Samenvatting Economics, 7th
edition
Inhoud
Hoofdstuk 21: Macro-economics, the big picture........................................3
21.1 The nature of macroeconomics.........................................................3
21.2 De conjunctuur cyclus.......................................................................5
21.3 Langetermijngroei van de economie.................................................7
21.4 inflatie en deflatie.............................................................................8
Internationale Onevenwichtigheden.........................................................9
Hoofdstuk 22: GDP(bbp) and the CPI: Tracking the Macroeconomy...........10
22.1 De Nationale Rekeningen................................................................10
22.2 Reëel BBP als Maatstaf voor Economische Groei............................13
22.3 Prijsindexen en het Algemene Prijsniveau......................................14
Hoofdstuk 24: Long-Run Growth Economic Growth....................................15
24.1 Economieën Vergelijken in Tijd en Ruimte......................................15
24.2 Bronnen van Lange-Termijn Groei...................................................15
24.3 Waarom Groeipercentages Verschillen...........................................18
24.4 Succes, Teleurstelling en mislukking...............................................20
Hoofdstuk 26: The Multiplier: An Informal Introduction..............................22
26.1 The Multiplier: An Informal Introduction..........................................22
Hoofdstuk 27: Aggregate Demand and Aggregate Supply.........................23
27.1 Geaggregeerde vraag.....................................................................23
27.2 Geaggregeerde vraag.....................................................................26
27.3 The AD–AS Model............................................................................29
27.4 Macroeconomic Policy.....................................................................32
Hoofdstuk 31: Inflation, Disinflation, and Deflation....................................34
31.1 Geld en inflatie................................................................................34
31.1 Matige Inflatie en Desinflatie..........................................................35
31.1 Inflatie en Werkloosheid op de Lange Termijn.................................38
, 31.4 Deflatie...........................................................................................40
Hoofdstuk 12: The Economics of the Welfare State...................................41
12.1 Armoede, Ongelijkheid en Publiek Beleid.......................................41
12.2 The U.S. Welfare State....................................................................44
12.4 The Debate Over the Welfare State................................................46
Hoofdstuk 28: Fiscal Policy.........................................................................48
28.2 Fiscaal Beleid en de Multiplier.........................................................50
28.3 The Budget Balance........................................................................51
28.4 Long-Run Implications of Fiscal Policy.............................................53
Hoofdstuk 33: International Macroeconomics............................................56
Kapitaalstromen en de Betalingsbalans..................................................56
33.2 De Rol van de Wisselkoers..............................................................58
33.3 Exchange Rate Policy......................................................................60
33.4 Exchange Rates and Macroeconomic Policy....................................61
,Hoofdstuk 21: Macro-economics, the big
picture
21.1 The nature of macroeconomics
Macro-economische vragen
Micro-economie richt zich op beslissingen van individuen en bedrijven en de
gevolgen daarvan, zoals de kosten van een nieuwe universitaire cursus of het
salaris van een specifieke werknemer. Macro-economie daarentegen bestudeert het
gedrag van de economie als geheel, zoals werkgelegenheid, prijsniveaus en
handelsbalansen.
Hoewel macro-economie gebruikmaakt van micro-economische concepten zoals
vraag en aanbod, is het niet simpelweg de optelsom van micro-economische
beslissingen. Het vereist extra analysetools en een bredere benadering om de
samenhang en dynamiek van de hele economie te begrijpen.
Macroeconomics: The Whole Is Greater Than the Sum of Its Parts
Macro-economie laat zien dat individuele beslissingen samen vaak een
onverwacht en versterkt effect hebben op de economie als geheel. Dit is
vergelijkbaar met een file door rubbernecking: een klein incident leidt door
opeenvolgende reacties tot een veel grotere verstoring dan verwacht.
, Een belangrijk voorbeeld hiervan is de paradox van de spaarzaamheid. Wanneer
mensen en bedrijven economisch moeilijke tijden vrezen, besparen ze geld en
verminderen ze hun uitgaven. Dit verlaagt de vraag in de economie, waardoor
bedrijven werknemers ontslaan en de economische situatie juist verslechtert.
Paradoxaal genoeg kan zuinigheid op individueel niveau dus leiden tot collectieve
economische schade.
Omgekeerd stimuleert optimisme juist de economie: als consumenten en bedrijven
meer uitgeven, groeit de werkgelegenheid en verbetert de economische
situatie voor iedereen.
De kern van macro-economie is dat de optelsom van individuele beslissingen
niet altijd leidt tot een voorspelbare uitkomst. Vaak ontstaan er grotere, soms
zelfs onbedoeld negatieve, effecten die verder gaan dan wat micro-economie kan
verklaren.
Macroeconomics: Theory and Policy
Macro-economen richten zich sterk op overheidsbeleid om economische prestaties
te verbeteren, een benadering die vooral is gevormd door de Grote Depressie van
de jaren 1930. Voor die tijd geloofden economen dat de economie zelfregulerend
was en dat overheidsingrijpen eerder schadelijk dan nuttig zou zijn.
De Grote Depressie, die massale werkloosheid en politieke instabiliteit veroorzaakte,
maakte echter duidelijk dat actie nodig was. Dit leidde tot een diepgaand
onderzoek naar economische crises en hoe deze te voorkomen.
In 1936 introduceerde de Britse econoom John Maynard Keynes in The General
Theory of Employment, Interest, and Money een nieuwe visie: economische
neergang ontstaat door onvoldoende bestedingen, en de overheid kan via
monetair en fiscaal beleid ingrijpen om de economie te stimuleren.
Monetair beleid beïnvloedt de rente door de geldhoeveelheid te reguleren,
wat de totale uitgaven beïnvloedt.
Fiscaal beleid stuurt de economie via belastingheffing en overheidsuitgaven.
Keynes’ ideeën vestigden het principe dat de overheid verantwoordelijk is voor
economisch beheer. Zijn invloed blijft groot: zowel tijdens de Grote Recessie als de
Covid-19-crisis pasten overheden Keynesiaanse maatregelen toe om economische
schade te beperken.
edition
Inhoud
Hoofdstuk 21: Macro-economics, the big picture........................................3
21.1 The nature of macroeconomics.........................................................3
21.2 De conjunctuur cyclus.......................................................................5
21.3 Langetermijngroei van de economie.................................................7
21.4 inflatie en deflatie.............................................................................8
Internationale Onevenwichtigheden.........................................................9
Hoofdstuk 22: GDP(bbp) and the CPI: Tracking the Macroeconomy...........10
22.1 De Nationale Rekeningen................................................................10
22.2 Reëel BBP als Maatstaf voor Economische Groei............................13
22.3 Prijsindexen en het Algemene Prijsniveau......................................14
Hoofdstuk 24: Long-Run Growth Economic Growth....................................15
24.1 Economieën Vergelijken in Tijd en Ruimte......................................15
24.2 Bronnen van Lange-Termijn Groei...................................................15
24.3 Waarom Groeipercentages Verschillen...........................................18
24.4 Succes, Teleurstelling en mislukking...............................................20
Hoofdstuk 26: The Multiplier: An Informal Introduction..............................22
26.1 The Multiplier: An Informal Introduction..........................................22
Hoofdstuk 27: Aggregate Demand and Aggregate Supply.........................23
27.1 Geaggregeerde vraag.....................................................................23
27.2 Geaggregeerde vraag.....................................................................26
27.3 The AD–AS Model............................................................................29
27.4 Macroeconomic Policy.....................................................................32
Hoofdstuk 31: Inflation, Disinflation, and Deflation....................................34
31.1 Geld en inflatie................................................................................34
31.1 Matige Inflatie en Desinflatie..........................................................35
31.1 Inflatie en Werkloosheid op de Lange Termijn.................................38
, 31.4 Deflatie...........................................................................................40
Hoofdstuk 12: The Economics of the Welfare State...................................41
12.1 Armoede, Ongelijkheid en Publiek Beleid.......................................41
12.2 The U.S. Welfare State....................................................................44
12.4 The Debate Over the Welfare State................................................46
Hoofdstuk 28: Fiscal Policy.........................................................................48
28.2 Fiscaal Beleid en de Multiplier.........................................................50
28.3 The Budget Balance........................................................................51
28.4 Long-Run Implications of Fiscal Policy.............................................53
Hoofdstuk 33: International Macroeconomics............................................56
Kapitaalstromen en de Betalingsbalans..................................................56
33.2 De Rol van de Wisselkoers..............................................................58
33.3 Exchange Rate Policy......................................................................60
33.4 Exchange Rates and Macroeconomic Policy....................................61
,Hoofdstuk 21: Macro-economics, the big
picture
21.1 The nature of macroeconomics
Macro-economische vragen
Micro-economie richt zich op beslissingen van individuen en bedrijven en de
gevolgen daarvan, zoals de kosten van een nieuwe universitaire cursus of het
salaris van een specifieke werknemer. Macro-economie daarentegen bestudeert het
gedrag van de economie als geheel, zoals werkgelegenheid, prijsniveaus en
handelsbalansen.
Hoewel macro-economie gebruikmaakt van micro-economische concepten zoals
vraag en aanbod, is het niet simpelweg de optelsom van micro-economische
beslissingen. Het vereist extra analysetools en een bredere benadering om de
samenhang en dynamiek van de hele economie te begrijpen.
Macroeconomics: The Whole Is Greater Than the Sum of Its Parts
Macro-economie laat zien dat individuele beslissingen samen vaak een
onverwacht en versterkt effect hebben op de economie als geheel. Dit is
vergelijkbaar met een file door rubbernecking: een klein incident leidt door
opeenvolgende reacties tot een veel grotere verstoring dan verwacht.
, Een belangrijk voorbeeld hiervan is de paradox van de spaarzaamheid. Wanneer
mensen en bedrijven economisch moeilijke tijden vrezen, besparen ze geld en
verminderen ze hun uitgaven. Dit verlaagt de vraag in de economie, waardoor
bedrijven werknemers ontslaan en de economische situatie juist verslechtert.
Paradoxaal genoeg kan zuinigheid op individueel niveau dus leiden tot collectieve
economische schade.
Omgekeerd stimuleert optimisme juist de economie: als consumenten en bedrijven
meer uitgeven, groeit de werkgelegenheid en verbetert de economische
situatie voor iedereen.
De kern van macro-economie is dat de optelsom van individuele beslissingen
niet altijd leidt tot een voorspelbare uitkomst. Vaak ontstaan er grotere, soms
zelfs onbedoeld negatieve, effecten die verder gaan dan wat micro-economie kan
verklaren.
Macroeconomics: Theory and Policy
Macro-economen richten zich sterk op overheidsbeleid om economische prestaties
te verbeteren, een benadering die vooral is gevormd door de Grote Depressie van
de jaren 1930. Voor die tijd geloofden economen dat de economie zelfregulerend
was en dat overheidsingrijpen eerder schadelijk dan nuttig zou zijn.
De Grote Depressie, die massale werkloosheid en politieke instabiliteit veroorzaakte,
maakte echter duidelijk dat actie nodig was. Dit leidde tot een diepgaand
onderzoek naar economische crises en hoe deze te voorkomen.
In 1936 introduceerde de Britse econoom John Maynard Keynes in The General
Theory of Employment, Interest, and Money een nieuwe visie: economische
neergang ontstaat door onvoldoende bestedingen, en de overheid kan via
monetair en fiscaal beleid ingrijpen om de economie te stimuleren.
Monetair beleid beïnvloedt de rente door de geldhoeveelheid te reguleren,
wat de totale uitgaven beïnvloedt.
Fiscaal beleid stuurt de economie via belastingheffing en overheidsuitgaven.
Keynes’ ideeën vestigden het principe dat de overheid verantwoordelijk is voor
economisch beheer. Zijn invloed blijft groot: zowel tijdens de Grote Recessie als de
Covid-19-crisis pasten overheden Keynesiaanse maatregelen toe om economische
schade te beperken.