Onroerendgoedrecht: Hypotheekrecht
Hoorcollege 1: Verhaal en voorrang, algemene bepalingen van pand en hypotheek
Ondernemers die krediet nodig hebben voor bedrijfsgoederen en particuliere huizenkopers die niet de
hele koopsom in een keer uit eigen zak kunnen betalen, moeten daarvoor geld lenen bij de bank. Bij
de verkrijging van krediet speelt het hypotheekrecht een belangrijke rol.
Meneer K heeft een huis gekocht van 200.000 euro. Dit bedrag leent meneer K bij de bank. K en de
bank gaan een ovk van geldlening aan waarin ze afspreken dat de bank het bedrag van 200.000 euro
zal uitlenen aan K waarmee K zijn huis kan financieren. De bank heeft een vordering van 200.000 op
meneer K, hij mag dit in 30 jaar terugbetalen met rente. De bank wil daarnaast een hypotheekrecht
(goederenrechtelijk zekerheidsrecht) op het huis van K vestigen om zekerheid te hebben voor de
terugbetaling van de lening.
K is de hypotheekgever (koper van een huis/kredietnemer) want hij geeft het hypotheekrecht
aan de bank.
De bank is de hypotheekhouder/hypotheeknemer.
De vordering is de reden van de hypotheek, de hypotheek dekt de vordering. De hypotheek kan
niet zonder de vordering, hypotheek is afhankelijk van de vordering want hypotheek is een
accessoir/afhankelijk recht. Het object = het registergoed waarop het hypotheekrecht wordt
gevestigd.
Onderwerpen
1. Verhaalsrecht op goederen
2. Belangrijke aspecten van hypotheek
A. Het goederenrechtelijke zekerheidsrecht
B. Het object
C. De gedekte vordering
Waarom wil die bank het hypotheekrecht? Zie regels verhaalsrecht
Verhaalsrecht op goederen (titel 3.10 BW)
Hoofdregel verhaalsrecht: (Iedere) schuldeiser kan zijn vordering op alle goederen van zijn
schuldenaar verhalen art. 3:276 BW
Hoofdregel verhouding tussen schuldeisers: Paritas creditorum: schuldeisers hebben
een gelijk recht op voldoening uit de netto-opbrengst art. 3:277 BW
Uitzondering: ‘behoudens door de wet erkende redenen van voorrang’
Stel meneer K gaat een lening van 100 aan bij bank A. Bank A (= schuldeiser) heeft dan een
vordering van 100 op K (= de kredietnemer/schuldenaar). Als K niet betaalt dan heeft de bank het
recht om verhaal te nemen op het hele vermogen van K. Die uitwinning vindt plaats volgens de regels
van art. 430 e.v. Rv. De schuldeiser zal een executoriale titel moeten verkrijgen (daarvoor moet hij in
de regel naar de rechter) zodat hij vervolgens executoriaal beslag kan leggen. Als schuldenaar (K)
failliet is verklaard dan gelden andere regels namelijk art. 108 Fw.
Wijze van verhaalsuitoefening
Buiten faillissement van de schuldenaar: art. 430 e.v. Rv. De verhaalsuitoefening begint
door het leggen van executoriaal beslag, hiervoor is vereist dat de schuldenaar over een
executoriale titel beschikt. De schuldeiser kan eventueel in afwachting van de verkrijging van
een executoriale titel conservatoir beslag leggen ex. art. 700 e.v. Rv.Na de beslagfase volgt
executoriale verkoop, het verhaal geschiedt uiteindelijk op de netto opbrengst daarvan.
NB: Executoriale titel = een bevoegdelijke opgemaakte akte die aan de schuldeiser het recht
verschaft om haar met dwangmiddelen ten uitvoer te leggen.
Schuldenaar in staat van faillissement: art. 108 e.v. Fw. Faillissement is een beslag op het
gehele vermogen van de schuldenaar ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers
(collectieve uitwinning). Een schuldeiser zal zijn vordering ter verificatie moet indienen bij de
curator. In geval van erkenning van zijn vordering heeft de schuldeiser recht op een evenredig
deel van de netto-executieopbrengst van de boedel. Voor uitkering daarvan zal hij moeten
wachten op de totstandkoming van de uitdelingslijst.
1
Hoorcollege 1: Verhaal en voorrang, algemene bepalingen van pand en hypotheek
Ondernemers die krediet nodig hebben voor bedrijfsgoederen en particuliere huizenkopers die niet de
hele koopsom in een keer uit eigen zak kunnen betalen, moeten daarvoor geld lenen bij de bank. Bij
de verkrijging van krediet speelt het hypotheekrecht een belangrijke rol.
Meneer K heeft een huis gekocht van 200.000 euro. Dit bedrag leent meneer K bij de bank. K en de
bank gaan een ovk van geldlening aan waarin ze afspreken dat de bank het bedrag van 200.000 euro
zal uitlenen aan K waarmee K zijn huis kan financieren. De bank heeft een vordering van 200.000 op
meneer K, hij mag dit in 30 jaar terugbetalen met rente. De bank wil daarnaast een hypotheekrecht
(goederenrechtelijk zekerheidsrecht) op het huis van K vestigen om zekerheid te hebben voor de
terugbetaling van de lening.
K is de hypotheekgever (koper van een huis/kredietnemer) want hij geeft het hypotheekrecht
aan de bank.
De bank is de hypotheekhouder/hypotheeknemer.
De vordering is de reden van de hypotheek, de hypotheek dekt de vordering. De hypotheek kan
niet zonder de vordering, hypotheek is afhankelijk van de vordering want hypotheek is een
accessoir/afhankelijk recht. Het object = het registergoed waarop het hypotheekrecht wordt
gevestigd.
Onderwerpen
1. Verhaalsrecht op goederen
2. Belangrijke aspecten van hypotheek
A. Het goederenrechtelijke zekerheidsrecht
B. Het object
C. De gedekte vordering
Waarom wil die bank het hypotheekrecht? Zie regels verhaalsrecht
Verhaalsrecht op goederen (titel 3.10 BW)
Hoofdregel verhaalsrecht: (Iedere) schuldeiser kan zijn vordering op alle goederen van zijn
schuldenaar verhalen art. 3:276 BW
Hoofdregel verhouding tussen schuldeisers: Paritas creditorum: schuldeisers hebben
een gelijk recht op voldoening uit de netto-opbrengst art. 3:277 BW
Uitzondering: ‘behoudens door de wet erkende redenen van voorrang’
Stel meneer K gaat een lening van 100 aan bij bank A. Bank A (= schuldeiser) heeft dan een
vordering van 100 op K (= de kredietnemer/schuldenaar). Als K niet betaalt dan heeft de bank het
recht om verhaal te nemen op het hele vermogen van K. Die uitwinning vindt plaats volgens de regels
van art. 430 e.v. Rv. De schuldeiser zal een executoriale titel moeten verkrijgen (daarvoor moet hij in
de regel naar de rechter) zodat hij vervolgens executoriaal beslag kan leggen. Als schuldenaar (K)
failliet is verklaard dan gelden andere regels namelijk art. 108 Fw.
Wijze van verhaalsuitoefening
Buiten faillissement van de schuldenaar: art. 430 e.v. Rv. De verhaalsuitoefening begint
door het leggen van executoriaal beslag, hiervoor is vereist dat de schuldenaar over een
executoriale titel beschikt. De schuldeiser kan eventueel in afwachting van de verkrijging van
een executoriale titel conservatoir beslag leggen ex. art. 700 e.v. Rv.Na de beslagfase volgt
executoriale verkoop, het verhaal geschiedt uiteindelijk op de netto opbrengst daarvan.
NB: Executoriale titel = een bevoegdelijke opgemaakte akte die aan de schuldeiser het recht
verschaft om haar met dwangmiddelen ten uitvoer te leggen.
Schuldenaar in staat van faillissement: art. 108 e.v. Fw. Faillissement is een beslag op het
gehele vermogen van de schuldenaar ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers
(collectieve uitwinning). Een schuldeiser zal zijn vordering ter verificatie moet indienen bij de
curator. In geval van erkenning van zijn vordering heeft de schuldeiser recht op een evenredig
deel van de netto-executieopbrengst van de boedel. Voor uitkering daarvan zal hij moeten
wachten op de totstandkoming van de uitdelingslijst.
1