Utrecht
Multiple-choice vragen
1. Wat betekent ‘cultural relativism’?
a) Alle culturen zijn gelijkwaardig en moeten binnen hun eigen context worden
beoordeeld.
b) Sommige culturen zijn superieur aan andere.
c) Cultuur heeft geen invloed op menselijk gedrag.
d) Cultuur is universeel en functioneert overal hetzelfde.
2. Welk concept verwijst naar de aanname dat de eigen cultuur superieur is?
a) Cultural hybridity
b) Multiculturalisme
c) Etnocentrisme
d) Cultural essentialism
3. Wat betekent ‘intersectionality’?
a) De overlap tussen sociale categorieën zoals ras, gender en klasse.
b) De overtuiging dat cultuur strikt afgebakend is.
c) De stelling dat diversiteit niet relevant is.
d) Het scheiden van culturen om conflicten te voorkomen.
4. Wat is kenmerkend voor een ‘high-context culture’ volgens Edward Hall?
a) Directe communicatie.
b) Sterke nadruk op non-verbale communicatie en context.
c) Strikte naleving van geschreven regels.
d) Individualisme als dominante waarde.
5. Wat is een kenmerk van ‘low-context cultures’?
a) Communicatie is impliciet en contextafhankelijk.
b) Woorden dragen de meeste betekenis.
c) Hiërarchie is heel belangrijk.
d) Relaties zijn belangrijker dan feiten.
6. Wat houdt ‘stereotype threat’ in?
a) Angst om een stereotype te bevestigen, wat prestaties kan beïnvloeden.
b) Het gebruik van stereotypes om anderen te onderdrukken.
c) Een situatie waarin stereotypen worden geneutraliseerd.
d) De mate waarin culturele diversiteit als bedreiging wordt gezien.
7. Wat betekent ‘acculturatie’?
a) Het proces waarbij individuen culturele elementen van een andere groep overnemen.
b) Het afwijzen van alle culturele veranderingen.
c) Het scheiden van culturen zonder interactie.
d) Een beleidsmaatregel om diversiteit te verminderen.
8. Wat is een voorbeeld van ‘cultural appropriation’?
a) Een Italiaans restaurant openen in een multiculturele wijk.
b) Het overnemen van symbolen uit een andere cultuur zonder respect of kennis.
c) Het vieren van verschillende feestdagen in een diverse samenleving.
d) Het leren van een nieuwe taal om beter te integreren.
, 9. Wat houdt ‘power distance’ in volgens Hofstede?
a) De mate waarin machtsverschillen in een cultuur worden geaccepteerd.
b) De voorkeur voor individualisme boven collectivisme.
c) De nadruk op lange termijn versus korte termijn denken.
d) De mate waarin onzekerheid wordt vermeden.
10. In welke samenlevingen komt individualisme vaker voor?
a) West-Europese en Noord-Amerikaanse samenlevingen.
b) Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse samenlevingen.
c) Oost-Aziatische en Midden-Oosterse samenlevingen.
d) Alle samenlevingen zijn even individualistisch.
11. Wat betekent ‘colorblind racism’?
12. Noem drie manieren waarop globalisering culturele identiteiten beïnvloedt.
13. Wat is het verschil tussen integratie en assimilatie?
14. Leg het begrip ‘microagressie’ uit en geef een voorbeeld.
15. Waarom is interculturele communicatie belangrijk?
16. Wat betekent ‘code-switching’ en waarom doen mensen dit?
17. Wat is het verschil tussen expliciete en impliciete vooroordelen?
18. Welke rol speelt taal in culturele identiteit?
19. Hoe kan culturele diversiteit in het onderwijs worden bevorderd?
20. Wat betekent ‘multiculturalisme’ en hoe verschilt dit van segregatie?
Casusvragen
21. In een multicultureel bedrijf werken mensen uit collectivistische en individualistische
culturen samen. Wat voor spanningen kunnen er ontstaan?
22. Een docent merkt dat sommige studenten zich niet vertegenwoordigd voelen in de
lesstof. Wat kan hij/zij hieraan doen?
23. Een multinational wil een diversiteitbeleid implementeren. Welke factoren moeten in
overweging worden genomen?
24. Wat zijn mogelijke gevolgen van etnocentrisme in de zorg?
25. Hoe kan een werkgever culturele bias verminderen in het sollicitatieproces?
26. Noem drie uitdagingen bij intercultureel teamwork en hoe deze kunnen worden opgelost.
27. Hoe beïnvloedt media de perceptie van culturele diversiteit?
28. Wat is de impact van kolonialisme op hedendaagse culturele verhoudingen?
29. Een persoon wordt gevraagd ‘waar hij echt vandaan komt’. Waarom kan dit
problematisch zijn?
30. Hoe kunnen beleidsmakers culturele diversiteit beter ondersteunen?
Toepassingsvragen
31. Hoe kan culturele diversiteit bijdragen aan innovatie?
32. Wat zijn de nadelen van ‘culturele homogenisering’?
33. Hoe kan een intercultureel competent leiderschapsteam functioneren?
34. Waarom is diversiteit in de politiek belangrijk?
35. Wat is het belang van representatie in media en onderwijs?
36. Hoe kunnen organisaties ‘unconscious bias’ verminderen?
37. Op welke manier kan diversiteit bijdragen aan conflictoplossing?
38. Wat is ‘social identity theory’ en hoe helpt het bij culturele diversiteit?
39. Wat is ‘whiteness’ en hoe beïnvloedt dit maatschappelijke structuren?
40. Wat is het verschil tussen structureel en individueel racisme?