THEORIES OF EMOTION
Psychologen maken onderscheid tussen stemmingen en emoties. Emoties hebben een duidelijke
aanleiding of doelwit, stemmingen hebben dit niet. Ook zijn emoties vaak korter dan stemmingen
(stonden of minuten vs uren of dagen). Als we eenmaal een situatie hebben geëvalueerd als
persoonlijk relevant, vinden er drie veranderingen plaats die samen emotie karakteriseren:
• Veranderingen in ons gedrag
• Onze subjectieve ervaring > hoe we ons voelen
• Onze fysiologie > hoe systemen in ons lichaam functioneren
Er zijn meerdere theorieën over emotie te onderscheiden:
• Commonsense
➡Stimulus > emotion > arousal
• James-Lange
➡Stimulus > arousal > emotion
➡Emoties verschillen van elkaar omdat we de verschillende fysiologische patronen kunnen
herkennen die per emotie worden geproduceerd
➡Emoties zijn afhankelijk van lichamelijke reacties
• Cannon-Bard
➡Stimulus > brain activity > arousal + emotion
➡Het is niet makkelijk om de lichamelijke veranderingen te
identi ceren met verschillende emoties
➡Lichamelijke veranderingen en emoties ontstaan onafhankelijk
van elkaar
• Schachter-Singer
➡Stimulus > arousal > situation interpretation > emotion
➡De emotie hangt af van hoe de persoon beoordeeld waarom zijn
of haar gedrag en fysiologie veranderen
ATTRIBUTION OF EMOTIONS
Emoties hebben twee verschillende componenten: een staat van physiological arousal en
cognities die deze arousal labelen en bepalen welke emotie ervaren wordt. Dit is de two-factor
theory of emotion (Schachter-Singer). Mensen om ons heen kunnen ons soms helpen om onze
eigen arousal te interpreteren; wanneer we onzeker zijn over onze emotionele staat, kunnen we
door anderen te observeren meer informatie krijgen. Om dit mogelijk te maken, kan je eigen level
van physiological arousal niet te hoog zijn. Andere mensen moeten ook, als mogelijke verklaring,
aanwezig zijn voordat het arousal plaatsvind, omdat je voor een verklaring gaat kijken naar
gebeurtenissen voorafgaand aan de veranderingen in je fysiologische staat. Soms is er sprake
van onverklaarbare arousal dat kan worden geïnterpreteerd als verschillende emoties, waardoor
soms misattributie plaatsvindt; je interpreteert de oorzaak van de emotie verkeerd. Dit noemen
we ook emotional lability (emotionele labiliteit). Er is onderzoek gedaan of dit kon worden
toegepast in therapie; als emoties afhangen van welk cognitief label eraan wordt gekoppeld, zou
het mogelijk zijn om negatieve emoties om te zetten in positieve emoties, door simpelweg een
ander label te koppelen. Hier was echter veel kritiek op, het zou onbetrouwbaar zijn. Zillmann
introduceerde het excitation-transfer model, wat laat zien dat arousal uit een situatie kan
worden overgedragen naar een nieuwe situatie, wat in de nieuwe situatie opnieuw tot het gedrag
kan leiden uit situatie 1. Arousal dat wordt getriggerd door een stimulus kan worden overgedragen
of worden toegevoegd aan het arousal van een andere stimulus. De gecombineerde arousal wordt
dan geacht alleen te worden veroorzaakt door de tweede stimulus, terwijl het eigenlijk door een
combinatie van twee stimuli komt.
NONVERBAL BEHAVIOR
Behavioral cues (gedragssignalen) worden gebruikt om iemands fysieke acties en innerlijke staat
te bepalen. Omdat mensen vaak hun daadwerkelijke emoties proberen te verbergen voor
anderen, moeten we vaak non-verbaal gedrag gebruiken om hierachter te komen. Het gezicht
kan emotie uiten op aangeboren, maar ook universele manieren. Er zijn zes primaire emoties
geïdenti ceerd: blijdschap, verdriet, boosheid, angst, walging en verrassing. Deze primaire
emoties hebben per stuk een onderscheidend patroon van de spieractiviteit in het gezicht. De
universaliteit van gezichtsuitdrukkingen van bepaalde emoties kan twee dingen aantonen:
• Ontogeny = cross-culturele overeenkomsten in de vroege beschaving
• Phylogeny = een aangeboren connectie tussen emoties en spieractiviteit in het gezicht
fi fi
Psychologen maken onderscheid tussen stemmingen en emoties. Emoties hebben een duidelijke
aanleiding of doelwit, stemmingen hebben dit niet. Ook zijn emoties vaak korter dan stemmingen
(stonden of minuten vs uren of dagen). Als we eenmaal een situatie hebben geëvalueerd als
persoonlijk relevant, vinden er drie veranderingen plaats die samen emotie karakteriseren:
• Veranderingen in ons gedrag
• Onze subjectieve ervaring > hoe we ons voelen
• Onze fysiologie > hoe systemen in ons lichaam functioneren
Er zijn meerdere theorieën over emotie te onderscheiden:
• Commonsense
➡Stimulus > emotion > arousal
• James-Lange
➡Stimulus > arousal > emotion
➡Emoties verschillen van elkaar omdat we de verschillende fysiologische patronen kunnen
herkennen die per emotie worden geproduceerd
➡Emoties zijn afhankelijk van lichamelijke reacties
• Cannon-Bard
➡Stimulus > brain activity > arousal + emotion
➡Het is niet makkelijk om de lichamelijke veranderingen te
identi ceren met verschillende emoties
➡Lichamelijke veranderingen en emoties ontstaan onafhankelijk
van elkaar
• Schachter-Singer
➡Stimulus > arousal > situation interpretation > emotion
➡De emotie hangt af van hoe de persoon beoordeeld waarom zijn
of haar gedrag en fysiologie veranderen
ATTRIBUTION OF EMOTIONS
Emoties hebben twee verschillende componenten: een staat van physiological arousal en
cognities die deze arousal labelen en bepalen welke emotie ervaren wordt. Dit is de two-factor
theory of emotion (Schachter-Singer). Mensen om ons heen kunnen ons soms helpen om onze
eigen arousal te interpreteren; wanneer we onzeker zijn over onze emotionele staat, kunnen we
door anderen te observeren meer informatie krijgen. Om dit mogelijk te maken, kan je eigen level
van physiological arousal niet te hoog zijn. Andere mensen moeten ook, als mogelijke verklaring,
aanwezig zijn voordat het arousal plaatsvind, omdat je voor een verklaring gaat kijken naar
gebeurtenissen voorafgaand aan de veranderingen in je fysiologische staat. Soms is er sprake
van onverklaarbare arousal dat kan worden geïnterpreteerd als verschillende emoties, waardoor
soms misattributie plaatsvindt; je interpreteert de oorzaak van de emotie verkeerd. Dit noemen
we ook emotional lability (emotionele labiliteit). Er is onderzoek gedaan of dit kon worden
toegepast in therapie; als emoties afhangen van welk cognitief label eraan wordt gekoppeld, zou
het mogelijk zijn om negatieve emoties om te zetten in positieve emoties, door simpelweg een
ander label te koppelen. Hier was echter veel kritiek op, het zou onbetrouwbaar zijn. Zillmann
introduceerde het excitation-transfer model, wat laat zien dat arousal uit een situatie kan
worden overgedragen naar een nieuwe situatie, wat in de nieuwe situatie opnieuw tot het gedrag
kan leiden uit situatie 1. Arousal dat wordt getriggerd door een stimulus kan worden overgedragen
of worden toegevoegd aan het arousal van een andere stimulus. De gecombineerde arousal wordt
dan geacht alleen te worden veroorzaakt door de tweede stimulus, terwijl het eigenlijk door een
combinatie van twee stimuli komt.
NONVERBAL BEHAVIOR
Behavioral cues (gedragssignalen) worden gebruikt om iemands fysieke acties en innerlijke staat
te bepalen. Omdat mensen vaak hun daadwerkelijke emoties proberen te verbergen voor
anderen, moeten we vaak non-verbaal gedrag gebruiken om hierachter te komen. Het gezicht
kan emotie uiten op aangeboren, maar ook universele manieren. Er zijn zes primaire emoties
geïdenti ceerd: blijdschap, verdriet, boosheid, angst, walging en verrassing. Deze primaire
emoties hebben per stuk een onderscheidend patroon van de spieractiviteit in het gezicht. De
universaliteit van gezichtsuitdrukkingen van bepaalde emoties kan twee dingen aantonen:
• Ontogeny = cross-culturele overeenkomsten in de vroege beschaving
• Phylogeny = een aangeboren connectie tussen emoties en spieractiviteit in het gezicht
fi fi