Romeins recht w 1 t/m 6 + kennisclips
Week 1 – Aard van de persoonlijke rechten........................................................1
Zakelijke rechten en persoonlijke rechten......................................................................................... 1
Object en subject van de verbintenis................................................................................................ 2
Alternatieve en facultatieve verbintenissen......................................................................................3
Deelbaarheid en hoofdelijkheid......................................................................................................... 3
Werkgroep week 1............................................................................................................................ 4
Week 2............................................................................................................. 4
Rechtsfeit en rechtshandeling........................................................................................................... 4
Wilsgebreken: dwang, bedrog, dwaling............................................................................................. 5
Opschortende en ontbindende termijn en voorwaarde.....................................................................6
Derdenbeding................................................................................................................................... 6
Werkgroep week 2............................................................................................................................ 6
Week 3............................................................................................................. 7
Classificatie van overeenkomsten..................................................................................................... 7
Goede trouw en streng recht............................................................................................................. 8
Werkgroep week 3............................................................................................................................ 8
Week 4............................................................................................................. 9
Lastgeving en vertegenwoordiging................................................................................................... 9
Maatschap......................................................................................................................................... 9
Borgtocht en mandaatborg............................................................................................................. 10
Cessiemandaat............................................................................................................................... 10
Werkgroep week 4.......................................................................................................................... 11
Week 5...........................................................................................................11
Inbetalinggeving, kwijtschelding, verrekening, vermenging............................................................12
Schuldvernieuwing en de procesovereenkomst...............................................................................12
Overmacht en wanprestatie............................................................................................................ 12
Werkgroep week 5.......................................................................................................................... 13
Week 6...........................................................................................................14
Zaakwaarneming en onverschuldigde betaling...............................................................................14
De overige condicties...................................................................................................................... 15
Systeem van delictuele acties......................................................................................................... 16
Zaakbeschadiging........................................................................................................................... 16
Werkgroep week 6.......................................................................................................................... 17
Kennisclips.....................................................................................................18
§1 – Bronnen van het Romeinse Recht............................................................................................18
§2 – Staatsrecht van de Republiek................................................................................................... 18
§3 – Staatsrecht van de Keizertijd................................................................................................... 20
§4 – Bureaucratie, burgerschap en eenwording...............................................................................21
§5 – Codificatie onder Justinianus.................................................................................................... 23
§6 – Receptie van het Romeinse Recht............................................................................................ 24
Week 1 – Aard van de persoonlijke rechten
Zakelijke rechten en persoonlijke rechten
“De belangrijkste indeling van alle rechtsvorderingen waarmee tussen personen bij rechters of arbiters wordt
geprocedeerd over enig vermogensrecht is er een in twee soorten: want ze zijn ofwel zakelijk, ofwel persoonlijk.”
Ius is dus opgedeeld in twee delen:
→ Twee mensen die tegen elkaar procederen: persoonlijk
→ Twee mensen die tegen elkaar procederen over een ding: zakelijk
“De zakelijke rechtsvordering is die waarmee wij onze zaak opeisen waarover een ander macht heeft; en die is altijd
gericht tegen degene die macht over de zaak heeft. De persoonlijke rechtsvordering is die waarmee wij procederen
tegen degene die jegens ons verplicht is iets te doen of te geven, en die wordt steeds tegen dezelfde persoon
ingesteld.”
Degene bij wie je procedeert als het om zakelijk gaat, kan dus veranderen, als een ander persoon de macht over de
zaak verkrijgt. Persoonlijk gaat daadwerkelijk om een persoon en procederen tegen die persoon is dan ook altijd tegen
desbetreffende persoon.
Verbintenissenrecht Goederenrecht
, Rechten tegen een persoon: iura in Rechten op een zaak: iura in re.
personam.
Geven, verrichten, instaan Beschikken en gebruiken
Werken alléén tussen partijen Zaaksgevolg: derdenwerking
Gelijkheid van schuldeisers Sterke positie in faillissement
Uit rechtmatige of onrechtmatige daad Uit eigendom en beperkte zakelijike rechten
Voorbeeld: huur en erfpacht
Aurelius Fusceus had een appartementencomplex gekocht van voormalige eigenaar A. In dit complex woonde al reeds
een huurder, B. Aurelius vordert ontruiming; dit kan o.b.v. eigendomsrecht.
Kan de huurder B zich verweren tegen deze vordering?
De huurovereenkomst is een verbintenis tussen A en B. B kan deze huurovereenkomst dus niet inroepen t.o.v.
Aurelius.
Hoe krijgt de huurder B eventuele schade vergoed?
Eventuele schade kan B beroepen op A, vanwege tekortkoming van nakoming van hun contract, waaruit een
verplichting tot schadevergoeding voortvloeit.
Kan de erfpachter B zich verweren tegen deze vordering?
In de situatie dat B een erfpachter in plaats van een huurder is, heeft B een zakelijk recht m.b.t. zijn woning, en dus
een recht dat ook in te roepen is tegenover Aurelius.
→ Dit heet opvolging onder bijzondere titel
Opvolging onder algemene titel
“Een erfgenaam treedt in ieder recht van de overledene, niet alleen in de eigendom van de afzonderlijke zaken, omdat
ook de verbintenissen op de erfgenaam overgaan.”
Cultus van de Romeinen, ononderbroken opvolging door erfgenamen in alle rechten en plichten van de overledene. De
persoon gaat als het ware door.
Voorbeeld
A was eigenaar van een huis en had deze verhuurd aan B. B overlijdt, krijgt zijn erfgenaam Pomponius Sabinus nu het
huurcontract?
Object en subject van de verbintenis
De verbintenis als iruis vinculum
Verbintenis is een plicht om voor iets ander te doen (of juist om niet niet te doen), voor iets/een ander in te staan, iets
aan iemand anders te geven
Verbintenissen zijn: overeenkomsten, onrechtmatige daad en verschillende vormen van verrijkingen
Terminologie
Crediteur en debiteur, aan elkaar vastgeketend
Vorderingsrecht en schuld
Bevrijdende betaling
Werking tussen partijen
Vervanging alleen met toestemming wederpartij (zie: cessiemandaat)
Novatie als driepartijenovereenkomst
Natuurlijke verbintenis
Rechtsvordering en aansprakelijkheid
Nakoming is en blijft verplicht
Betaling is verschuldigd en geen schenking
Betaling aan een derde
De debiteur moet aan zijn crediteur betalen
Effect van opdracht of bekrachtiging (er is iets mis gegaan maar het is onderling opgelost en de crediteur
bekrachtigt de gang van zaken)
Betaling ter goeder trouw aan de verkeerde bevrijdt NIET, dit is anders dan 6:36 BW, in het Nederlands recht
is degene die ter goeder trouw betaalt beschermd.
Betaling door een derde
Iedereen kan voor iedereen betalen
Uitzondering: ‘hoogstpersoonlijke verbintenis’, betaling kan maar door een specifiek persoon. Bijv. het
inhuren van een professional, als je betaald om je haar te laten doen door een super goede kapper kan niet
iedereen zomaar die dienst naleven.
C besluit zonder overleg van A de schuld van A af te betalen, omdat het toch op
hetzelfde neerkomt. Is Celsus nu af van A? Nee, want hij heeft betaald aan
iemand die niet zijn crediteur is, en heeft hier ook geen toestemming voor.
Als A niet achteraf bekrachtigt, dan moet Celsus alsnog nog een keer betalen aan
, A. Is A nu af van B? Ja, want betaling kan door ieder ander gebeuren zolang het
niet om een hoogstpersoonlijke verbintenis gaat.
→ Oplossing: week 6, het verrijkingsrecht.
Maak een tijdlijn!
Alternatieve en facultatieve verbintenissen
Alternatieve verbintenis Facultatieve verbintenis
Object later bepaalbaar Één enkelvoudig object
Door debiteur, crediteur, Maar ook betaling mogelijk door andere, bepaalde prestatie, naar keuze van
derde debiteur
Termijnstelling Noxale aansprakelijkheid
Alternatief verbintenis ontstaat vaak uit OVK. Soms nog niet duidelijk wat de verbintenis nou eigenlijk is. Een
voorbeeld hiervan is de alternatieve verbintenis. Bijv. een contract met de tuinman dat hij wekelijks langs komt om de
tuin te onderhouden. Er wordt een beetje in het midden gelaten wat hij precies moet doen aan de tuin.
→ Bij bepaling van de eisen wordt het een enkelvoudige verbintenis.
Facultatieve verbintenis staat tegenover alternatief recht. Hier heeft de debiteur de keus om in de plaats van betaling
iets anders te doen. Vaak bij Romeins onrechtmatige daad.
Voorbeeld: mijn hond bijt jouw broek kapot. Ik moet dan schadevergoeding betalen, vanwege de schade die
mijn hond aan jouw broek heeft gericht. In plaats van dat ik dan geld betaal zodat jij een nieuwe broek kan
kopen, geef ik aan jou, mijn hond. Ik mag dus kiezen wat ik aan jou geef: keuze debiteur. Het maakt dus niet
uit of jij die hond wil of niet, want deze “betaling” is gewoon bevrijdend.
Wanneer het bedongen voorwerp van de overeenkomst onmogelijk wordt, dan zal de schuldenaar bij een facultatieve
verbintenis niet gehouden zijn aan het leveren van de andere prestatie. Bij de alternatieve verbintenis zal de
schuldenaar wel gehouden zijn tot leveren van de andere prestatie. Indien de alternatieve verbintenis een enkelvoudige
is geworden, is dit weer niet zo. Het geld dus alleen voor alternatief, wanneer nog geen keuze is gemaakt en de andere
keuze wegvalt. Dan wordt die keuze “voor je” gemaakt.
Deelbaarheid en hoofdelijkheid
Hoofdelijkheid
Er kunnen meer partijen in één verbintenis zitten, zowel aan de kant van de crediteuren als aan de kant van de
debiteuren.
Kan aan kant van debiteuren en aan de kant van crediteuren:
samen verantwoordelijk voor schade, of samen recht op
schadevergoeding
Actieve en passieve hoofdelijkheid
Uit contract, testament, onrechtmatige daad, etc.
Aan iedere crediteur geheel verschuldigd (het gehele bedrag)
Door iedere debiteur geheel verschuldigd (het gehele bedrag)
Betaling door de één bevrijdt ook de ander → Je hebt niet
twee aparte vorderingen → Je mag zelf kiezen wie je aanspreekt, maar je mag niet meer krijgen dan wat de
schuld was.
Voorbeeld: Dit is nog niet bevrijdend betaald (bevrijdend betalen is in juridische taal “doen wat je moet doen”). De
schuld was 10.000 HS. Claudius betaalt 5.000 HS. 5.000 ≠ 10.000 dus Claudius heeft niet gedaan wat hij moest doen.
Er is nog niet bevrijdend betaald. Die 5.000 HS moet dus nog betaald worden door Blasius of door Claudius (of dat
onderling verdeeld natuurlijk) zodat de betaling bevrijdend is.
→ Iedere debiteur is aan iedere crediteur GEHEEL verschuldigd.
Betaling of ontvangst door de één bevrijdt ook de ander.
Nomina ipso iure dividuntur → deelbaarheid
Verbintenissen zijn ondeelbaar, voor zover ze niet in geld
zijn uitgeput (je kan een paard niet door tweëen zagen)
Tussen debiteur en crediteur is de verbintenis ondeelbaar
Deelbare en ondeelbare prestaties
Ondeelbare verbintenissen blijven intact en leiden tot hoofdelijkheid
Deelbare verbintenissen worden bij overlijden van rechtswege verdeeld
Nomina ipso iure dividuntur: tussen debiteur en crediteur is de verbintenis ondeelbaar. Je hebt deelbare en
ondeelbare prestaties.
→ Ondeelbare verbintenissen blijven intact en leiden tot hoofdelijkheid (een paard bijvoorbeeld)
→ Deelbare verbintenissen worden bij overlijden van rechtswege verdeeld (een geldsom bijvoorbeeld)
Week 1 – Aard van de persoonlijke rechten........................................................1
Zakelijke rechten en persoonlijke rechten......................................................................................... 1
Object en subject van de verbintenis................................................................................................ 2
Alternatieve en facultatieve verbintenissen......................................................................................3
Deelbaarheid en hoofdelijkheid......................................................................................................... 3
Werkgroep week 1............................................................................................................................ 4
Week 2............................................................................................................. 4
Rechtsfeit en rechtshandeling........................................................................................................... 4
Wilsgebreken: dwang, bedrog, dwaling............................................................................................. 5
Opschortende en ontbindende termijn en voorwaarde.....................................................................6
Derdenbeding................................................................................................................................... 6
Werkgroep week 2............................................................................................................................ 6
Week 3............................................................................................................. 7
Classificatie van overeenkomsten..................................................................................................... 7
Goede trouw en streng recht............................................................................................................. 8
Werkgroep week 3............................................................................................................................ 8
Week 4............................................................................................................. 9
Lastgeving en vertegenwoordiging................................................................................................... 9
Maatschap......................................................................................................................................... 9
Borgtocht en mandaatborg............................................................................................................. 10
Cessiemandaat............................................................................................................................... 10
Werkgroep week 4.......................................................................................................................... 11
Week 5...........................................................................................................11
Inbetalinggeving, kwijtschelding, verrekening, vermenging............................................................12
Schuldvernieuwing en de procesovereenkomst...............................................................................12
Overmacht en wanprestatie............................................................................................................ 12
Werkgroep week 5.......................................................................................................................... 13
Week 6...........................................................................................................14
Zaakwaarneming en onverschuldigde betaling...............................................................................14
De overige condicties...................................................................................................................... 15
Systeem van delictuele acties......................................................................................................... 16
Zaakbeschadiging........................................................................................................................... 16
Werkgroep week 6.......................................................................................................................... 17
Kennisclips.....................................................................................................18
§1 – Bronnen van het Romeinse Recht............................................................................................18
§2 – Staatsrecht van de Republiek................................................................................................... 18
§3 – Staatsrecht van de Keizertijd................................................................................................... 20
§4 – Bureaucratie, burgerschap en eenwording...............................................................................21
§5 – Codificatie onder Justinianus.................................................................................................... 23
§6 – Receptie van het Romeinse Recht............................................................................................ 24
Week 1 – Aard van de persoonlijke rechten
Zakelijke rechten en persoonlijke rechten
“De belangrijkste indeling van alle rechtsvorderingen waarmee tussen personen bij rechters of arbiters wordt
geprocedeerd over enig vermogensrecht is er een in twee soorten: want ze zijn ofwel zakelijk, ofwel persoonlijk.”
Ius is dus opgedeeld in twee delen:
→ Twee mensen die tegen elkaar procederen: persoonlijk
→ Twee mensen die tegen elkaar procederen over een ding: zakelijk
“De zakelijke rechtsvordering is die waarmee wij onze zaak opeisen waarover een ander macht heeft; en die is altijd
gericht tegen degene die macht over de zaak heeft. De persoonlijke rechtsvordering is die waarmee wij procederen
tegen degene die jegens ons verplicht is iets te doen of te geven, en die wordt steeds tegen dezelfde persoon
ingesteld.”
Degene bij wie je procedeert als het om zakelijk gaat, kan dus veranderen, als een ander persoon de macht over de
zaak verkrijgt. Persoonlijk gaat daadwerkelijk om een persoon en procederen tegen die persoon is dan ook altijd tegen
desbetreffende persoon.
Verbintenissenrecht Goederenrecht
, Rechten tegen een persoon: iura in Rechten op een zaak: iura in re.
personam.
Geven, verrichten, instaan Beschikken en gebruiken
Werken alléén tussen partijen Zaaksgevolg: derdenwerking
Gelijkheid van schuldeisers Sterke positie in faillissement
Uit rechtmatige of onrechtmatige daad Uit eigendom en beperkte zakelijike rechten
Voorbeeld: huur en erfpacht
Aurelius Fusceus had een appartementencomplex gekocht van voormalige eigenaar A. In dit complex woonde al reeds
een huurder, B. Aurelius vordert ontruiming; dit kan o.b.v. eigendomsrecht.
Kan de huurder B zich verweren tegen deze vordering?
De huurovereenkomst is een verbintenis tussen A en B. B kan deze huurovereenkomst dus niet inroepen t.o.v.
Aurelius.
Hoe krijgt de huurder B eventuele schade vergoed?
Eventuele schade kan B beroepen op A, vanwege tekortkoming van nakoming van hun contract, waaruit een
verplichting tot schadevergoeding voortvloeit.
Kan de erfpachter B zich verweren tegen deze vordering?
In de situatie dat B een erfpachter in plaats van een huurder is, heeft B een zakelijk recht m.b.t. zijn woning, en dus
een recht dat ook in te roepen is tegenover Aurelius.
→ Dit heet opvolging onder bijzondere titel
Opvolging onder algemene titel
“Een erfgenaam treedt in ieder recht van de overledene, niet alleen in de eigendom van de afzonderlijke zaken, omdat
ook de verbintenissen op de erfgenaam overgaan.”
Cultus van de Romeinen, ononderbroken opvolging door erfgenamen in alle rechten en plichten van de overledene. De
persoon gaat als het ware door.
Voorbeeld
A was eigenaar van een huis en had deze verhuurd aan B. B overlijdt, krijgt zijn erfgenaam Pomponius Sabinus nu het
huurcontract?
Object en subject van de verbintenis
De verbintenis als iruis vinculum
Verbintenis is een plicht om voor iets ander te doen (of juist om niet niet te doen), voor iets/een ander in te staan, iets
aan iemand anders te geven
Verbintenissen zijn: overeenkomsten, onrechtmatige daad en verschillende vormen van verrijkingen
Terminologie
Crediteur en debiteur, aan elkaar vastgeketend
Vorderingsrecht en schuld
Bevrijdende betaling
Werking tussen partijen
Vervanging alleen met toestemming wederpartij (zie: cessiemandaat)
Novatie als driepartijenovereenkomst
Natuurlijke verbintenis
Rechtsvordering en aansprakelijkheid
Nakoming is en blijft verplicht
Betaling is verschuldigd en geen schenking
Betaling aan een derde
De debiteur moet aan zijn crediteur betalen
Effect van opdracht of bekrachtiging (er is iets mis gegaan maar het is onderling opgelost en de crediteur
bekrachtigt de gang van zaken)
Betaling ter goeder trouw aan de verkeerde bevrijdt NIET, dit is anders dan 6:36 BW, in het Nederlands recht
is degene die ter goeder trouw betaalt beschermd.
Betaling door een derde
Iedereen kan voor iedereen betalen
Uitzondering: ‘hoogstpersoonlijke verbintenis’, betaling kan maar door een specifiek persoon. Bijv. het
inhuren van een professional, als je betaald om je haar te laten doen door een super goede kapper kan niet
iedereen zomaar die dienst naleven.
C besluit zonder overleg van A de schuld van A af te betalen, omdat het toch op
hetzelfde neerkomt. Is Celsus nu af van A? Nee, want hij heeft betaald aan
iemand die niet zijn crediteur is, en heeft hier ook geen toestemming voor.
Als A niet achteraf bekrachtigt, dan moet Celsus alsnog nog een keer betalen aan
, A. Is A nu af van B? Ja, want betaling kan door ieder ander gebeuren zolang het
niet om een hoogstpersoonlijke verbintenis gaat.
→ Oplossing: week 6, het verrijkingsrecht.
Maak een tijdlijn!
Alternatieve en facultatieve verbintenissen
Alternatieve verbintenis Facultatieve verbintenis
Object later bepaalbaar Één enkelvoudig object
Door debiteur, crediteur, Maar ook betaling mogelijk door andere, bepaalde prestatie, naar keuze van
derde debiteur
Termijnstelling Noxale aansprakelijkheid
Alternatief verbintenis ontstaat vaak uit OVK. Soms nog niet duidelijk wat de verbintenis nou eigenlijk is. Een
voorbeeld hiervan is de alternatieve verbintenis. Bijv. een contract met de tuinman dat hij wekelijks langs komt om de
tuin te onderhouden. Er wordt een beetje in het midden gelaten wat hij precies moet doen aan de tuin.
→ Bij bepaling van de eisen wordt het een enkelvoudige verbintenis.
Facultatieve verbintenis staat tegenover alternatief recht. Hier heeft de debiteur de keus om in de plaats van betaling
iets anders te doen. Vaak bij Romeins onrechtmatige daad.
Voorbeeld: mijn hond bijt jouw broek kapot. Ik moet dan schadevergoeding betalen, vanwege de schade die
mijn hond aan jouw broek heeft gericht. In plaats van dat ik dan geld betaal zodat jij een nieuwe broek kan
kopen, geef ik aan jou, mijn hond. Ik mag dus kiezen wat ik aan jou geef: keuze debiteur. Het maakt dus niet
uit of jij die hond wil of niet, want deze “betaling” is gewoon bevrijdend.
Wanneer het bedongen voorwerp van de overeenkomst onmogelijk wordt, dan zal de schuldenaar bij een facultatieve
verbintenis niet gehouden zijn aan het leveren van de andere prestatie. Bij de alternatieve verbintenis zal de
schuldenaar wel gehouden zijn tot leveren van de andere prestatie. Indien de alternatieve verbintenis een enkelvoudige
is geworden, is dit weer niet zo. Het geld dus alleen voor alternatief, wanneer nog geen keuze is gemaakt en de andere
keuze wegvalt. Dan wordt die keuze “voor je” gemaakt.
Deelbaarheid en hoofdelijkheid
Hoofdelijkheid
Er kunnen meer partijen in één verbintenis zitten, zowel aan de kant van de crediteuren als aan de kant van de
debiteuren.
Kan aan kant van debiteuren en aan de kant van crediteuren:
samen verantwoordelijk voor schade, of samen recht op
schadevergoeding
Actieve en passieve hoofdelijkheid
Uit contract, testament, onrechtmatige daad, etc.
Aan iedere crediteur geheel verschuldigd (het gehele bedrag)
Door iedere debiteur geheel verschuldigd (het gehele bedrag)
Betaling door de één bevrijdt ook de ander → Je hebt niet
twee aparte vorderingen → Je mag zelf kiezen wie je aanspreekt, maar je mag niet meer krijgen dan wat de
schuld was.
Voorbeeld: Dit is nog niet bevrijdend betaald (bevrijdend betalen is in juridische taal “doen wat je moet doen”). De
schuld was 10.000 HS. Claudius betaalt 5.000 HS. 5.000 ≠ 10.000 dus Claudius heeft niet gedaan wat hij moest doen.
Er is nog niet bevrijdend betaald. Die 5.000 HS moet dus nog betaald worden door Blasius of door Claudius (of dat
onderling verdeeld natuurlijk) zodat de betaling bevrijdend is.
→ Iedere debiteur is aan iedere crediteur GEHEEL verschuldigd.
Betaling of ontvangst door de één bevrijdt ook de ander.
Nomina ipso iure dividuntur → deelbaarheid
Verbintenissen zijn ondeelbaar, voor zover ze niet in geld
zijn uitgeput (je kan een paard niet door tweëen zagen)
Tussen debiteur en crediteur is de verbintenis ondeelbaar
Deelbare en ondeelbare prestaties
Ondeelbare verbintenissen blijven intact en leiden tot hoofdelijkheid
Deelbare verbintenissen worden bij overlijden van rechtswege verdeeld
Nomina ipso iure dividuntur: tussen debiteur en crediteur is de verbintenis ondeelbaar. Je hebt deelbare en
ondeelbare prestaties.
→ Ondeelbare verbintenissen blijven intact en leiden tot hoofdelijkheid (een paard bijvoorbeeld)
→ Deelbare verbintenissen worden bij overlijden van rechtswege verdeeld (een geldsom bijvoorbeeld)