Rechtsregels/rechtsbronnen
1.1 De kandidaat benoemt kenmerken van de Nederlandse constitutionele monarchie en
democratische rechtsstaat (Koning staatshoofd, positie Koning in de Grondwet, vrije
verkiezingen, parlementair stelsel, respect voor grondrechten, overheid gebonden aan wet,
onafhankelijke rechters oordelen).
Staatsrecht = hoe is de Nederland georganiseerd?
Grondwet = alle basisregels van het staatsrecht in Nederland
Constitutie= grondwet
Constitutionele monarchie= koning is vastgelegd in de grondrecht
Staten-Generaal= 1e + 2e kamer
Coalitie= partijen in de regering
Oppositie= partijen niet in de regering
Parlementair stelsel= een politiek systeem waarbij een parlement de belangrijkste
wetgevende macht heeft
Onafhankelijke rechters= niemand kan hem vertellen wat voor uitspraken hij moet doen en
hij moet volgens de wet een uitspraak doen
Trias politica= Nederlandse machtenscheiding
Uitvoerde macht
Wetgevende macht
Rechterlijke macht
-legaliteitsbeginsel= handelen van de overheid in wet
1.2 De kandidaat herkent of een gegeven grondrecht een klassiek of sociaal grondrecht is.
2 soorten grondrechten
-klassieke grondrechten= vrijheidsrechten van burgers die hen beschermen tegen inmenging
van de overheid
-wel afdwingbaar bij de rechter
-sociale grondrechten= rechten die een opdracht geven aan de overheid om zaken te regelen
voor de burgers
-niet afdwingbaar bij de rechter
1.3 De kandidaat stelt in een situatie vast welk klassiek of sociaal grondrechtartikel uit de
Grondwet van toepassing is.
Klassieke grondrechten
,Artikel 1 t/m 18 lid 1 zijn de klassieke grondrechten
Sociale grondrechten
Artikel 18 lid 2 t/m 23 GW zijn de sociale grondrechten.
1.4 De kandidaat herkent het verschil tussen rechtsregels en andere regels.
Rechtsregels = overheidsregels
-gelden voor iedereen
-zijn gemaakt door de overheid
-bij overtreding kun je naar de rechter / hebben een rechtsgevolg
Gewone regels = alles wat rechtsregels niet zijn (1 die de rechtsregels niet hebben)
1.5 De kandidaat noemt de volgorde van de stappen in het wetgevingsproces.
Stap 1: voorbereiding wetvoorstel op het ministerie
Stap 2: bespreking in de ministerraad
Stap 3: advies door de raad van state
Stap 4: stemming 2e kamer
Stap 5: stemming 1e kamer
Stap 6: ondertekening door koning + minister
Stap 7: bekendmaking in het staatsblad
Advies van de raad van state is niet bindend voor de wet
1.6 De kandidaat beschrijft de functies van het recht (normatieve, geschil oplossende,
aanvullende en instrumentele).
Rechtsregels zorgen voor:
1) een georganiseerde samenleving
2) een rechtvaardige oplossing bij conflicten en overtreding van regels
Rechtsregels met een normatieve functie (voornamelijk strafrecht)
Bindend voor iedereen en bij overtreding volgt een straf (strafrecht)
Bijvoorbeeld: diefstal, moord, mishandeling
Rechtsregels met een instrumentele functie (bestuursrecht)
Bindend en de overheid stelt ze in om de maatschappij op een bepaalde manier te
organiseren
Bijvoorbeeld: rechts rijden, vergunningen, stikstofregels
Rechtsregels met een aanvullende functie (voornamelijk vermogensrecht)
, Regels die niet bindend zijn, maar aanvullend als nodig
Bijvoorbeeld: koopovereenkomst, huurovereenkomst, arbeidsovereenkomst
Geschil oplossende functie (voornamelijk procesrecht)
Als burgers, organisaties of bedrijven een conflict hebben of als iemand een
rechtsregel overtreedt dan kan je naar de rechter
De rechter bepaalt een oplossing voor het conflict of straf
De procedure bij de rechter is ook vastgelegd in rechtsregels = procesrecht
1.7 De kandidaat benoemt welke organen welke rechtsregels/wetten uitvaardigen.
Formele wet – regering + Staten-Generaal
De algemene maatregel van bestuur – regering
Ministeriële regeling – minister
Provinciale verordening – provinciale staten
Gemeentelijke verordening - gemeenteraad
1.8 De kandidaat bepaalt in een situatie welke rechtsbron (wet, jurisprudentie, gewoonte en
verdrag) van toepassing is
Verdragen
Landen werken samen (2 of meer) aan een economisch en politiek sterk verband, het werkt
direct en iedereen moet zich hieraan houden, vaak gaan ze over een specifiek onderwerp.
De wet
Gemaakt door de regering + Staten-Generaal, je kunt het overgrote deel van het recht
terugvinden in de wet.
Jurisprudentie
Een ongeschreven rechtsbron
Als de wet onduidelijk is of personen zijn het niet eens, over hoe de wet moet
worden uitgelegd, dan kan de rechter dit oplossen
Gewoonte
Een gewoonte is gebruikelijk recht op de grond van de volgende voorwaarden:
1) onafgebroken en sinds lange tijd als regel gebruikt
2) vaak is herhaald
3) is het algemeen door de samenleving als regel geaccepteerd
Indeling recht
2.1 De kandidaat herkent welke rechtsgebieden (personen- en familierecht, vermogensrecht,
arbeidsrecht, strafrecht, bestuursrecht, staatsrecht, sociale zekerheidsrecht, belastingrecht
en verzekeringsrecht) tot het privaatrecht of publiekrecht behoren.