Ontwikkelingspsychologie
Open Universiteit | Samenvatting PB0122-242814B | Boek: Robert S. Feldman (9e editie)
Studietaak 1.1 - Hoofdstuk 1
Leerdoelen
Een definitie van ontwikkelingspsychologie geven
Een beschrijving geven van de uitgangspunten en reikwijdte van het vakgebied
De belangrijkste onderwerpen en vraagstukken binnen de ontwikkelingspsychologie
benoemen
De recente ontwikkelingen en de toekomst van het vakgebied schetsen
Verschillende invloeden op de menselijke ontwikkeling onderscheiden.
Een definitie van ontwikkelingspsychologie geven
Ontwikkelingspsychologie = de wetenschappelijke studie van patronen van groei,
verandering en stabiliteit bij mensen gedurende hun hele leven, van conceptie tot en met
late volwassenheid
Een beschrijving geven van de uitgangspunten en reikwijdte van het vakgebied
3 ontwikkelingsdomeinen binnen de ontwikkelingspsychologie:
Fysieke ontwikkeling = ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van
het lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de
behoefte aan eten, drinken en slaap.
Voorbeeld: wat bepaalt de sekse van een kind, wat zijn de voordelen van
borstvoeding, wat zijn de gevolgen van premature geboorte, etc.
Rijping = blijvende fysieke of psychologische verandering als gevolg van
biologische groeiprocessen
Cognitieve ontwikkeling = ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele
vermogens, zoals denken, leren, herinneren en probleem oplossen.
Voorbeeld: wat zijn onze vroegste herinneringen, heeft tweetaligheid voordeel, wat
zijn de leereffecten van tv kijken, etc.
Sociaal-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling = ontwikkeling die betrekking heeft op sociale
relaties, interacties met anderen en op het omgaan met emoties
Voorbeeld: wat zijn de effecten van opvoedingsstijlen, hebben kinderen die
gepest worden eigenschappen gemeen, etc.
Ontwikkelingspsychologie 1
, Persoonlijkheidsontwikkeling = ontwikkeling van duurzame gedragingen en
(karakter)eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden
Voorbeeld: heeft een kleuter besef van goed en kwaad, wat zijn oorzaken van
suicide bij adolescenten, etc.
Ontwikkelingsfasen:
Prenatale periode: van conceptie tot geboorte
Babytijd: 0-2 jaar
Peuter- en kleutertijd: 2-6 jaar
Schooltijd: 6-12 jaar
Adolescentie: 12-20 jaar
→ note: deze fasen zijn een sociale constructie = een idee over de realiteit dat weliswaar
breed geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald
moment
Tijdstippen waarop bepaalde mijlpalen in de ontwikkeling (bv. pubertijd) van mensen zich
voltrekken, kunnen variëren gebaseerd op:
Biologische oorzaken: de ene mens is sneller volgroeid dan de andere
Omgevingsfactoren: cultuur speelt een belangrijke rol, bv. als het gaat om relaties
aangaan
Cohort = een groep mensen die in een bepaalde periode leven, waardoor zij voor een deel
gelijke ervaringen opdoen (generaties)
Normatieve versus niet-normatieve gebeurtenissen:
Normatieve gebeurtenissen = gebeurtenissen die zich voor de meesten individuen
binnen een groep op dezelfde manier voltrekken.
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden = biologische en sociale-
omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn. Deze komen ongeveer gelijktijdig
voor bij het merendeel van individuen binnen eenzelfde leeftijdsgroep van een
bepaalde cultuur of subcultuur.
Normatieve historisch bepaalde invloeden = biologische en sociale-
omgevingsinvloeden die zijn verbonden aan de specifieke maatschappelijke situatie
in de historische tijd.
Normatieve sociaal-culturele invloeden = hiermee worden o.a. de brede cultuur,
etnische afkomst, sociale klasse en het behoren tot een subcultuur bedoeld. Deze
Ontwikkelingspsychologie 2
, sociaal-culturele invloeden zijn eigenlijk een specificering van een bepaalde groep
en hebben op die manier invloed op leeftijdsgebonden- en historisch bepaalde
invloeden. Zoals verplicht onderwijs rond 6 jaar (leeftijdsgebonden, maar voor een
bepaalde cultuur). In de Westerse culturen is dit normaal, maar dit geldt
bijvoorbeeld niet voor de Himba’s uit Namibië.
Niet-normatieve gebeurtenissen = specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het
leven van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te
maken krijgen.
De belangrijkste onderwerpen en vraagstukken binnen de ontwikkelingspsychologie
benoemen
Centrale vraagstukken over de ontwikkeling van kinderen die het vakgebied domineert:
De aard van veranderingen tijdens de ontwikkeling; continue verandering versus
discontinue verandering
Het belang van kritieke en gevoelige perioden
Het levensloop-model versus gerichtere benaderingen
Nature-nurture debat
(1) Continue verandering versus discontinue verandering:
Continue verandering = geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op
een bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus. Kinderen kunnen
geleidelijk steeds meer verwerken in hun denken.
Discontinue verandering = ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaats vindt, en
waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in een eerdere
stadia. Ontwikkeling kan abrupt, met sprongetjes, verlopen.
(2) Kritieke en gevoelige perioden: de invloed van de omgeving
Kritieke periode = een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis of het uitblijven daarvan de grootste, en zelfs onomkeerbare, gevolgen
heeft.
Kritieke perioden komen voor wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten
stimuli uit de omgeving noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling, of wanneer
blootstelling aan bepaalde stimuli abnormale ontwikkeling tot gevolg heeft
Stimuli = prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving
waarop een organisme reageert
Voorbeelden: aanwezigheid van volwassene in de vroege kinderjaren is essentieel
voor het veilig en gehecht voelen van het kind, de eerste duizend dagen zijn van
Ontwikkelingspsychologie 3
, belang voor de ontwikkeling van het kind en bepaald hun latere gezondheid en
functioneren, medicatie gebruik tijdens de zwangerschap kan schade toe brengen
aan de ontwikkeling van een kind.
Plasticiteit = de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke
structuur veranderbaar is → sommige gemiste sociale ervaringen kunnen op latere
leeftijd worden ingehaald door latere ervaringen.
Gevoelige periode = een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin
mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden, of juist het ontbreken
daarvan, en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden.
Voorbeeld: jonge kinderen leren gemakkelijk een tweede taal, waarbij dit op latere
leeftijd moeilijker is
Verschil kritieke periode en gevoelige periode:
Bij kritieke perioden wordt aangenomen dat het permanente en onomkeerbare
gevolgen heeft waneer een zich ontwikkelend individu bepaalde invloeden mist of
juist te maken krijgt met schadelijke invloeden
Bij gevoelige perioden kan het ontbreken of juist aanwezig zijn van bepaalde
omgevingsinvloeden de ontwikkeling kan verstoren, maat latere ervaringen kunnen
deze effecten weer opheffen → plasticiteit wordt onderkent
(3) Levensloop-model versus focus op specifieke perioden
Waar voorheen de focus van ontwikkeling vooral lag op babytijd tot adolescentie, wordt
tegenwoordig de hele periode van conceptie tot en met hoge ouderdom van belang
geacht.
Redenen: de ontdekking dat er in elk levensstadium sprake is van ontwikkelingsgroei
en -verandering, en de grote invloed die de sociale omgeving op ontwikkeling heeft.
Voorbeeld: de leeftijd van ouders; tienermoeder versus dertiger moeder.
(4) De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
Nature-nurture debat = de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en genen, en in
hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving.
Nature = verwijst naar onze eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen
van hun ouders erven (genen).
Nurture = de omgevingsinvloeden die ons gedrag en onze eigenschappen bepalen.
Invloeden zijn biologisch (drank en drugs gebruik tijden zwangerschap), sociaal
(opvoedingsstijl), en maatschappelijk (sociaal-economische staat waarin een kind
opgroeit).
Ontwikkelingspsychologie 4
Open Universiteit | Samenvatting PB0122-242814B | Boek: Robert S. Feldman (9e editie)
Studietaak 1.1 - Hoofdstuk 1
Leerdoelen
Een definitie van ontwikkelingspsychologie geven
Een beschrijving geven van de uitgangspunten en reikwijdte van het vakgebied
De belangrijkste onderwerpen en vraagstukken binnen de ontwikkelingspsychologie
benoemen
De recente ontwikkelingen en de toekomst van het vakgebied schetsen
Verschillende invloeden op de menselijke ontwikkeling onderscheiden.
Een definitie van ontwikkelingspsychologie geven
Ontwikkelingspsychologie = de wetenschappelijke studie van patronen van groei,
verandering en stabiliteit bij mensen gedurende hun hele leven, van conceptie tot en met
late volwassenheid
Een beschrijving geven van de uitgangspunten en reikwijdte van het vakgebied
3 ontwikkelingsdomeinen binnen de ontwikkelingspsychologie:
Fysieke ontwikkeling = ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van
het lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de
behoefte aan eten, drinken en slaap.
Voorbeeld: wat bepaalt de sekse van een kind, wat zijn de voordelen van
borstvoeding, wat zijn de gevolgen van premature geboorte, etc.
Rijping = blijvende fysieke of psychologische verandering als gevolg van
biologische groeiprocessen
Cognitieve ontwikkeling = ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele
vermogens, zoals denken, leren, herinneren en probleem oplossen.
Voorbeeld: wat zijn onze vroegste herinneringen, heeft tweetaligheid voordeel, wat
zijn de leereffecten van tv kijken, etc.
Sociaal-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling = ontwikkeling die betrekking heeft op sociale
relaties, interacties met anderen en op het omgaan met emoties
Voorbeeld: wat zijn de effecten van opvoedingsstijlen, hebben kinderen die
gepest worden eigenschappen gemeen, etc.
Ontwikkelingspsychologie 1
, Persoonlijkheidsontwikkeling = ontwikkeling van duurzame gedragingen en
(karakter)eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden
Voorbeeld: heeft een kleuter besef van goed en kwaad, wat zijn oorzaken van
suicide bij adolescenten, etc.
Ontwikkelingsfasen:
Prenatale periode: van conceptie tot geboorte
Babytijd: 0-2 jaar
Peuter- en kleutertijd: 2-6 jaar
Schooltijd: 6-12 jaar
Adolescentie: 12-20 jaar
→ note: deze fasen zijn een sociale constructie = een idee over de realiteit dat weliswaar
breed geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald
moment
Tijdstippen waarop bepaalde mijlpalen in de ontwikkeling (bv. pubertijd) van mensen zich
voltrekken, kunnen variëren gebaseerd op:
Biologische oorzaken: de ene mens is sneller volgroeid dan de andere
Omgevingsfactoren: cultuur speelt een belangrijke rol, bv. als het gaat om relaties
aangaan
Cohort = een groep mensen die in een bepaalde periode leven, waardoor zij voor een deel
gelijke ervaringen opdoen (generaties)
Normatieve versus niet-normatieve gebeurtenissen:
Normatieve gebeurtenissen = gebeurtenissen die zich voor de meesten individuen
binnen een groep op dezelfde manier voltrekken.
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden = biologische en sociale-
omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn. Deze komen ongeveer gelijktijdig
voor bij het merendeel van individuen binnen eenzelfde leeftijdsgroep van een
bepaalde cultuur of subcultuur.
Normatieve historisch bepaalde invloeden = biologische en sociale-
omgevingsinvloeden die zijn verbonden aan de specifieke maatschappelijke situatie
in de historische tijd.
Normatieve sociaal-culturele invloeden = hiermee worden o.a. de brede cultuur,
etnische afkomst, sociale klasse en het behoren tot een subcultuur bedoeld. Deze
Ontwikkelingspsychologie 2
, sociaal-culturele invloeden zijn eigenlijk een specificering van een bepaalde groep
en hebben op die manier invloed op leeftijdsgebonden- en historisch bepaalde
invloeden. Zoals verplicht onderwijs rond 6 jaar (leeftijdsgebonden, maar voor een
bepaalde cultuur). In de Westerse culturen is dit normaal, maar dit geldt
bijvoorbeeld niet voor de Himba’s uit Namibië.
Niet-normatieve gebeurtenissen = specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het
leven van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te
maken krijgen.
De belangrijkste onderwerpen en vraagstukken binnen de ontwikkelingspsychologie
benoemen
Centrale vraagstukken over de ontwikkeling van kinderen die het vakgebied domineert:
De aard van veranderingen tijdens de ontwikkeling; continue verandering versus
discontinue verandering
Het belang van kritieke en gevoelige perioden
Het levensloop-model versus gerichtere benaderingen
Nature-nurture debat
(1) Continue verandering versus discontinue verandering:
Continue verandering = geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op
een bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus. Kinderen kunnen
geleidelijk steeds meer verwerken in hun denken.
Discontinue verandering = ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaats vindt, en
waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in een eerdere
stadia. Ontwikkeling kan abrupt, met sprongetjes, verlopen.
(2) Kritieke en gevoelige perioden: de invloed van de omgeving
Kritieke periode = een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis of het uitblijven daarvan de grootste, en zelfs onomkeerbare, gevolgen
heeft.
Kritieke perioden komen voor wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten
stimuli uit de omgeving noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling, of wanneer
blootstelling aan bepaalde stimuli abnormale ontwikkeling tot gevolg heeft
Stimuli = prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving
waarop een organisme reageert
Voorbeelden: aanwezigheid van volwassene in de vroege kinderjaren is essentieel
voor het veilig en gehecht voelen van het kind, de eerste duizend dagen zijn van
Ontwikkelingspsychologie 3
, belang voor de ontwikkeling van het kind en bepaald hun latere gezondheid en
functioneren, medicatie gebruik tijdens de zwangerschap kan schade toe brengen
aan de ontwikkeling van een kind.
Plasticiteit = de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke
structuur veranderbaar is → sommige gemiste sociale ervaringen kunnen op latere
leeftijd worden ingehaald door latere ervaringen.
Gevoelige periode = een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin
mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden, of juist het ontbreken
daarvan, en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden.
Voorbeeld: jonge kinderen leren gemakkelijk een tweede taal, waarbij dit op latere
leeftijd moeilijker is
Verschil kritieke periode en gevoelige periode:
Bij kritieke perioden wordt aangenomen dat het permanente en onomkeerbare
gevolgen heeft waneer een zich ontwikkelend individu bepaalde invloeden mist of
juist te maken krijgt met schadelijke invloeden
Bij gevoelige perioden kan het ontbreken of juist aanwezig zijn van bepaalde
omgevingsinvloeden de ontwikkeling kan verstoren, maat latere ervaringen kunnen
deze effecten weer opheffen → plasticiteit wordt onderkent
(3) Levensloop-model versus focus op specifieke perioden
Waar voorheen de focus van ontwikkeling vooral lag op babytijd tot adolescentie, wordt
tegenwoordig de hele periode van conceptie tot en met hoge ouderdom van belang
geacht.
Redenen: de ontdekking dat er in elk levensstadium sprake is van ontwikkelingsgroei
en -verandering, en de grote invloed die de sociale omgeving op ontwikkeling heeft.
Voorbeeld: de leeftijd van ouders; tienermoeder versus dertiger moeder.
(4) De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
Nature-nurture debat = de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en genen, en in
hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving.
Nature = verwijst naar onze eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen
van hun ouders erven (genen).
Nurture = de omgevingsinvloeden die ons gedrag en onze eigenschappen bepalen.
Invloeden zijn biologisch (drank en drugs gebruik tijden zwangerschap), sociaal
(opvoedingsstijl), en maatschappelijk (sociaal-economische staat waarin een kind
opgroeit).
Ontwikkelingspsychologie 4