Uitleg van de leerdoelen van hoofdstuk 2: Voeding en Vertering
Paragraaf 1: Voedingsmiddelen en Voedingsstoffen
Leerdoel 2.1.1: Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in
voedingsmiddelen noemen.
Voedingsstoffen:
• Brandstoffen: Leveren energie voor processen zoals verbranding in cellen, beweging,
het op peil houden van de lichaamstemperatuur en herstel.
• Bouwstoffen: Zijn essentieel voor groei, ontwikkeling en herstel. Ze helpen bij het
aanmaken van nieuwe cellen en weefsels.
• Reservestoffen: Worden opgeslagen in het lichaam om later als brandstof of bouwstof
te worden gebruikt.
• Beschermende stoffen: Helpen het lichaam gezond te blijven en beschermen tegen
ziekten.
Voedingsvezel:
• Voedingsvezel behoort tot de koolhydraten en kan niet worden verteerd door het
lichaam.
• Het zorgt voor een goede darmwerking en draagt bij aan een verzadigd gevoel, wat helpt
om te reguleren hoeveel je eet.
Leerdoel 2.1.2: Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en
kenmerken.
1. Eiwitten:
o Functie: Belangrijkste bouwstoffen van het lichaam; nodig voor de opbouw van
spieren en cytoplasma.
o Kenmerk: Een teveel aan eiwit kan worden gebruikt als brandstof of opgeslagen
als vet.
2. Koolhydraten:
o Functie: Voornaamste brandstof; ook bruikbaar als bouwstof en reservestof.
o Kenmerk: Glucose kan worden opgeslagen als glycogeen in de lever en spieren.
Voedingsvezels, een type koolhydraat, bevorderen de darmwerking.
3. Vetten:
o Functie: Hoofdzakelijk brandstof, maar ook bouwstof en reservestof.
o Kenmerk: Een teveel aan vet wordt als reservestof opgeslagen, bijvoorbeeld in
de onderhuidse vetlaag.
Hoofdstuk 2: Voeding en Vertering
,Biologie Voor Jou Leerjaar 2/3 HAVO/VWO
4. Water:
o Functie: Belangrijke bouwstof; essentieel voor het vervoer van stoffen door het
lichaam.
o Kenmerk: Veel processen in het lichaam, zoals het transport van stoffen in
bloed, zijn afhankelijk van water.
5. Mineralen:
o Functie: Dienen als bouwstof (bijvoorbeeld calcium voor botten) en
beschermende stof.
o Kenmerk: Mineralen zoals ijzer en magnesium zijn nodig voor specifieke
lichaamsfuncties.
6. Vitaminen:
o Functie: Dienen als bouwstoffen en beschermende stoffen.
o Kenmerk: Vitaminen worden aangeduid met letters (bijvoorbeeld A, B, C, D, K),
en een tekort of teveel kan ziekten veroorzaken.
Hoofdstuk 2: Voeding en Vertering
, Biologie Voor Jou Leerjaar 2/3 HAVO/VWO
Paragraaf 2: Het Verteringsstelsel
Leerdoel 2.2.3: Je kunt de functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven.
• Vertering:
o De functie van vertering is om grote voedingsstoffen, zoals eiwitten, vetten en
complexe koolhydraten, af te breken tot kleinere stoffen (verteringsproducten)
die door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen.
o Vertering verloopt in twee stappen:
1. Mechanische vertering: Voedsel wordt door kauwen in kleine stukjes
verdeeld. Dit vergroot het oppervlak van het voedsel, waardoor
verteringssappen en enzymen beter hun werk kunnen doen.
2. Chemische vertering: Voedingsstoffen worden met behulp van
verteringssappen afgebroken tot kleinere moleculen via scheikundige
reacties.
• Verteringssappen:
o Verteringssappen (zoals speeksel, maagsap, alvleessap en darmsap) worden
geproduceerd door verteringsklieren.
o Ze bevatten enzymen die helpen voedingsstoffen chemisch af te breken.
• Enzymen:
o Enzymen zijn stoffen in de verteringssappen die scheikundige reacties
versnellen.
o Ze breken voedingsstoffen zoals zetmeel, eiwitten en vetten af tot kleinere
moleculen die door het lichaam kunnen worden opgenomen.
o Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot, waardoor enzymen
efficiënter kunnen werken.
Leerdoel 2.2.4: Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie.
• Delen van het gebit:
o Snijtanden: Liggen vooraan in de mond en worden gebruikt om voedsel af te
bijten.
o Hoektanden: Liggen naast de snijtanden en zijn iets puntiger. Ze helpen bij het
afbijten en soms bij het scheuren van voedsel.
o Kiezen: Bevinden zich achter in de mond en hebben een knobbelige bovenkant.
Ze malen voedsel fijn, zodat het beter kan worden doorgeslikt en verteerd.
Hoofdstuk 2: Voeding en Vertering