MM0213 - Sturen en menselijk kapitaal
Advanced studies in management 3 (ASM 3)
– Oefenvragen, tentamenvragen 100 meerkeuze!
Snelle Samenvatting - Leer door begrippen!
Gemaakt door, studiebegrip, Leer door begrippen!
Boek: Accounting & Finance an introduction, Eddie McLaney & Peter Altrill
(ISBN 9781292435527)
Opleiding: Masteropleiding Management.
Vak: MM0213 - Sturen en menselijk kapitaal - ASM 3 (Open Universiteit)
Regelmatig update ik documenten (indien nodig), je krijgt dan een mail,
met de gratis update!
Zie StudieBegrip op Stuvia voor meer samenvattingen, tentamenvragen,
of uitwerkingen. Betreft management, psychologie en meer!
Oefenvragen 1–20
1
,Gemaakt door: StudieBegrip Update V2
1. Wat is het belangrijkste verschil tussen accounting en finance?
a) Accounting richt zich alleen op interne besluitvorming
b) Finance houdt zich niet bezig met investeringen
c) Accounting richt zich op het verzamelen en rapporteren van gegevens,
finance op investeringsbeslissingen
d) Finance is verplicht, accounting optioneel
2. Welke gebruiker hoort bij de externe gebruikers van financiële
informatie?
a) Manager
b) Werknemer
c) Klant
d) Controller
3. Wat is een voorbeeld van een sunk cost?
a) Onderhoudskosten van een machine
b) Kosten van een nieuw projectvoorstel
c) Reeds betaalde licentiekosten
d) Variabele productiekosten
4. Wat is een belangrijk kenmerk van relevante kosten?
a) Ze zijn altijd historisch
b) Ze veranderen niet per alternatief
c) Ze beïnvloeden toekomstige beslissingen
d) Ze zijn altijd direct toewijsbaar
5. Wat betekent ‘getrouwe weergave’ in accounting?
a) Informatie is actueel
b) Informatie is begrijpelijk voor de leek
c) Informatie weerspiegelt de werkelijkheid nauwkeurig
d) Informatie is altijd compleet
6. Wat is een cost unit?
a) De afdeling waar kosten worden gemaakt
b) Een activiteit binnen een organisatie
c) Een product of dienst waaraan kosten worden toegerekend
d) Een verzamelrekening voor vaste kosten
7. Bij welke organisatievorm is er sprake van hoofdelijke
aansprakelijkheid?
a) Naamloze vennootschap
b) Stichting
c) Eenmanszaak
d) Besloten vennootschap
8. Wat is het effect van hoge operational gearing?
a) Vaste kosten zijn laag t.o.v. variabele kosten
2
, Gemaakt door: StudieBegrip Update V2
b) Verliesrisico neemt af
c) Kleine omzetstijgingen hebben een groot effect op winst
d) Variabele kosten worden volledig vermeden
9. Wat is het break-even punt?
a) Het moment waarop alle vaste activa zijn afgeschreven
b) De hoeveelheid waarbij opbrengsten gelijk zijn aan kosten
c) De maximale productiecapaciteit
d) De winst die nodig is om aandeelhouders tevreden te houden
10. Wat is een voordeel van een rolling budget?
a) Het kost minder tijd dan een periodiek budget
b) Het houdt beter rekening met veranderende omstandigheden
c) Het wordt slechts één keer per jaar aangepast
d) Het wordt alleen gebruikt door overheidsinstellingen
11. Wat is een opportunity cost?
a) Een directe kost van een gemaakte keuze
b) De vaste kost van een reeds bestaande verplichting
c) De misgelopen opbrengst van het beste niet-gekozen alternatief
d) Een geschatte toekomstige kost
12. Wat is een activity-based costing systeem vooral geschikt voor?
a) Organisaties met enkel directe kosten
b) Organisaties met één product
c) Organisaties met veel verschillende producten en indirecte kosten
d) Organisaties zonder productie
13. Wat gebeurt er bij een favorable sales price variance?
a) Werkelijke prijs < gebudgetteerde prijs
b) Flexed budget is lager dan origineel
c) Werkelijke opbrengst > opbrengst bij flexbudget
d) Werkelijke hoeveelheid verkocht < gebudgetteerd
14. Wat is het hoofddoel van de Balanced Scorecard?
a) Jaarlijkse kosten rapporteren
b) Alleen financiële prestaties meten
c) Strategie vertalen naar meetbare doelen in meerdere dimensies
d) Budgetoverschrijdingen opsporen
15. Wat geeft de contributiemarge aan?
a) Verhouding tussen vaste en variabele kosten
b) Deel van de opbrengst dat bijdraagt aan vaste kosten en winst
3