5 februari 2025
Vragen die je vraagt aan een cliënt als klinisch neuropsycholoog:
• Welke klachten rapporteert een patiënt?
• Zijn die passend bij het neurologisch of psychiatrisch beeld?
• Welke andere factoren kunnen van invloed zijn op de klachten?
• Waarom heeft de ene patiënt meer klachten dan de andere patiënt?
• Wat is het verwachte beloop?
• Kunnen we de klachten doen afnemen door middel van training/behandeling?
Neuropsychologie = wetenschap van relatie tussen hersenen en gedrag.
Klinische neuropsychologie = toepassing van neuropsychologie in de klinische praktijk.
Hippocrates zei dat hersenen belangrijkste rol spelen
Aristoteles zei: hart is het belangrijkste voor de ziel
Descartes zei: ziel zit wel in de hersenen, maar pijnappelklier/epifyse (eerste persoon
die specifieke locatie aanwees voor de ‘ziel’)
Gall zei: aan de uitstulpingen kan je aan de buitenkant van het hoofd zeggen hoe je
cognitieve functies ontwikkeld zijn
Herophilus: celtheorie, ziel zit in de ventrikels.
Broca: patiënt ‘Tan’ kon alleen het woord Tan zeggen, na overlijden onderzoek in
hersenen. Goed taalbegrip maar geen goede taalproductie.
Wernicke: goede taalproductie maar geen taalbegrip.
→blijkt toch niet zo zwart-wit, nu een meer holistische visie.
Experimentele psychologie
- Eerste experimenten vooral gericht op waarneming
- Objectieve en gestandaardiseerde methoden
De eerste testen waren vooral geschikt voor voorspellen van schoolsucces of
geschiktheid voor militaire dienst.
Binet ontwikkelde de eerste intelligentietest
Eerst was hersenletsel vakgebied van neurologen en psychiaters, sinds Tweede
Wereldoorlog steeds meer vakgebied van psychologen.
Luria maakte integratie van holistische en lokalisatietheorieën: hersenen zijn als geheel
verantwoordelijk voor gedrag, maar er zijn wel gelokaliseerde deelfuncties te
onderscheiden
Eerste neuropsychologische test door Benton en Warrington.
Vanaf 1980 kon locatie van hersenbeschadiging worden vastgesteld, met beeldvorming
(scans).
,Neuropsychologisch onderzoek is tegenwoordig belangrijk om de gevolgen van
hersenbeschadiging in kaart te brengen (en niet meer persé voor waar de schade zit).
In 1970 werd pas de Nederlandse Vereniging voor Neuropsychologie opgericht.
Een klinisch neuropsycholoog is een science-practitioner (dit betekent werkzaam in
zowel klinische praktijk als wetenschappelijk onderzoek).
In de klinische neuropsychologie wordt er gebruik gemaakt van N=1 methode. Dit is een
wetenschappelijke methode toepassen op het individu.
- Hypothese formuleren (medisch dossier)
- Literatuur review
- Onderzoeksdesign en opstellen testbatterij
- Data verzameling en tests afnemen
- Conclusie
Neuropsychologisch onderzoek is meer dan alleen testonderzoek, het is een
hypothesetoetsende diagnostische cyclus:
• Vraagstelling
• Dossieronderzoek
• Hypotheses
• Anamnese (met cliënt) / heteroanamnese (met naasten van cliënt)
• Testonderzoek
• Observaties
• Conclusies
• Adviezen
Voorbeeld waarom neuropsychologisch onderzoek niet alleen bestaat uit tests:
Ja, afwijkend.
Mogelijke cognitieve stoornissen: waarneming, hand-oogcoördinatie, motorisch.
→het is dus met alleen een testprestatie niet te zeggen welke cognitieve stoornis er is,
maar wel dat er iets is en er dus verder onderzoek nodig is.
Mogelijke stoorfactoren bij neuropsychologisch onderzoek (beïnvloeden de
testprestatie, vallen niet binnen de meetpretentie van de test)
- Visuele problemen (geen goed zicht)
, - Audio problemen (geen goed gehoor)
- Pijnklachten (hoofdpijn)
- Vermoeidheid (slechte nacht)
- Spanning (zenuwachtig)
Onderpresteren = slechter presteren dan mogelijk.
Overrapportage = rapporteren van klachten die niet reëel zijn. Kan bewust, maar vaker
onbewust.
Anosognosie = gebrek aan ziekte-inzicht.
Prestatievalidatietaken = taken die testen of persoon zich inzet, goed zijn best doet. Bij
onder kansniveau presteren, dan is het waarschijnlijk bewust onderpresteren.
→goed om deze standaard in zetten, want het is niet te voorspellen of iemand bewust
zal onderpresteren.
Vanaf 2 standaarddeviaties onder het gemiddelde van je eigen normgroep (2,27%),
dan is reden tot zorgen (er kan sprake zijn van een cognitieve stoornis).
Sommige testen zijn lastiger voor mensen met buitenlandse afkomst. Denk aan stroop
test, voor hen is het misschien lastiger om de kleuren te benoemen als Nederlands niet
hun moedertaal is. Een andere versie hiervan is met maantjes en zonnetjes, hierbij moet
de maan als zon benoemd worden en andersom, gaat ook om inhibitie.
, Bij behandeling moet er altijd rekening gehouden worden met kenmerken van de
specifieke patiënt (hersenletsel, cognitief profiel).
Soorten behandelingen bij cognitieve stoornissen:
- Psycho-educatie
- Cognitieve gedragstherapie
- Relatie en systeemtherapie
- Acceptance and committment therapy (ACT)
- Mediërende behandeling
→hierover meer in laatste hoorcollege