Hoofdstuk 2 Bacteriële structuur en taxonomie
Indeling organismen:
Prokaryoten= geen celkern (archaea en bacteria)
Eukaryoten= wel celkern, (eucarya; o.a. planten, dieren, schimmels en
protozoa(eencellige))
Virussen ontbreken, hebben geen eigen metabolisme, horen niet bij de
organisme
Bacteriën
Vorm: bepaald door stugge celwand
Coccen - bolvormig
Bacillen - staafvormig
Spirocheten - spiraalvormig
Pleomorf - variabele vorm
Rangschikking:
Paren
Ketens
Druiventrossen
Hoeken (corynebacterium)
Grootte: ca. 0.2-5 micrometer (menselijke cel is 15 micrometer)
Diplococcen (paren) (bolvormig)
Stafylococcen (druiventrossen) (bolvormig)
Streptobaccilen (ketens) (staafvormig)
Structuur bacteriën
Celwand: omringt protoplast (alles wat er in die celwand zit) (wel
membraan niet de celwand)
Capsule/ glycocalyx laag (laag om de bacterie heen buiten de celwand)
Flagel (lange structuren)
Fimbrium (fimbria) en pilus (pili) (korte structuren)
,Flagel, fimbrium en pilus
Flagel: zweepvormig organel voor beweging
Flagellin eiwit
‘propeller’ beweging
Fimbrium (fimbria) en pilus (pili): haarachtige structuren
Korter dan flagel
Pilus: pilin eiwit is belangrijk voor adhesie bacterie/ uitwisseling DNA
Glycocalyx en capsule
Glycocalyx (slijmlaag):
Polysaccharide laag (suiker laag)
Hechting/ bevordert vorming biofilm door de slijmerige laag
Capsule:
Gel- achtige laag van polysaccharide of eiwit (soms)
Belangrijk voor:
- Adhesie (hechting)
- Remming fagocytose
- Identificatie omdat er suikermoleculen inzitten
- Gebruik als antigeen in vaccin
,Celwand
Geeft stugheid
Permeabel voor kleine stoffen
Gram positief:
Dikke peptidoglycaan laag
Bestaat uit eiwit en suikers
Gram negatief:
Dunne peptidoglycaan laag
Buiten membraan met o.a. lipopolysacharide -LPS-
- Bevat porinen transport hydrofiele moleculen
- Endotoxine: toxisch onderdeel van LPS (worden wij ziek van) zit in die
celwand van de gram negatieve bacteriën
Periplasmatische ruimte (periplasma): ruimte tussen twee membranen
(tussen de membraan en de peptidoglycaanlaag) beide hebben een ruimte
Gram kleuring
Onderscheid maken tussen gram positief en negatief
Gramkleuring:
Hitte fixatie
Kristal violet (paars)
Wassen
Lugol oplossing (jodium en kaliumjodide in water)
Wassen
Ontkleuren met aceton of alcohol, peptidoglycaan laag gaat stuk, gram
positieve bacteriën hebben een dikke laag gaat niet snel kapot dus houden
de kleur vast
Wassen
Tegenkleuren met fuchsineoplossing (roze)
Wassen en drogen
Gram- positieve bacteriën: paars/blauw-zwart
Gram- negatieve bacteriën: roze
, Celmembraan en cytoplasma
Celmembraan: fosfolipide bilaag met receptoren en andere eiwitten
Actief transport en selectieve diffusie moleculen
Synthese celwand precursors
Secretie enzymen en toxinen
Cytoplasma:
Genetisch materiaal (nucleoïd) chromosoom
Ribosomen eiwit synthese
Inclusies (insluitsels) opslag energie
Sporen
Bacteriële sporen:
Vorming : bij tekort aan voedingsstoffen
Bevat:
DNA
Cytoplasma
Celmembraan
Peptidoglycaan (cortex)
Water (heel weinig)
Dikke keratine achtige laag
Calcium
Taxonomie
Taxonomie= systematische classificatie van organismen
Genotype classificatie:
DNA homologie
Fenotype classificatie:
Morfologie (coccen, bacillen?)
Kleuringseigenschappen (positief, negatief?)
Kweekcondities (zuurstof ja/nee?)
Biochemische reacties (bepaalde enzymen?)
Antigeen structuren (bepaalde suikers?)
Volgorde:
Indeling organismen:
Prokaryoten= geen celkern (archaea en bacteria)
Eukaryoten= wel celkern, (eucarya; o.a. planten, dieren, schimmels en
protozoa(eencellige))
Virussen ontbreken, hebben geen eigen metabolisme, horen niet bij de
organisme
Bacteriën
Vorm: bepaald door stugge celwand
Coccen - bolvormig
Bacillen - staafvormig
Spirocheten - spiraalvormig
Pleomorf - variabele vorm
Rangschikking:
Paren
Ketens
Druiventrossen
Hoeken (corynebacterium)
Grootte: ca. 0.2-5 micrometer (menselijke cel is 15 micrometer)
Diplococcen (paren) (bolvormig)
Stafylococcen (druiventrossen) (bolvormig)
Streptobaccilen (ketens) (staafvormig)
Structuur bacteriën
Celwand: omringt protoplast (alles wat er in die celwand zit) (wel
membraan niet de celwand)
Capsule/ glycocalyx laag (laag om de bacterie heen buiten de celwand)
Flagel (lange structuren)
Fimbrium (fimbria) en pilus (pili) (korte structuren)
,Flagel, fimbrium en pilus
Flagel: zweepvormig organel voor beweging
Flagellin eiwit
‘propeller’ beweging
Fimbrium (fimbria) en pilus (pili): haarachtige structuren
Korter dan flagel
Pilus: pilin eiwit is belangrijk voor adhesie bacterie/ uitwisseling DNA
Glycocalyx en capsule
Glycocalyx (slijmlaag):
Polysaccharide laag (suiker laag)
Hechting/ bevordert vorming biofilm door de slijmerige laag
Capsule:
Gel- achtige laag van polysaccharide of eiwit (soms)
Belangrijk voor:
- Adhesie (hechting)
- Remming fagocytose
- Identificatie omdat er suikermoleculen inzitten
- Gebruik als antigeen in vaccin
,Celwand
Geeft stugheid
Permeabel voor kleine stoffen
Gram positief:
Dikke peptidoglycaan laag
Bestaat uit eiwit en suikers
Gram negatief:
Dunne peptidoglycaan laag
Buiten membraan met o.a. lipopolysacharide -LPS-
- Bevat porinen transport hydrofiele moleculen
- Endotoxine: toxisch onderdeel van LPS (worden wij ziek van) zit in die
celwand van de gram negatieve bacteriën
Periplasmatische ruimte (periplasma): ruimte tussen twee membranen
(tussen de membraan en de peptidoglycaanlaag) beide hebben een ruimte
Gram kleuring
Onderscheid maken tussen gram positief en negatief
Gramkleuring:
Hitte fixatie
Kristal violet (paars)
Wassen
Lugol oplossing (jodium en kaliumjodide in water)
Wassen
Ontkleuren met aceton of alcohol, peptidoglycaan laag gaat stuk, gram
positieve bacteriën hebben een dikke laag gaat niet snel kapot dus houden
de kleur vast
Wassen
Tegenkleuren met fuchsineoplossing (roze)
Wassen en drogen
Gram- positieve bacteriën: paars/blauw-zwart
Gram- negatieve bacteriën: roze
, Celmembraan en cytoplasma
Celmembraan: fosfolipide bilaag met receptoren en andere eiwitten
Actief transport en selectieve diffusie moleculen
Synthese celwand precursors
Secretie enzymen en toxinen
Cytoplasma:
Genetisch materiaal (nucleoïd) chromosoom
Ribosomen eiwit synthese
Inclusies (insluitsels) opslag energie
Sporen
Bacteriële sporen:
Vorming : bij tekort aan voedingsstoffen
Bevat:
DNA
Cytoplasma
Celmembraan
Peptidoglycaan (cortex)
Water (heel weinig)
Dikke keratine achtige laag
Calcium
Taxonomie
Taxonomie= systematische classificatie van organismen
Genotype classificatie:
DNA homologie
Fenotype classificatie:
Morfologie (coccen, bacillen?)
Kleuringseigenschappen (positief, negatief?)
Kweekcondities (zuurstof ja/nee?)
Biochemische reacties (bepaalde enzymen?)
Antigeen structuren (bepaalde suikers?)
Volgorde: