Hoofdstuk 4
Voor overdracht ex artikel 3:84 is een geldige titel vereist. De vervreemder dient door levering van het
onderwerp van de overeenkomst uitvoering te geven aan deze titel. Een titel is de rechtsgrond voor
de overdracht, in de zin van de rechtsverhouding die aan de overdracht ten grondslag ligt en haar
rechtvaardigt. Doorgaans vloeit de overdrachtstitel voort uit een obligatoire overeenkomst die een
verbintenis tot overdracht in het leven roept. Een dergelijke titel dient bovendien geldig te zijn.
Ongeldigheid van de titel heeft tot gevolg dat de levering geen overdracht bewerkstelligt. De titel
dient met voldoende bepaaldheid te zijn omschreven. Van voldoende bepaaldheid bij levering is
sprake indien naar objectieve maatstaven vast te stellen valt op welk goed de levering ziet.
Partijen kunnen aan een verbintenis tot overdracht een voorwaarde verbinden. Een verbintenis onder
ontbindende voorwaarde tot overdracht van een goed verplicht meteen tot overdracht. Bij vervulling
van de ontbindende voorwaarde keert et goed uit het vermogen van de verkrijger terug in dat van de
vervreemder. Door middel van dergelijke voorwaarden gebeurd dit van rechtswege, zonder dat
daartoe een nadere handeling is vereist en zonder terugwerkende kracht. Draagt de verkrijger het
goed over aan een derde, dan verwerft deze derde een goed met deze voorwaarde. Voorwaarden
mogen in hun gevolg niet met het goederenrechtelijk stelsel in conflict komen, dan wel in strijd
komen met de openbare orde of de wet. Derden-verkrijgers kunnen doorgaans een beroep doen op
een derdenbeschermende bepaling indien zij het bestaan van de voorwaarde niet kende noch
behoorde te kennen. Een verbintenis onder opschortende voorwaarde tot overdracht waarbij partijen
de werking van de verbintenis tot overdracht in zijn geheel afhankelijk hebben gesteld van een
opschortende voorwaarde, krijgt niet eerder werking dan op het tijdstip waarop de voorwaarde
intreedt. Tot vervulling is er nog geen sprake van een verplichting tot levering. Deze kent dezelfde
goederenrechtelijke werking als een verbintenis onder ontbindende voorwaarde.
Voor overdracht ex artikel 3:84 is beschikkingsbevoegdheid vereist. Beschikken omvat zowel het
vervreemden als het bezwaren van een goed. Is de vervreemder niet beschikkingsbevoegd, dan komt
er in beginsel geen overdracht tot stand. Voor de vraag naar de beschikkingsbevoegdheid is het
tijdstip van voltooiing van de levering doorslaggevend. De rechthebbende is beschikkingsbevoegd
met betrekking tot een specifiek goed. Beschikkingsbevoegdheid is niet af te splitsen van het recht
van de rechthebbende. Beschikkingsbevoegdheid kan niet contractueel worden ontnomen of
beperkt. De beschikkingsmacht omvat het goed zoals zich dat in het vermogen bevindt, met alle
hoedanigheden en gebreken daarvan. Een niet-rechthebbende kan enkel beschikken wanneer er
sprake is van vertegenwoordiging, lastgeving in eigen naam of bevoegdheid krachtens de wet.
Hoofdregel is dat geen overdracht tot stand komt wanneer de vervreemder ten tijde van de levering
bevoegdheid mist om over het goed te beschikken. Echter kan een verkrijger te goeder trouw zich op
artikel 3:86 jo. 3:88 jo. 3:58 beroepen omtrent derdenbescherming wanneer er sprake is van het
ontbreken van beschikkingsbevoegdheid bij de vervreemder. Een vergelijkbare situatie geldt er
omtrent verjaring. Dan wordt het goed toch verkregen, ondanks beschikkingsonbevoegdheid.
Hoofdstuk 6
De wet kent voor verscheidene soorten van goederen bijzondere leveringsbepalingen. Artikel 3:95
geeft de wijze van levering aan in gevallen waarin de voorgaande artikelen niet voorzien. Deze is als
vangnetbepaling slechts van aanvullende aard. Vereist is een tot levering bestemde actie. Een
, eenzijdige door de vervreemder opgemaakte onderhandse akte is voldoende. Deze dient voldoende
bepaald te zijn. In de gevallen waarin een roerende zaak zich niet meer in de macht van de
vervreemder bevindt, is levering door middel van een akte onder toepassing van artikel 3:95
mogelijk. Artikel 3:86 biedt op levering die geschied ex. artikel 3:95 geen derdenbescherming.
Artikel 3:96 bepaalt de wijze van levering van een aandeel in een goed. Dit geschiedt op
overeenkomstige wijze en met overeenkomstige gevolgen als is bepaald met betrekking tot de
levering van dat goed. Uit artikel 3:98 volgt dat de levering van een beperkt recht op dezelfde wijze
geschiedt als voor de levering van het goed waarop het rust is bepaald, behoudens lex specialis.
Voorop valt te stellen dat steeds aan de vereisten van artikel 3:84 moet zijn voldaan, wil de levering
ook overdracht bewerkstelligen. Artikel 3:89 vereist voor levering van een registergoed een tussen
partijen opgemaakte notariële akte. In dergelijk geval kan deze akte ook door een vertegenwoordiger
in naam van de partij in kwestie worden ondertekend. De eis van bezitsverschaffing beperkt de
vervreemder niet in de mogelijkheid een tussenpersoon in te schakelen voor de levering van een
roerende zaak, niet-registergoed. Ditzelfde geldt betreffende de verkrijger.
Het is niet mogelijk om op voorhand overdracht te bewerkstelligen van een toekomstig goed.
Levering kan wel al geschieden wanneer men in afwachting is van beschikkingsbevoegdheid en het te
verkrijgen goed op grond van artikel 3:97. De wijze waarop dit dient te geschieden is afhankelijk van
het soort goed. Een levering bij voorbaat bewerkstelligt vooralsnog geen overdracht. In geval van
faillissement zal de daadwerkelijke overdracht nooit tot stand komen. Het bij voorbaat te leveren
goed mag geen registergoed zijn en het mag niet verboden zijn het toekomstige goed tot onderwerp
van een overeenkomst te maken. Levering is mogelijk op grond van artikel 3:97 jo. 3:90 jo. 3:115
zowel op grond van sub a als op grond van sub b als op grond van sub c. Het goed waarop de levering
betrekking heeft dient in voldoende mate bepaald te zijn. Van voldoende bepaaldheid is sprake
indien naar objectieve maatstaven valt vast te stellen op welke zaak de levering ziet.
Hoofdstuk 15
Door zich de eigendom voor te behouden heeft de verkoper de mogelijkheid om de geleverde zaak
als eigenaar op te eisen onder de koper indien deze niet voldoet aan zijn betalingsverplichting. Deze
wordt vermoed zich te verbinden tot overdracht van de zaak aan die koper onder de opschortende
voorwaarde van voldoening van de prestatie. Artikel 3:92 kent een limitatieve opsomming van
vorderingen tot voldoening waarvan de verkoper zich geldig de eigendom kan voorbehouden. De
verkoper die de verkochte zaak onder eigendomsvoorbehoud heeft overgedragen blijft daarvan
vooralsnog eigenaar. Indien overdracht aan een derde plaatsvindt, verkrijgt deze derde het goed met
de opschortende voorwaarde. De koper onder opschortende voorwaarde wordt vooralsnog houder
van de zaak voor de verkoper. De wet kent geen speciale regeling met betrekking tot de wijze en de
gevolgen van uitoefening van een eigendomsvoorbehoud. Regels omtrent dergelijken worden in
beginsel gebaseerd op de uitleg van de tussen partijen bestaande overeenkomst.
Huurkoop is een soort van koop op afbetaling. De regeling is van dwingend recht voor zover de
kredietnemer een consument is en de kredietgever handelt in de uitoefening van een beroep of
bedrijf. Het grondpatroon bij leasing is dat de lessor een bepaald bedrijfsmiddel tegen een bepaalde
vergoeding voor een bepaalde tijd in gebruik geeft aan de lessee. Het is geen juridisch begrip. Voor de
rechtsverhouding is het aan de lease onderliggende contract bepalend.
Voor overdracht ex artikel 3:84 is een geldige titel vereist. De vervreemder dient door levering van het
onderwerp van de overeenkomst uitvoering te geven aan deze titel. Een titel is de rechtsgrond voor
de overdracht, in de zin van de rechtsverhouding die aan de overdracht ten grondslag ligt en haar
rechtvaardigt. Doorgaans vloeit de overdrachtstitel voort uit een obligatoire overeenkomst die een
verbintenis tot overdracht in het leven roept. Een dergelijke titel dient bovendien geldig te zijn.
Ongeldigheid van de titel heeft tot gevolg dat de levering geen overdracht bewerkstelligt. De titel
dient met voldoende bepaaldheid te zijn omschreven. Van voldoende bepaaldheid bij levering is
sprake indien naar objectieve maatstaven vast te stellen valt op welk goed de levering ziet.
Partijen kunnen aan een verbintenis tot overdracht een voorwaarde verbinden. Een verbintenis onder
ontbindende voorwaarde tot overdracht van een goed verplicht meteen tot overdracht. Bij vervulling
van de ontbindende voorwaarde keert et goed uit het vermogen van de verkrijger terug in dat van de
vervreemder. Door middel van dergelijke voorwaarden gebeurd dit van rechtswege, zonder dat
daartoe een nadere handeling is vereist en zonder terugwerkende kracht. Draagt de verkrijger het
goed over aan een derde, dan verwerft deze derde een goed met deze voorwaarde. Voorwaarden
mogen in hun gevolg niet met het goederenrechtelijk stelsel in conflict komen, dan wel in strijd
komen met de openbare orde of de wet. Derden-verkrijgers kunnen doorgaans een beroep doen op
een derdenbeschermende bepaling indien zij het bestaan van de voorwaarde niet kende noch
behoorde te kennen. Een verbintenis onder opschortende voorwaarde tot overdracht waarbij partijen
de werking van de verbintenis tot overdracht in zijn geheel afhankelijk hebben gesteld van een
opschortende voorwaarde, krijgt niet eerder werking dan op het tijdstip waarop de voorwaarde
intreedt. Tot vervulling is er nog geen sprake van een verplichting tot levering. Deze kent dezelfde
goederenrechtelijke werking als een verbintenis onder ontbindende voorwaarde.
Voor overdracht ex artikel 3:84 is beschikkingsbevoegdheid vereist. Beschikken omvat zowel het
vervreemden als het bezwaren van een goed. Is de vervreemder niet beschikkingsbevoegd, dan komt
er in beginsel geen overdracht tot stand. Voor de vraag naar de beschikkingsbevoegdheid is het
tijdstip van voltooiing van de levering doorslaggevend. De rechthebbende is beschikkingsbevoegd
met betrekking tot een specifiek goed. Beschikkingsbevoegdheid is niet af te splitsen van het recht
van de rechthebbende. Beschikkingsbevoegdheid kan niet contractueel worden ontnomen of
beperkt. De beschikkingsmacht omvat het goed zoals zich dat in het vermogen bevindt, met alle
hoedanigheden en gebreken daarvan. Een niet-rechthebbende kan enkel beschikken wanneer er
sprake is van vertegenwoordiging, lastgeving in eigen naam of bevoegdheid krachtens de wet.
Hoofdregel is dat geen overdracht tot stand komt wanneer de vervreemder ten tijde van de levering
bevoegdheid mist om over het goed te beschikken. Echter kan een verkrijger te goeder trouw zich op
artikel 3:86 jo. 3:88 jo. 3:58 beroepen omtrent derdenbescherming wanneer er sprake is van het
ontbreken van beschikkingsbevoegdheid bij de vervreemder. Een vergelijkbare situatie geldt er
omtrent verjaring. Dan wordt het goed toch verkregen, ondanks beschikkingsonbevoegdheid.
Hoofdstuk 6
De wet kent voor verscheidene soorten van goederen bijzondere leveringsbepalingen. Artikel 3:95
geeft de wijze van levering aan in gevallen waarin de voorgaande artikelen niet voorzien. Deze is als
vangnetbepaling slechts van aanvullende aard. Vereist is een tot levering bestemde actie. Een
, eenzijdige door de vervreemder opgemaakte onderhandse akte is voldoende. Deze dient voldoende
bepaald te zijn. In de gevallen waarin een roerende zaak zich niet meer in de macht van de
vervreemder bevindt, is levering door middel van een akte onder toepassing van artikel 3:95
mogelijk. Artikel 3:86 biedt op levering die geschied ex. artikel 3:95 geen derdenbescherming.
Artikel 3:96 bepaalt de wijze van levering van een aandeel in een goed. Dit geschiedt op
overeenkomstige wijze en met overeenkomstige gevolgen als is bepaald met betrekking tot de
levering van dat goed. Uit artikel 3:98 volgt dat de levering van een beperkt recht op dezelfde wijze
geschiedt als voor de levering van het goed waarop het rust is bepaald, behoudens lex specialis.
Voorop valt te stellen dat steeds aan de vereisten van artikel 3:84 moet zijn voldaan, wil de levering
ook overdracht bewerkstelligen. Artikel 3:89 vereist voor levering van een registergoed een tussen
partijen opgemaakte notariële akte. In dergelijk geval kan deze akte ook door een vertegenwoordiger
in naam van de partij in kwestie worden ondertekend. De eis van bezitsverschaffing beperkt de
vervreemder niet in de mogelijkheid een tussenpersoon in te schakelen voor de levering van een
roerende zaak, niet-registergoed. Ditzelfde geldt betreffende de verkrijger.
Het is niet mogelijk om op voorhand overdracht te bewerkstelligen van een toekomstig goed.
Levering kan wel al geschieden wanneer men in afwachting is van beschikkingsbevoegdheid en het te
verkrijgen goed op grond van artikel 3:97. De wijze waarop dit dient te geschieden is afhankelijk van
het soort goed. Een levering bij voorbaat bewerkstelligt vooralsnog geen overdracht. In geval van
faillissement zal de daadwerkelijke overdracht nooit tot stand komen. Het bij voorbaat te leveren
goed mag geen registergoed zijn en het mag niet verboden zijn het toekomstige goed tot onderwerp
van een overeenkomst te maken. Levering is mogelijk op grond van artikel 3:97 jo. 3:90 jo. 3:115
zowel op grond van sub a als op grond van sub b als op grond van sub c. Het goed waarop de levering
betrekking heeft dient in voldoende mate bepaald te zijn. Van voldoende bepaaldheid is sprake
indien naar objectieve maatstaven valt vast te stellen op welke zaak de levering ziet.
Hoofdstuk 15
Door zich de eigendom voor te behouden heeft de verkoper de mogelijkheid om de geleverde zaak
als eigenaar op te eisen onder de koper indien deze niet voldoet aan zijn betalingsverplichting. Deze
wordt vermoed zich te verbinden tot overdracht van de zaak aan die koper onder de opschortende
voorwaarde van voldoening van de prestatie. Artikel 3:92 kent een limitatieve opsomming van
vorderingen tot voldoening waarvan de verkoper zich geldig de eigendom kan voorbehouden. De
verkoper die de verkochte zaak onder eigendomsvoorbehoud heeft overgedragen blijft daarvan
vooralsnog eigenaar. Indien overdracht aan een derde plaatsvindt, verkrijgt deze derde het goed met
de opschortende voorwaarde. De koper onder opschortende voorwaarde wordt vooralsnog houder
van de zaak voor de verkoper. De wet kent geen speciale regeling met betrekking tot de wijze en de
gevolgen van uitoefening van een eigendomsvoorbehoud. Regels omtrent dergelijken worden in
beginsel gebaseerd op de uitleg van de tussen partijen bestaande overeenkomst.
Huurkoop is een soort van koop op afbetaling. De regeling is van dwingend recht voor zover de
kredietnemer een consument is en de kredietgever handelt in de uitoefening van een beroep of
bedrijf. Het grondpatroon bij leasing is dat de lessor een bepaald bedrijfsmiddel tegen een bepaalde
vergoeding voor een bepaalde tijd in gebruik geeft aan de lessee. Het is geen juridisch begrip. Voor de
rechtsverhouding is het aan de lease onderliggende contract bepalend.