samenvatting
Thema 1 Grondslagen van de Antrozoölogie
1.1.1 – Interactie, relatie en band
In de antrozoölogie onderscheiden we drie kernbegrippen die vaak door
elkaar gebruikt worden, maar duidelijk verschillende betekenissen
hebben:
HAI (Human–Animal Interaction)*
Eenmalige interactie tussen mens en dier
Kan unidirectioneel of bidirectioneel zijn
Basisniveau van contact waarop HAR en HAB kunnen voortbouwen*
HAR (Human–Animal Relationship)*
Ontstaat uit herhaalde HAI’s
Omvat verleden, heden en verwachting van toekomstig gedrag van
de ander*
Vertrouwdheid en patroonherkenning zijn kernbegrippen
HAB (Human–Animal Bond)*
Reciproke, langdurige band met positieve ervaring als basis
Bevordert het welbevinden van mens én dier
Kan alleen ontstaan bij herhaalde, positieve HAR
Termen worden in onderzoek vaak door elkaar gebruikt, maar betekenen
iets anders – belangrijk onderscheid voor toets en onderzoek*.
1.1.2 – Interventies met dieren
AAI (Animal-Assisted Intervention)* is een paraplubegrip voor planmatige,
doelgerichte interventies waarbij dieren bewust worden ingezet om
welzijn of ontwikkeling te bevorderen. Het ontstond in de jaren ’60 toen
kinderpsycholoog Levinson (1969) merkte dat zijn hond een positief effect
had op therapiesessies met kinderen*.
Vier vormen van AAI:
1. AAT (Animal-Assisted Therapy)*
Gestructureerde, doelgerichte interventie in therapeutische context
Alleen uitgevoerd door gediplomeerde therapeuten
Meetbare voortgang vereist
Integraal onderdeel van behandelplan
, 2. AAC (Animal-Assisted Coaching/Counselling)*
Zelfde structuur als AAT, maar toegepast op coaching of counseling
Ook uitsluitend door professionals in dat vakgebied
3. AAE (Animal-Assisted Education)*
Ondersteunt leerprocessen
Altijd binnen een onderwijskundige setting
Uitgevoerd door professionals in onderwijs
Wordt o.a. ingezet bij leesbevordering, aandachtstraining e.d.*
4. AAA (Animal-Assisted Activities)*
Informele, doelgerichte sessies
Minder vormeisen (vaak vrijwilligers)
Geen verplicht meetmoment of behandelplan
Veelgebruikt in ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, scholen
Randvoorwaarde voor élke AAI: De professional moet getraind zijn in
dierbegeleiding en het herkennen van signalen van welzijn of stress bij het
dier*.
Professionalisering (via aairegister.nl)*
Een erkende AAI-beoefenaar:
Volgt AAI-opleiding
Heeft diploma in zijn/haar vakgebied (therapie/onderwijs/coaching)*
Heeft ervaring met AAI
Is opgeleid in dierenbegeleiding
Volgt bijscholing en voldoet aan ethische standaarden (inclusief
VOG)*
Let op: in 2024 is de term Animal-Assisted Services (AAS) geïntroduceerd
als overkoepelende term, maar in deze cursus blijft AAI gangbaar.
,1.1.3 – Een synthese: HAI, HAR, HAB & AAI’s
1.1.3.1 – Hoe verhouden HAI en AAI zich tot elkaar?
HAI*: alle vormen van mens-dierinteractie (breed begrip).
AAI*: specifieke, planmatige toepassing van HAI voor
gezondheid/welbevinden.
→ Elke AAI bevat HAI, maar niet elke HAI is een AAI.*
1.1.3.2 – Welke relatievorm past het best bij AAI?
Veel AAI’s bestaan uit meerdere sessies → HAR* (relatie op basis van
herhaalde HAI’s) lijkt het meest geschikt.
Voor effectieve AAI (m.n. bij therapeutische doelen) is zelfs een
HAB* (hechte, wederkerige band) wenselijk.
Probleem: bij veel AAI’s is contacttijd te beperkt → twijfel of
HAR/HAB realistisch is.
→ Effectiviteit van AAI neemt toe bij langere duur en intensievere
interactie.
1.1.3.3 – Hoe verhoudt dit zich tot de typen AAI?
Schakering: HAI → HAR → HAB ↔ AAA → AAE → AAC → AAT
Interactienivea
Type Toelichting
u
AAA
HAI Eenmalig/los moment, geen bandvorming.
*
, Interactienivea
Type Toelichting
u
Herhaling nodig voor leereffect; band niet vereist
AAE* HAI → HAR
maar helpt.
HAR → soms Relatie helpt bij gedragsverandering; band kan
AAC*
HAB versterkend werken.
Diepe band noodzakelijk voor therapeutisch effect en
AAT* HAB gewenst
vertrouwen.*
→ Hoe intensiever de interventie, hoe belangrijker de band tussen mens
en dier.
Deze synthese helpt je de theoretische schakering (HAI-HAR-HAB) te
koppelen aan de praktische classificatie van AAI’s — beide perspectieven
zijn toetsrelevant.