Biologie H5 ‘Erfelijkheid’
, H5 Erfelijkheid
5.1 Verschillen tussen mensen
- De eigenschappen die ons tot mens maken, hebben hun basis in het DNA in de
chromosomen -> Niet iedereen heeft dezelfde eigenschappen.
- Je uiterlijk wordt ook bepaalt door het milieu en de leefstijl.
- Alle eigenschappen die je kunt waarnemen of die te maken hebben met het functioneren
van je lichaam -> het fenotype.
- De ‘handleiding’ voor het vormen van die eigenschappen bevindt zich op het DNA -> het
genotype.
- Genen zijn stukjes DNA met een eiwitcode, al je DNA samen -> genoom.
(- Cholesterol komt via vet voedsel in je bloed. Het bloed vervoert al het hydrofobe
cholesterol verpakt in blaasjes. Voor het opnemen van die blaasjes zijn er speciale
receptoren. Die maken endocytose van de blaasjes mogelijk. Bij dit hele proces zijn veel
genen betrokken.)
- Ieder mens heeft een eigen genoom. met ook grote overeenkomsten met andere mensen -
> allemaal longen en een hart bv.
- Mutaties door bepaalde stoffen leiden tot veranderingen in het DNa en tot variatie in
genotypen. Bijvoorbeeld -> van het LDLR-gen zijn meer dan 1000 varianten bekend.
- Zulke varianten van een gen heten allelen.
- De combinatie waarin de allelen samen op één chromosoom voorkomen -> haplotype van
dat chromosoom.
5.2 Chromosomen bekijken
- Kernen van normale menselijke cellen bevatten 23 paar chromosomen.
- Twee aan twee gelijk van vorm grootte en vormen paren homologe chromosomen.
Onderling verschillen alle paren in grootte en de plaats van het centromeer.
- Het karyotype wordt bepaald
door de chromosomen bijeen
te plaatsen in een karyogram.
- Het langste
chromosoompaar komt
vooraan: chromosoompaar 1.
- Daarna volgen de
chromosoomparen 2 tot 22.
De eerste 22 paar zijn
autosomen.
- Het 23e paar is
anders, dit zijn de
, H5 Erfelijkheid
5.1 Verschillen tussen mensen
- De eigenschappen die ons tot mens maken, hebben hun basis in het DNA in de
chromosomen -> Niet iedereen heeft dezelfde eigenschappen.
- Je uiterlijk wordt ook bepaalt door het milieu en de leefstijl.
- Alle eigenschappen die je kunt waarnemen of die te maken hebben met het functioneren
van je lichaam -> het fenotype.
- De ‘handleiding’ voor het vormen van die eigenschappen bevindt zich op het DNA -> het
genotype.
- Genen zijn stukjes DNA met een eiwitcode, al je DNA samen -> genoom.
(- Cholesterol komt via vet voedsel in je bloed. Het bloed vervoert al het hydrofobe
cholesterol verpakt in blaasjes. Voor het opnemen van die blaasjes zijn er speciale
receptoren. Die maken endocytose van de blaasjes mogelijk. Bij dit hele proces zijn veel
genen betrokken.)
- Ieder mens heeft een eigen genoom. met ook grote overeenkomsten met andere mensen -
> allemaal longen en een hart bv.
- Mutaties door bepaalde stoffen leiden tot veranderingen in het DNa en tot variatie in
genotypen. Bijvoorbeeld -> van het LDLR-gen zijn meer dan 1000 varianten bekend.
- Zulke varianten van een gen heten allelen.
- De combinatie waarin de allelen samen op één chromosoom voorkomen -> haplotype van
dat chromosoom.
5.2 Chromosomen bekijken
- Kernen van normale menselijke cellen bevatten 23 paar chromosomen.
- Twee aan twee gelijk van vorm grootte en vormen paren homologe chromosomen.
Onderling verschillen alle paren in grootte en de plaats van het centromeer.
- Het karyotype wordt bepaald
door de chromosomen bijeen
te plaatsen in een karyogram.
- Het langste
chromosoompaar komt
vooraan: chromosoompaar 1.
- Daarna volgen de
chromosoomparen 2 tot 22.
De eerste 22 paar zijn
autosomen.
- Het 23e paar is
anders, dit zijn de