitaal (K)
Ondernemersinitiatief
, Productiefunctie = technische relatie tussen de hoeveelheid
productiefactoren (inputs) en de maximale hoeveelheid
economische goederen (output) die men daarmee kan
produceren
X = f(L, N, K)
X=hoeveelheid output
L=hoeveelheid arbeid (labour)
N=hoeveelheid natuur
K= hoeveelheid kapitaal
f = een bepaalde functionele vorm
voorbeeld: X = 10L + 2K
marginaal product van arbeid = de verandering in het
outputniveau ten gevolge van een kleine verandering in de inzet
van arbeid
4. De productiemogelijkhedencurve van een land
Productiemogelijkhedencurve = geeft alle combinaties van
goederen en diensten die kunnen geproduceerd worden bij
volledige aanwending van de beschikbare productiefactoren
- schaarste
- opportuniteitskost
- keuzeprobleem
- volledige aanwending van middelen
- allocatie van middelen
HF 1: Wat is economie? LES 1
1. Inleiding
Micro-economie : gaat na hoe individuele economische
agenten beslissingen nemen
Macro-economie : bestudeert vraagstukken die de economie
als geheel beïnvloeden
2. Het fundamenteel economisch probleem: veelvuldige
behoeften vs schaarse middelen
Economische goederen:
Nuttig
Schaars (vs. Vrij)
Alternatief aanwendbaar
Zowel materieel als immaterieel
Opportuniteitskost = de waarde van het beste alternatief dat
men opgeeft door deze keuze te maken
Bv: opportuniteitskost studeren
,Economie = een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het
beheer van schaarse middelen
Dit beheer van de beschikbare middelen omvat:
Allocatie (toewijzing) van middelen: wat, hoeveel en hoe
produceren
Verdeling (distributie): voor wie produceren
Nastreven van de volledige aanwending:
stabilisatieprobleem
Micro-economie Macro-economie
Gaat na hoe individuen en Bekijkt het geaggregeerde
bedrijven (individuele niveau en bestudeert
economische agenten) vraagstukken die de
beslissingen nemen. Heeft economie als geheel
dus vnl betrekking op allocatie beïnvloeden. Heeft dus vnl
en distributieprobleem betrekking op het
stabilisatieprobleem,
Bv: hoe veranderen Bv: Wat zijn de budgettaire
consumenten hun gedrag? gevolgen van ons
klimaatbeleid?
, 3. Het productieproces
Productie = alle activiteiten:
Waardoor goederen en diensten tot stand worden
gebracht (economsiche goederen, consumptiegoederen,
kapitaalgoederen)
Op gepaste tijd en plaats ter beschikking worden gesteld
van consumenten
Door inzet van schaarse middelen (productiefactoren:
arbeid, natuur en kapitaal-ondernemersinitiatief)
Productiefactoren:
Arbeid (L)
Natuur (N) eigenlijke productiefactoren
Kapitaal (K)
Ondernemersinitiatief
, Productiefunctie = technische relatie tussen de hoeveelheid
productiefactoren (inputs) en de maximale hoeveelheid
economische goederen (output) die men daarmee kan
produceren
X = f(L, N, K)
X=hoeveelheid output
L=hoeveelheid arbeid (labour)
N=hoeveelheid natuur
K= hoeveelheid kapitaal
f = een bepaalde functionele vorm
voorbeeld: X = 10L + 2K
marginaal product van arbeid = de verandering in het
outputniveau ten gevolge van een kleine verandering in de inzet
van arbeid
4. De productiemogelijkhedencurve van een land
Productiemogelijkhedencurve = geeft alle combinaties van
goederen en diensten die kunnen geproduceerd worden bij
volledige aanwending van de beschikbare productiefactoren
- schaarste
- opportuniteitskost
- keuzeprobleem
- volledige aanwending van middelen
- allocatie van middelen