Histologie van het verdedigingssysteem of
immuunstelsel
Inleiding
Lichaam heeft verschillende defensiemechanismen om integriteit te bewaren:
A. Vrij oppervlak (fysische en chemische verdediging)
- hoornlaag (huid)
= laag met keratine (dode huidcellen)
Bescherming tegen uitdroging en pathogenen
Veel pathogenen hebben levende cellen nodig
om binnen te dringen!!
- lysozyme (speeksel)
Secreet aangemaakt door sereuze
speekselklieren dat lysozyme bevat
Lysozyme heeft antibacterieel effect
- pH (vagina/maag)
Zure pH => bacteriën overleven dit niet
- mucus (luchtwegen)
In luchtwegen pseudomeerlagig cilindrisch niet
verhoornd trilhaarepitheel + slijmbekercellen
(mucuslaagje)
In mucuslaagje raken bacteriën en stofdeeltjes
terecht
Maar deze eerste laag raakt snel doorbroken => nood aan tweede defensielinie
,B. Niet-specifieke cellulaire reacties
= aangeboren immuniteit = innate immunity
- fagocytose van bacteriën
Verdediging door WBC: neutrofielen, eosinofielen, macrofagen, monocyten…
Verdediging tegen bacteriën: vnl neutrofielen
- antivirale stoffen (interferonen)
Geproduceerd door lichaamseigen cellen als ze geïnfecteerd zijn
Is heel algemeen!
C. Specifiek immuunsysteem
= verworven immuniteit = adaptive immunity
- specifiek antwoord op een welbepaalde stof = antigen
- verdedigingsstof = antilichaam
- mechanismen
Lymfocyten: zien er morfologisch allemaal hetzelfde uit
Functioneel verschillend: geprogrammeerd om specifiek 1 antigen te herkennen
Als ze dan hiermee in contact komen worden ze geactiveerd:
Humorale immuniteit:
B-lymfocyten maken AL aan (immunoglobulines)
AL worden dan via de humores (=lichaamsvloeistoffen) rondgevoerd in lichaam
Cellulaire immuniteit:
T-lymfocyten gaan zelf pathogenen doden of gaan andere cellen helpen
Je moet deze immuniteit verkrijgen door in cc te komen met het antigen
Als je een tweede keer in cc komt zal er een veel snellere respons zijn (geheugen)
Zal ook steeds beter worden
Terwijl niet-specifieke altijd hetzelfde blijft
,- cellen van het immuunsysteem: lymfoïde weefsels en organen
Specifieke organen/weefsels waar die lymfocyten naartoe gaan (=homing)
Primaire (centrale) lymfoïde organen
Plaatsen waar lymfocyten gaan uitrijpen tot immunocompetente cellen
Hier mogen ze nog niet in cc komen met vreemde pathogenen
Pas als ze immunocompetente verworven hebben gaan ze naar de secundaire
• Thymus (T-cellen)
• Beenmerg (B-cellen)
Secundaire (perifere) lymfoïde organen/weefsels
Hier komen de immunocompetente lymfocyten in cc met pathogenen
Delen, antistoffen secreteren…. = hun specifieke functie beoefenen
• Lymfeknopen
• Milt
• MALT = mucosa geassocieerd lymfoïd weefsel
o Diffuus lymfoïd weefsel en follikels
o Aggregaten van lymfefollikels (=B-lymfocyten)
o Amandelen en tonsillen
Mucosa = laagje epitheel met eronder bindweefsel
Belangrijk want komt altijd als eerste in cc met pathogenen
Beenmerg: alle hemapoëtische stamcellen
ontstaan hier
Dus voorloper cel van T-lymfocyt ook in
beenmerg daarom 10%
Circulerend vnl T-cellen (cellulaire immunity)
, - lymfocyten in netwerk van reticulair bindweefsel:
Lymfocyten moeten op hun plaats gehouden worden in de lymfoïde organen/weefsels
=> reticulair bindweefsel
• Reticulumcellen (bindweefselcellen (fibroblasten))
• Reticulinevezels = collageen III
Lymfoïde organen zijn niet eenvoudig om histologisch te bekijken want vol met
lymfocyten die de reticulinevezels wegdrukken
=> moeilijk om structuur te herkennen
Uitzondering op de regel:
Thymus: i.p.v. een netwerk van reticulumcellen en reticulumvezels heb je hier
epitheliale reticulaire cellen:
= epitheelcellen met lange uitlopers die via desmosomen aan elkaar hangen en die
vervangen reticuline vezels
- primaire (centrale) lymfoïde organen
= waar lymfocyten zich ontwikkelen tot immunocompetente cellen
Hier mogen ze niet in cc komen met antigenen
1) Beenmerg -> B-lymfocyten
2) Thymus -> T-lymfocyten
2. primair lymfoïde organen
2.1 beenmerg
B-cellen
B komt van Bursa van Fabricius = een klein orgaantje bij vogels waar ze voor het eerst
deze B-lymfocyten gevonden hebben
- bloedvormend orgaan + primair lymfoïd orgaan
- gemeenschappelijke hemapoëtische stamcel in beenmerg
= cellen die niet meer alle cellen kunnen worden (pluripotente cellen), maar ze
kunnen nog alle bloedcellen vormen (multipotente stamcellen)
immuunstelsel
Inleiding
Lichaam heeft verschillende defensiemechanismen om integriteit te bewaren:
A. Vrij oppervlak (fysische en chemische verdediging)
- hoornlaag (huid)
= laag met keratine (dode huidcellen)
Bescherming tegen uitdroging en pathogenen
Veel pathogenen hebben levende cellen nodig
om binnen te dringen!!
- lysozyme (speeksel)
Secreet aangemaakt door sereuze
speekselklieren dat lysozyme bevat
Lysozyme heeft antibacterieel effect
- pH (vagina/maag)
Zure pH => bacteriën overleven dit niet
- mucus (luchtwegen)
In luchtwegen pseudomeerlagig cilindrisch niet
verhoornd trilhaarepitheel + slijmbekercellen
(mucuslaagje)
In mucuslaagje raken bacteriën en stofdeeltjes
terecht
Maar deze eerste laag raakt snel doorbroken => nood aan tweede defensielinie
,B. Niet-specifieke cellulaire reacties
= aangeboren immuniteit = innate immunity
- fagocytose van bacteriën
Verdediging door WBC: neutrofielen, eosinofielen, macrofagen, monocyten…
Verdediging tegen bacteriën: vnl neutrofielen
- antivirale stoffen (interferonen)
Geproduceerd door lichaamseigen cellen als ze geïnfecteerd zijn
Is heel algemeen!
C. Specifiek immuunsysteem
= verworven immuniteit = adaptive immunity
- specifiek antwoord op een welbepaalde stof = antigen
- verdedigingsstof = antilichaam
- mechanismen
Lymfocyten: zien er morfologisch allemaal hetzelfde uit
Functioneel verschillend: geprogrammeerd om specifiek 1 antigen te herkennen
Als ze dan hiermee in contact komen worden ze geactiveerd:
Humorale immuniteit:
B-lymfocyten maken AL aan (immunoglobulines)
AL worden dan via de humores (=lichaamsvloeistoffen) rondgevoerd in lichaam
Cellulaire immuniteit:
T-lymfocyten gaan zelf pathogenen doden of gaan andere cellen helpen
Je moet deze immuniteit verkrijgen door in cc te komen met het antigen
Als je een tweede keer in cc komt zal er een veel snellere respons zijn (geheugen)
Zal ook steeds beter worden
Terwijl niet-specifieke altijd hetzelfde blijft
,- cellen van het immuunsysteem: lymfoïde weefsels en organen
Specifieke organen/weefsels waar die lymfocyten naartoe gaan (=homing)
Primaire (centrale) lymfoïde organen
Plaatsen waar lymfocyten gaan uitrijpen tot immunocompetente cellen
Hier mogen ze nog niet in cc komen met vreemde pathogenen
Pas als ze immunocompetente verworven hebben gaan ze naar de secundaire
• Thymus (T-cellen)
• Beenmerg (B-cellen)
Secundaire (perifere) lymfoïde organen/weefsels
Hier komen de immunocompetente lymfocyten in cc met pathogenen
Delen, antistoffen secreteren…. = hun specifieke functie beoefenen
• Lymfeknopen
• Milt
• MALT = mucosa geassocieerd lymfoïd weefsel
o Diffuus lymfoïd weefsel en follikels
o Aggregaten van lymfefollikels (=B-lymfocyten)
o Amandelen en tonsillen
Mucosa = laagje epitheel met eronder bindweefsel
Belangrijk want komt altijd als eerste in cc met pathogenen
Beenmerg: alle hemapoëtische stamcellen
ontstaan hier
Dus voorloper cel van T-lymfocyt ook in
beenmerg daarom 10%
Circulerend vnl T-cellen (cellulaire immunity)
, - lymfocyten in netwerk van reticulair bindweefsel:
Lymfocyten moeten op hun plaats gehouden worden in de lymfoïde organen/weefsels
=> reticulair bindweefsel
• Reticulumcellen (bindweefselcellen (fibroblasten))
• Reticulinevezels = collageen III
Lymfoïde organen zijn niet eenvoudig om histologisch te bekijken want vol met
lymfocyten die de reticulinevezels wegdrukken
=> moeilijk om structuur te herkennen
Uitzondering op de regel:
Thymus: i.p.v. een netwerk van reticulumcellen en reticulumvezels heb je hier
epitheliale reticulaire cellen:
= epitheelcellen met lange uitlopers die via desmosomen aan elkaar hangen en die
vervangen reticuline vezels
- primaire (centrale) lymfoïde organen
= waar lymfocyten zich ontwikkelen tot immunocompetente cellen
Hier mogen ze niet in cc komen met antigenen
1) Beenmerg -> B-lymfocyten
2) Thymus -> T-lymfocyten
2. primair lymfoïde organen
2.1 beenmerg
B-cellen
B komt van Bursa van Fabricius = een klein orgaantje bij vogels waar ze voor het eerst
deze B-lymfocyten gevonden hebben
- bloedvormend orgaan + primair lymfoïd orgaan
- gemeenschappelijke hemapoëtische stamcel in beenmerg
= cellen die niet meer alle cellen kunnen worden (pluripotente cellen), maar ze
kunnen nog alle bloedcellen vormen (multipotente stamcellen)