Oefenvragen Bewustzijnsfilosfie
1. Wat is het lichaam-geest probleem in de filosofie?
a) Hoe mentale toestanden invloed hebben op de samenleving
b) De invloed van culturele context op bewustzijn
c) Hoe ethiek de psychologie beïnvloedt
d) De relatie tussen bewuste ervaringen en fysieke processen
2. Welke theorie stelde René Descartes voor in verband met het lichaam-geest
probleem?
a) Idealisme
b) Behaviorisme
c) Substantiedualisme
d) Identiteitstheorie
3. Welke substantie wordt volgens Descartes geassocieerd met denken?
a) Frenologie
b) Res cogitans
c) Occasionalisme
d) Res extensa
4. Wat was de oplossing van Descartes voor het interactieprobleem?
a) Occasionalisme
b) Pijnappelklier
c) Materialisme
d) Parallelisme
5. Wat betekent de uitspraak "Esse est percipi" van Berkeley?
a) Zijn is waarnemen
b) Zijn is voelen
c) Zijn is denken
d) Zijn is herinneren
6. Hoe lost idealisme het interactieprobleem op?
a) Door te stellen dat er alleen fysieke substantie bestaat
b) Door beide substanties als onafhankelijk te beschouwen
c) Door het lichaam als illusie te beschouwen
d) Door aan te nemen dat er alleen geestelijke substantie bestaat
7. Wat is een kernidee van het behaviorisme?
a) Geest en lichaam zijn gescheiden
b) Bewustzijn is het resultaat van sociale constructie
c) Emoties komen voort uit introspectie
d) Mentale toestanden zijn observeerbaar gedrag
, 8. Wat toonde het experiment met Little Albert aan?
a) Aangeboren angst voor dieren
b) Dualistische interactie
c) Introspectieve zelfreflectie
d) Geconditioneerde angst
9. Wat stelt de Mind-Brain Identity Theory (MBIT)?
a) Pijn is een immateriële ervaring
b) Pijn is gelijk aan c-vezelactiviteit
c) Pijn is een sociale constructie
d) Pijn ontstaat door morele reflectie
10. Wat is het probleem van meervoudige realiseerbaarheid?
a) Mentale toestanden kunnen door verschillende fysieke processen gerealiseerd
worden
b) Mentale toestanden kunnen alleen door c-vezels gerealiseerd worden
c) Alleen menselijke hersenen kunnen pijn ervaren
d) Alleen dieren met c-vezels kunnen bewustzijn hebben
11. Wat is een kernidee van het functionalisme?
a) Mentale toestanden zijn identiek aan hersentoestanden
b) Mentale toestanden worden gedefinieerd door hun causale rol
c) Mentale toestanden zijn uitsluitend fysiek
d) Mentale toestanden zijn louter intuïtief
12. Welke theorie ondersteunt het idee dat machines kunnen denken?
a) Substantiedualisme
b) Behaviorisme
c) Functionalisme
d) Identiteitstheorie
13. Wat onderscheidt connectionisme van klassieke AI?
a) Parallelle verwerking
b) Seriële verwerking
c) Dualistische verwerking
d) Introspectieve verwerking
14. Wat betekent ‘backpropagatie’ in connectionistische netwerken?
a) Vooruitgang in algoritmen
b) Corrigeren van foutieve output
c) Versterking van synchrone verbindingen
d) Automatische netwerkvergroting
15. Welke voorwaarde stelt de theorie van de uitgebreide geest?
a) Alleen biologische processen tellen
b) Alleen bewuste gedachten tellen
c) De geest is beperkt tot het brein
d) Externe hulpmiddelen kunnen deel uitmaken van de geest
1. Wat is het lichaam-geest probleem in de filosofie?
a) Hoe mentale toestanden invloed hebben op de samenleving
b) De invloed van culturele context op bewustzijn
c) Hoe ethiek de psychologie beïnvloedt
d) De relatie tussen bewuste ervaringen en fysieke processen
2. Welke theorie stelde René Descartes voor in verband met het lichaam-geest
probleem?
a) Idealisme
b) Behaviorisme
c) Substantiedualisme
d) Identiteitstheorie
3. Welke substantie wordt volgens Descartes geassocieerd met denken?
a) Frenologie
b) Res cogitans
c) Occasionalisme
d) Res extensa
4. Wat was de oplossing van Descartes voor het interactieprobleem?
a) Occasionalisme
b) Pijnappelklier
c) Materialisme
d) Parallelisme
5. Wat betekent de uitspraak "Esse est percipi" van Berkeley?
a) Zijn is waarnemen
b) Zijn is voelen
c) Zijn is denken
d) Zijn is herinneren
6. Hoe lost idealisme het interactieprobleem op?
a) Door te stellen dat er alleen fysieke substantie bestaat
b) Door beide substanties als onafhankelijk te beschouwen
c) Door het lichaam als illusie te beschouwen
d) Door aan te nemen dat er alleen geestelijke substantie bestaat
7. Wat is een kernidee van het behaviorisme?
a) Geest en lichaam zijn gescheiden
b) Bewustzijn is het resultaat van sociale constructie
c) Emoties komen voort uit introspectie
d) Mentale toestanden zijn observeerbaar gedrag
, 8. Wat toonde het experiment met Little Albert aan?
a) Aangeboren angst voor dieren
b) Dualistische interactie
c) Introspectieve zelfreflectie
d) Geconditioneerde angst
9. Wat stelt de Mind-Brain Identity Theory (MBIT)?
a) Pijn is een immateriële ervaring
b) Pijn is gelijk aan c-vezelactiviteit
c) Pijn is een sociale constructie
d) Pijn ontstaat door morele reflectie
10. Wat is het probleem van meervoudige realiseerbaarheid?
a) Mentale toestanden kunnen door verschillende fysieke processen gerealiseerd
worden
b) Mentale toestanden kunnen alleen door c-vezels gerealiseerd worden
c) Alleen menselijke hersenen kunnen pijn ervaren
d) Alleen dieren met c-vezels kunnen bewustzijn hebben
11. Wat is een kernidee van het functionalisme?
a) Mentale toestanden zijn identiek aan hersentoestanden
b) Mentale toestanden worden gedefinieerd door hun causale rol
c) Mentale toestanden zijn uitsluitend fysiek
d) Mentale toestanden zijn louter intuïtief
12. Welke theorie ondersteunt het idee dat machines kunnen denken?
a) Substantiedualisme
b) Behaviorisme
c) Functionalisme
d) Identiteitstheorie
13. Wat onderscheidt connectionisme van klassieke AI?
a) Parallelle verwerking
b) Seriële verwerking
c) Dualistische verwerking
d) Introspectieve verwerking
14. Wat betekent ‘backpropagatie’ in connectionistische netwerken?
a) Vooruitgang in algoritmen
b) Corrigeren van foutieve output
c) Versterking van synchrone verbindingen
d) Automatische netwerkvergroting
15. Welke voorwaarde stelt de theorie van de uitgebreide geest?
a) Alleen biologische processen tellen
b) Alleen bewuste gedachten tellen
c) De geest is beperkt tot het brein
d) Externe hulpmiddelen kunnen deel uitmaken van de geest