Doelstelling 1: De balans
Bezittingen
Concrete bezittingen (wat heb ik?):
• Huis, wagen, aandelen, spaarrekening, zichtrekening,..
Abstracte bezittingen (Hoe betaald?):
• Hoe betaald? gekregen? lening?
- Met eigen geld: mijn rijkdom
- Met geleend geld: schulden
Bezittingen = rijkdom + schulden
Balans van mijn financiële toestand kan als volgt voorgesteld worden = dubbel beeld van mijn
vermogen.
Bijvoorbeeld:
• Bezit: 260.100,00 euro
• Schuld: 160.100,00 euro
• Rijkdom: 100.000,00 euro
Dubbel zicht van financiële toestand, vermogen:
Linkerkant balans Rechterkant balans
= ACTIVA = PASSIVA
Werkingsmiddelen Financieringsmiddelen
Wat bezit de onderneming? Hoe betaald, gefinancierd? Bron, herkomst
Aanwending vermogen van vermogen
Waarneembaar, CONCREET Niet waarneembaar, ABSTRACT
VAST ACTIVA EIGEN VERMOGEN
Doel bezit: lang in bedrijf Rijkdom
VLOTTEND ACTIVA SCHULDEN
Doel bezit: kort in bedrijf Vreemd vermogen
Balans heeft altijd een datum, want het is een momentopname
,Vaste activa
• Immateriële vaste activa:
- Niet tastbaar of zichtbaar: software, octrooien, patenten
• Materiële vaste activa:
- Tastbaar: terrein, gebouw, installaties, meubilair, rollend materieel
• Financiële vaste activa:
- Aandelen in dochterbedrijf of bedrijf met ‘banden’ of deelneming
- Doel: deze voor lange termijn in het bedrijf houden
Vlottende activa
• Vorderingen op > 1 jaar
• Voorraden en bestellingen in uitvoering
- Voorraden:
Productie: Grond-, hulpstoffen, goed in bewerking, gereed product
Handel: Handelsgoederen
- Bestellingen in uitvoering: productie: niet massa, op maat, unieke bestelling
• Vorderingen op < 1 jaar
- Handelsvorderingen: i.v.m. verkopen: op klant (= handelsdebiteuren)
- Overige vorderingen: i.v.m. personeel, belastingen,…
• Geldbeleggingen
- Niet vrij over te beschikken: aandelen, obligaties… doel= snel rendement
• Liquide middelen
- Vrij over te beschikken: kas, zicht- en spaarrekening,…
Eigen vermogen:
• Inbreng: door eigenaars of aandeelhouders
- Kapitaal: in contanten (= liquide middelen) of natura (= vast actief)
• Reserves: wettelijke
• Overgedragen winst/verlies
Vreemd vermogen, SCHULDEN
• Voorzieningen
• Financiële schulden op > 1 jaar:
- Leningen
• Financiële schulden op < 1 jaar:
- Leningen die binnen jaar vervalen, kaskrediet
• Handelsschulden: i.v.m. aankopen: leveranciersschulden
• Schulden bezoldiging, belastingen, resultaatverwerking
• Overlopende rekeningen
,Vereenvoudigde balans
ACTIVA PASSIVA
VASTE ACTIVA EIGEN VERMOGEN
Immateriële vaste activa Inbreng:
Materiële vaste activa - Kapitaal
Financiële vaste activa - Reserves
- Overgedragen resultaat
VLOTTENDE ACTIVA VREEMD VERMOGEN, SCHULDEN
Vorderingen op > 1 jaar Financiële schulden > 1 jaar
Voorraden, bestellingen Financiële schulden < 1 jaar
Vorderingen < 1 jaar Handelsschulden < 1 jaar
Geldbeleggingen Schulden m.b.t. bezoldiging, belasting,
Liquide middelen resultaatverwerking
Overlopende rekeningen Overlopende rekeningen
Balans: momentopname
• Beginbalans: 1ste dag van het boekjaar: 01/01/20XX
• Eindbalans: Laatste dag van het boekjaar: 31/12/20XX
• Boekjaar: 12 maanden vrij te bepalen door onderneming
- In deze cursus= kalenderjaar
Let op!
Verschil tussen vordering en schuld
• Vordering: iets gegeven aan iemand, maar later terug krijgen
- Geld gegeven aan bank, later terug te krijgen = vordering op bank.
- Goederen/diensten gegeven aan klant, geld nog te krijgen = vordering op klant
- Bezit: A
• Schuld: iets gekregen van iemand en zelf later betalen
- Geld gekregen van de bank, later terug te betalen aan de bank = schuld à bank
- Goederen/diensten gekregen van leverancier, later nog betalen = schuld à
leverancier
- Schuld: P
, Verschil tussen kas en kapitaal
• Kas: concreet werkingsmiddel om geld te betalen of te innen, liquide middelen
- Vlottend actief: KAS of BANK = geld
- Bezit: A
• Kapitaal: abstract werkingsmiddel, wat eigenaars gegeven hebben à bedrijf
- Eigen vermogen: kapitaal = rijkdom
- P
Doelstelling 2: De resultatenrekening
Nu weten we hoe rijk of vermogend we zijn op een bepaald moment
BALANS
Hoe wijzigt deze rijkdom en dit vermogen?
Na een periode van activiteiten:
• Waarvoor ik offers, input, KOSTEN maak
• Waardoor er meerwaarde, output, OPBRENSTEN zijn
Deze in kaart brengen of in REKENING brengen geeft een RESULTAAT = winst of verlies?
Bijvoorbeeld:
KOSTEN OPBRENGSTEN
Aankopen HG Verkopen HG
Huurkost kantoor Huuropbrengsten
Nutsvoorzieningen
Personeelskosten
Rente lening Rente spaarrekening
Totaal: 38.000,00 Totaal: 40.000,00
Winst = 2.000,00 euro
Resultatenrekening van activiteiten over een periode
KOSTEN OPBRENGSTEN
Offers, input van bedrijfsactiviteiten Meerwaarden, output van bedrijfsactiviteiten
Bedrijfskosten Bedrijfsopbrengsten
n.a.v. bedrijfsactiviteiten n.a.v. bedrijfsactiviteiten
Financiële kosten Financiële opbrengsten
n.a.v. financiële kosten n.a.v. financiële activiteiten
Niet-recurrente kosten Niet-recurrente opbrengsten
n.a.v. uitzonderlijke activiteiten n.a.v. uitzonderlijke activiteiten
RESULTAAT= Kosten – Opbrengsten