Persoonlijkheidspsychologie
Inleidende informatie
Bijkomen de informatie over het vak
- Inhoud hoorcollege: de klassieke theoretische oriëntaties van
persoonlijkheidspsychologie met exemplarische voorbeelden van theorieën aan
de hand van sleutelfiguren
- Examen: theorie hoorcollege + theoretische achtergrond/lessen WPO over
meetparadigma’s: meerkeuze 4 antwoordopties (20 vragen) – hogere cesuur
Klassieke theoretische oriëntaties en hun sleutelfiguren
1. Psychodynamisch: richt zich op onbewuste motieven en conflicten (bijv. Freud,
Horney).
2. Humanistisch/existentiëel: benadrukt persoonlijke groei en zelfactualisatie
(bijv. Rogers).
3. Dispositioneel: richt zich op stabiele eigenschappen (bijv. Allport, McCrae &
Costa).
4. Biologisch/evolutionair: onderzoekt genetische en evolutionaire invloeden (bijv.
Eysenck).
5. Leer- en cognitieve theorieën: kijken naar gedrag als aangeleerd en beïnvloed
door denken (bijv. Mischel).
1. Inleiding tot persoonlijkheidstheorieën
Wat is persoonlijkheid?
Het woord komt van Latijnse woord “persona” is Latijns voor masker.
- Definitie: een patroon van relatief permanente/blijvende karaktertrekken (traits)
en unieke kenmerken die zowel voor consistentie (je gedraagt je meestal op
dezelfde manier) als individualiteit (je bent uniek) zorgen in het gedrag van een
persoon.
1. Traits (trekken)
- Consistentie over tijd
- Individuele verschillen in gedrag
- Stabiliteit over situaties
2. Kenmerken
- Unieke kwaliteiten (bv. temperament, intelligentie)
Wat is een theorie?
Een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten om op basis
van logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren.
Het wordt door wetenscghappers gebruiken, een set van veroonderstellingen,
hypotheses opstellen om die dan te verwerpen of te accepteren.
Theorie is verwant met, maar verschillend van:
1. Speculatie
- Theorie moet verbonden worden aan empirische data en wetenschap er moet
dus evidentie zijn die effectief nagaat of dit zo is = ze zijn gebaseerd op data.
2. Hypothese
- Specifiek vermoeden dat kan getest worden aan de hand van een
wetenschappelijke methode
3. Taxonomie
- Classificatie volgens natuurlijke relaties (hoe dieren worden ingedeeld), dit is
noodzakelijk in de wetenschap, maar ze genereren niet theorieen.
1
,Waarom bestaan er meerdere theorieën?
Er zijn verschillende persoonlijke achtergronden van de wetenschappers en theoretici
zoals ervaringen tijdens de kindertijd en interpersoonlijke relaties.
- Verschillende filosofische oriëntaties
- Data die gekozen wordt om te observeren is verschillend
- Unieke manieren om naar de wereld te kijken
De persoonlijkheid van theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid
‘Psychology of Science’ (psychologie van de wetenschap)
- De empirische studie van het wetenschappelijk denken en gedrag (inclusief
theorie constructie) van een wetenschapper
- De persoonlijkheden en de psychologie van verschillende theoretici beïnvloedt de
aard van de theorieën die ze ontwikkelen
De theorie ga je beoordelen op basis van objectieve criteria.
Wat maakt een theorie zinvol?
Het zijn allemaal aspecten of criteria die een theorie beoordelen of evalueren.
- Genereert onderzoek = belangrijkste want het stimuleert nieuwe studies.
- Is falsifieerbaar (te verifiëren, controleren) = het moet mogelijk zijn om iets te
verwerpen of te accepteren, anders is het een speculatie.
- Organiseert gekende data = het moet in staat zijn om betekenis te geven en te
integreren in de structuur van de theorie.
- Leidt handelen (praktisch).
- Is intern consistent = er moet een samenhang zijn (homogeen zijn).
- Is spaarzaam (niet complexer dan noodzakelijk is) = gedgragingen die we kunnen
meten.
Dimensies voor een concept over de ‘mensheid’ (= humanity)
1. Determinisme vs. vrije keuze = dimensie van controle
2. Pessimisme vs. Optimisme
3. Causaliteit vs. Teleologie = oorzaak in het verleden, in functie van het verleden
versus doelen in de toekomst
4. Bewuste vs. onbewuste determinanten van gedrag
5. Biologische vs. sociale invloeden op persoonlijkheid = erfelijkheid versus
omgeving, altijd interactie tussen beide
6. Individualiteit vs. similariteit (gelijkenis) = nadruk op wat uniek is of gelijk is over
mensen heen
Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën
Het moet onderzoek genereren;
- Theorie geeft betekenis aan data
- Data komen voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die afgeleid
zijn van de theorie
Of systematische observaties;
- Predicties (voorspellingen) zijn consistent en accuraat
Twee empirische criteria voor meetinstrumenten
1. Betrouwbaarheid (reliability)
Consistentie van het meten
2. Validiteit:
Construct validiteit = onderliggende structuur
- Convergerend
- Divergerend
- Discriminant
Predictieve validiteit = de mate waarin je iets in de toekomst
kan voorspellen
2
, 1. Persoonlijkheidstheorieen : Freud (1856-1939)
Freud legde de wetenschappelijke basis voor onderdrukking van herinneringen uit de
kindertijd, het onbewuste. Zijn theorie focust op het begrijpen van het menselijk gedrag
door onbewuste drijfveren, herinneringen en verlangens te analyseren.
Casus Proffesor Cheit: hij kreeg een telefoon van zijn zus dat zijn neefje bij een koor
gaat, hij reageert negatief en gespannen, de weken daarna wordt hij depressief. Hij
herinnert zich plots dat hij seksueel misbruikt werd door de beheerder van de koor toen
hij kind was. Het bleek daarna waar te zijn na objectief onderzoek en werd hij
gearresteerd.
Overzicht psychoanalytische of dynamische theorie
Er is een verschil tussen de 2 termen;
1. Psychoanalyse –
De methode die Freud toepaste bij de behandeling van psychische stoornissen
2. Psychoanalytische theorie –
De persoonlijkheidstheorie van Freud
Wat maakte deze theorie interessant?
Als bouwstenen gebruikte hij seks en agressie
- Verspreid door een toegewijde groep
- Briljante taal (Goethe prijs voor literatuur)
= aandacht vestigen op het onbewuste.
Biografie van Freud
- Geboren in Freiberg (Moravia; nu Pribor in Tsjechië) in 1856
- Bracht grootste deel van zijn leven (80 jaar) door in Wenen (Oostenrijk)
- Was de oudste zoon van acht kinderen, vader had 2 volwassen zonen van een
andere huwelijk toen Freud was geboren, hij was de favoriet van de moeder
- 6 maanden oude broer Julius steirf toen Freud 1,5 jaar, dacht dat hij hem
perongeluk doode en zat ermee in en was bang voor de reactie van zijn
ouders, heeft dit lang onderdrukt en kwam daarmee met interesse van
het onbewuste
- Studeerde geneeskunde, specialisatie in psychiatrie; interesse voor wetenschap
- Bestudeerde ‘hysterie’ samen met Charcot & Breuer (cf. gevalsstudie Anna O.),
dacht dat er achter lichameijke reacties iets onbewust zat, een ervaring in de
kindertijd
- Studies over hysterie (1895)
- Verliet de verleidingstheorie in 1897 en verving deze door het Oedipus
complex (seksueel misbruik)
- Schreef in 1900 Interpretation of Dreams
- Ontwikkelde na 1900 een internationale aanhang
- Uit Oostenrijk verdreven door de Nazi’s in 1938
- Overleden in Londen in 1939
Film fragment
Huis te zien in Wenen, toen was er nog geen swastika, in 1938 kwamen de nazis binnen,
terroriseerden mensen, in 1939 kwam de swatika wel over de deuren. 1 week later
kwamen ze kijken voor anti-nazi docmenten en namen Ana mee. Toen besefte Freud dat
hij moest vertrekken maar er waren niet veel wegen om dit te doen. Roosevelt en
anderen hielpen Freud via hun macht en invloed. Hij kon ontsnappen met zijn familie en
spullen.
3
Inleidende informatie
Bijkomen de informatie over het vak
- Inhoud hoorcollege: de klassieke theoretische oriëntaties van
persoonlijkheidspsychologie met exemplarische voorbeelden van theorieën aan
de hand van sleutelfiguren
- Examen: theorie hoorcollege + theoretische achtergrond/lessen WPO over
meetparadigma’s: meerkeuze 4 antwoordopties (20 vragen) – hogere cesuur
Klassieke theoretische oriëntaties en hun sleutelfiguren
1. Psychodynamisch: richt zich op onbewuste motieven en conflicten (bijv. Freud,
Horney).
2. Humanistisch/existentiëel: benadrukt persoonlijke groei en zelfactualisatie
(bijv. Rogers).
3. Dispositioneel: richt zich op stabiele eigenschappen (bijv. Allport, McCrae &
Costa).
4. Biologisch/evolutionair: onderzoekt genetische en evolutionaire invloeden (bijv.
Eysenck).
5. Leer- en cognitieve theorieën: kijken naar gedrag als aangeleerd en beïnvloed
door denken (bijv. Mischel).
1. Inleiding tot persoonlijkheidstheorieën
Wat is persoonlijkheid?
Het woord komt van Latijnse woord “persona” is Latijns voor masker.
- Definitie: een patroon van relatief permanente/blijvende karaktertrekken (traits)
en unieke kenmerken die zowel voor consistentie (je gedraagt je meestal op
dezelfde manier) als individualiteit (je bent uniek) zorgen in het gedrag van een
persoon.
1. Traits (trekken)
- Consistentie over tijd
- Individuele verschillen in gedrag
- Stabiliteit over situaties
2. Kenmerken
- Unieke kwaliteiten (bv. temperament, intelligentie)
Wat is een theorie?
Een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten om op basis
van logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren.
Het wordt door wetenscghappers gebruiken, een set van veroonderstellingen,
hypotheses opstellen om die dan te verwerpen of te accepteren.
Theorie is verwant met, maar verschillend van:
1. Speculatie
- Theorie moet verbonden worden aan empirische data en wetenschap er moet
dus evidentie zijn die effectief nagaat of dit zo is = ze zijn gebaseerd op data.
2. Hypothese
- Specifiek vermoeden dat kan getest worden aan de hand van een
wetenschappelijke methode
3. Taxonomie
- Classificatie volgens natuurlijke relaties (hoe dieren worden ingedeeld), dit is
noodzakelijk in de wetenschap, maar ze genereren niet theorieen.
1
,Waarom bestaan er meerdere theorieën?
Er zijn verschillende persoonlijke achtergronden van de wetenschappers en theoretici
zoals ervaringen tijdens de kindertijd en interpersoonlijke relaties.
- Verschillende filosofische oriëntaties
- Data die gekozen wordt om te observeren is verschillend
- Unieke manieren om naar de wereld te kijken
De persoonlijkheid van theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid
‘Psychology of Science’ (psychologie van de wetenschap)
- De empirische studie van het wetenschappelijk denken en gedrag (inclusief
theorie constructie) van een wetenschapper
- De persoonlijkheden en de psychologie van verschillende theoretici beïnvloedt de
aard van de theorieën die ze ontwikkelen
De theorie ga je beoordelen op basis van objectieve criteria.
Wat maakt een theorie zinvol?
Het zijn allemaal aspecten of criteria die een theorie beoordelen of evalueren.
- Genereert onderzoek = belangrijkste want het stimuleert nieuwe studies.
- Is falsifieerbaar (te verifiëren, controleren) = het moet mogelijk zijn om iets te
verwerpen of te accepteren, anders is het een speculatie.
- Organiseert gekende data = het moet in staat zijn om betekenis te geven en te
integreren in de structuur van de theorie.
- Leidt handelen (praktisch).
- Is intern consistent = er moet een samenhang zijn (homogeen zijn).
- Is spaarzaam (niet complexer dan noodzakelijk is) = gedgragingen die we kunnen
meten.
Dimensies voor een concept over de ‘mensheid’ (= humanity)
1. Determinisme vs. vrije keuze = dimensie van controle
2. Pessimisme vs. Optimisme
3. Causaliteit vs. Teleologie = oorzaak in het verleden, in functie van het verleden
versus doelen in de toekomst
4. Bewuste vs. onbewuste determinanten van gedrag
5. Biologische vs. sociale invloeden op persoonlijkheid = erfelijkheid versus
omgeving, altijd interactie tussen beide
6. Individualiteit vs. similariteit (gelijkenis) = nadruk op wat uniek is of gelijk is over
mensen heen
Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën
Het moet onderzoek genereren;
- Theorie geeft betekenis aan data
- Data komen voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die afgeleid
zijn van de theorie
Of systematische observaties;
- Predicties (voorspellingen) zijn consistent en accuraat
Twee empirische criteria voor meetinstrumenten
1. Betrouwbaarheid (reliability)
Consistentie van het meten
2. Validiteit:
Construct validiteit = onderliggende structuur
- Convergerend
- Divergerend
- Discriminant
Predictieve validiteit = de mate waarin je iets in de toekomst
kan voorspellen
2
, 1. Persoonlijkheidstheorieen : Freud (1856-1939)
Freud legde de wetenschappelijke basis voor onderdrukking van herinneringen uit de
kindertijd, het onbewuste. Zijn theorie focust op het begrijpen van het menselijk gedrag
door onbewuste drijfveren, herinneringen en verlangens te analyseren.
Casus Proffesor Cheit: hij kreeg een telefoon van zijn zus dat zijn neefje bij een koor
gaat, hij reageert negatief en gespannen, de weken daarna wordt hij depressief. Hij
herinnert zich plots dat hij seksueel misbruikt werd door de beheerder van de koor toen
hij kind was. Het bleek daarna waar te zijn na objectief onderzoek en werd hij
gearresteerd.
Overzicht psychoanalytische of dynamische theorie
Er is een verschil tussen de 2 termen;
1. Psychoanalyse –
De methode die Freud toepaste bij de behandeling van psychische stoornissen
2. Psychoanalytische theorie –
De persoonlijkheidstheorie van Freud
Wat maakte deze theorie interessant?
Als bouwstenen gebruikte hij seks en agressie
- Verspreid door een toegewijde groep
- Briljante taal (Goethe prijs voor literatuur)
= aandacht vestigen op het onbewuste.
Biografie van Freud
- Geboren in Freiberg (Moravia; nu Pribor in Tsjechië) in 1856
- Bracht grootste deel van zijn leven (80 jaar) door in Wenen (Oostenrijk)
- Was de oudste zoon van acht kinderen, vader had 2 volwassen zonen van een
andere huwelijk toen Freud was geboren, hij was de favoriet van de moeder
- 6 maanden oude broer Julius steirf toen Freud 1,5 jaar, dacht dat hij hem
perongeluk doode en zat ermee in en was bang voor de reactie van zijn
ouders, heeft dit lang onderdrukt en kwam daarmee met interesse van
het onbewuste
- Studeerde geneeskunde, specialisatie in psychiatrie; interesse voor wetenschap
- Bestudeerde ‘hysterie’ samen met Charcot & Breuer (cf. gevalsstudie Anna O.),
dacht dat er achter lichameijke reacties iets onbewust zat, een ervaring in de
kindertijd
- Studies over hysterie (1895)
- Verliet de verleidingstheorie in 1897 en verving deze door het Oedipus
complex (seksueel misbruik)
- Schreef in 1900 Interpretation of Dreams
- Ontwikkelde na 1900 een internationale aanhang
- Uit Oostenrijk verdreven door de Nazi’s in 1938
- Overleden in Londen in 1939
Film fragment
Huis te zien in Wenen, toen was er nog geen swastika, in 1938 kwamen de nazis binnen,
terroriseerden mensen, in 1939 kwam de swatika wel over de deuren. 1 week later
kwamen ze kijken voor anti-nazi docmenten en namen Ana mee. Toen besefte Freud dat
hij moest vertrekken maar er waren niet veel wegen om dit te doen. Roosevelt en
anderen hielpen Freud via hun macht en invloed. Hij kon ontsnappen met zijn familie en
spullen.
3