AFP 1 Informatie verzamelen, psychiatrisch onderzoek Het bio psychosociaal
model en ontwikkelingspsychologie
Voorbereiding:
Psychiatrisch onderzoek is een methode om beter en gerichter het psychisch functioneren van een
patiënt te beschrijven. Hierdoor krijg je beter inzicht in de klachten van een patiënt waardoor je
beter weet welke hulp een patiënt nodig heeft. Triage gaat over het bepalen van de urgentie bij een
hulpvraag. Je gaat kijken naar de ernst van de klacht, wat prioriteit heeft en hoeveel tijd de zorg
rondom deze vraag kost. Tenslotte ga je het psychisch functioneren bekijken vanuit twee modellen,
het ‘bio-psychosociaal’ model en het ‘draaglast-draagkracht’ model.
Video van Jim van Oss: Verstoord psychisch evenwicht is psychisch leiden. Dit kan alles zijn
bijvoorbeeld angst wat je tegenhoudt in je gedrag, somberheid wat je alleen maar doet denken aan
suïcidaliteit etc. Elke patiënt heeft aan andere behandeling nodig, de DSM5 is eigenlijk niet nodig. De
analyse is het belangrijkste.
De patiënt is de grootste factor naar een succes volle behandeling, de behandelaar is ervoor steun,
hoop en motivatie. Als laatste het behandelproduct: Praat therapieën of medicatie.
Leerdoelen:
1. Verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een zorgvrager en kan
hierbij de verschillende domeinen benoemen voor observatie.
Verstoord psychisch evenwicht (het evenwicht tussen jezelf goed en niet goed voelen, je zit in een
negatief niemandsland als je evenwicht verstoord is) is psychisch leiden. Dit kan alles zijn
bijvoorbeeld angst wat je tegenhoudt in je gedrag, somberheid wat je alleen maar doet denken aan
suïcidaliteit etc. Dit heeft betrekking op cognitief, sociaal en emotioneel gebied, hierbij kunnen
lichamelijke (duizeligheid, vermoeidheid) en psychische klachten (angst, somber) ontstaan.
Domeinen voor observatie (Hengeveld): dit gebeurt tijdens de anamnese. Er wordt gelet op het
uiterlijk van de patiënt ene objectieve psychopathologische verschijnselen.
Eerste indruk:
- Uiterlijk
- Contact/ houding
- Klachtenpresentatie
- Gevoelens en reacties bij de onderzoeker
Cognitieve functies:
- Bewustzijn: Aandacht, concentratie, oriëntatie
- Intellectuele functies (het oordeelsvermogen, het ziekte-inzicht, het abstractievermogen, de
executieve functies, de intelligentie, de taal en het rekenen)
- Geheugen: Korte termijn en lange termijn
- Waarneming: Voorstelling, zelfwaarneming
- Denken: Vorm, inhoud
, Affectieve functies:
- Stemming en affect
- Somatische stemming (angst, spierspanningen, blozen, niet verklaarbare somatische
klachten)
- pseudoneurologisch klachten (uitvalverschijnsel dat doet denken aan een neurologische
aandoening, bv. uitval, slikproblemen, stoornis in de evenwicht of coördinatie, spierzwakte)
Conatieve functies:
- Psychomotoriek (de wisselwerking tussen psyche (hersenactiviteit: denken, emoties en
gedrag) en motoriek (bewegingsfunctie van het lichaam). Met onze psyche bedenken we
allerlei bewegingen en via de motoriek kunnen we ze uitvoeren. Dat varieert van houdingen
aannemen, lopen, gebarentaal, mimiek tot spreken)
- Mimiek en gestiek (houding van gebaren)
- Spraak
Persoonlijkheid:
- Persoonlijkheidstrekken
- Afweermechanisme
- Coping
2. Heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld en weet deze toe te
passen binnen casuïstiek (KBS) in de werk-les.
Doelen van psychiatrisch onderzoek:
- Het vaststellen van de psychiatrische symptomen en hun beloop (status mentalis).
- Opsporen van oorzaken die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de etiologie of het
behouden van de etiologie zoals lichamelijke oorzaken, erfelijke oorzaken, sociale factoren,
kwetsbaarheid.
- Vaststellen van de ernst van de symptomen: De beperkingen en de handicaps van de
patiënt.
De verschillende anamneses en het verder onderzoek worden gebruikt om de psychiatrische
symptomen en hun beloop vast te stellen. Al deze symptomen worden systematisch genoteerd in
wat men ‘status mentalis’ noemt. Hierin komen achtereenvolgens de algemene indruk van de
patiënt, de cognitieve, affectieve en conatieve functies en de persoonlijkheid van de patiënt aan de
orde.
Wat doe je verder bij psychiatrisch onderzoek:
- Observeren (bovenstaande punten)
- Gesprek met de client (speciele anamnese)
Vragen naar subjectieve ervaringen, denkbeeld en gevoelens.
- Hetero anamnese
model en ontwikkelingspsychologie
Voorbereiding:
Psychiatrisch onderzoek is een methode om beter en gerichter het psychisch functioneren van een
patiënt te beschrijven. Hierdoor krijg je beter inzicht in de klachten van een patiënt waardoor je
beter weet welke hulp een patiënt nodig heeft. Triage gaat over het bepalen van de urgentie bij een
hulpvraag. Je gaat kijken naar de ernst van de klacht, wat prioriteit heeft en hoeveel tijd de zorg
rondom deze vraag kost. Tenslotte ga je het psychisch functioneren bekijken vanuit twee modellen,
het ‘bio-psychosociaal’ model en het ‘draaglast-draagkracht’ model.
Video van Jim van Oss: Verstoord psychisch evenwicht is psychisch leiden. Dit kan alles zijn
bijvoorbeeld angst wat je tegenhoudt in je gedrag, somberheid wat je alleen maar doet denken aan
suïcidaliteit etc. Elke patiënt heeft aan andere behandeling nodig, de DSM5 is eigenlijk niet nodig. De
analyse is het belangrijkste.
De patiënt is de grootste factor naar een succes volle behandeling, de behandelaar is ervoor steun,
hoop en motivatie. Als laatste het behandelproduct: Praat therapieën of medicatie.
Leerdoelen:
1. Verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een zorgvrager en kan
hierbij de verschillende domeinen benoemen voor observatie.
Verstoord psychisch evenwicht (het evenwicht tussen jezelf goed en niet goed voelen, je zit in een
negatief niemandsland als je evenwicht verstoord is) is psychisch leiden. Dit kan alles zijn
bijvoorbeeld angst wat je tegenhoudt in je gedrag, somberheid wat je alleen maar doet denken aan
suïcidaliteit etc. Dit heeft betrekking op cognitief, sociaal en emotioneel gebied, hierbij kunnen
lichamelijke (duizeligheid, vermoeidheid) en psychische klachten (angst, somber) ontstaan.
Domeinen voor observatie (Hengeveld): dit gebeurt tijdens de anamnese. Er wordt gelet op het
uiterlijk van de patiënt ene objectieve psychopathologische verschijnselen.
Eerste indruk:
- Uiterlijk
- Contact/ houding
- Klachtenpresentatie
- Gevoelens en reacties bij de onderzoeker
Cognitieve functies:
- Bewustzijn: Aandacht, concentratie, oriëntatie
- Intellectuele functies (het oordeelsvermogen, het ziekte-inzicht, het abstractievermogen, de
executieve functies, de intelligentie, de taal en het rekenen)
- Geheugen: Korte termijn en lange termijn
- Waarneming: Voorstelling, zelfwaarneming
- Denken: Vorm, inhoud
, Affectieve functies:
- Stemming en affect
- Somatische stemming (angst, spierspanningen, blozen, niet verklaarbare somatische
klachten)
- pseudoneurologisch klachten (uitvalverschijnsel dat doet denken aan een neurologische
aandoening, bv. uitval, slikproblemen, stoornis in de evenwicht of coördinatie, spierzwakte)
Conatieve functies:
- Psychomotoriek (de wisselwerking tussen psyche (hersenactiviteit: denken, emoties en
gedrag) en motoriek (bewegingsfunctie van het lichaam). Met onze psyche bedenken we
allerlei bewegingen en via de motoriek kunnen we ze uitvoeren. Dat varieert van houdingen
aannemen, lopen, gebarentaal, mimiek tot spreken)
- Mimiek en gestiek (houding van gebaren)
- Spraak
Persoonlijkheid:
- Persoonlijkheidstrekken
- Afweermechanisme
- Coping
2. Heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld en weet deze toe te
passen binnen casuïstiek (KBS) in de werk-les.
Doelen van psychiatrisch onderzoek:
- Het vaststellen van de psychiatrische symptomen en hun beloop (status mentalis).
- Opsporen van oorzaken die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de etiologie of het
behouden van de etiologie zoals lichamelijke oorzaken, erfelijke oorzaken, sociale factoren,
kwetsbaarheid.
- Vaststellen van de ernst van de symptomen: De beperkingen en de handicaps van de
patiënt.
De verschillende anamneses en het verder onderzoek worden gebruikt om de psychiatrische
symptomen en hun beloop vast te stellen. Al deze symptomen worden systematisch genoteerd in
wat men ‘status mentalis’ noemt. Hierin komen achtereenvolgens de algemene indruk van de
patiënt, de cognitieve, affectieve en conatieve functies en de persoonlijkheid van de patiënt aan de
orde.
Wat doe je verder bij psychiatrisch onderzoek:
- Observeren (bovenstaande punten)
- Gesprek met de client (speciele anamnese)
Vragen naar subjectieve ervaringen, denkbeeld en gevoelens.
- Hetero anamnese