MH3: Tandheelkunde radiologie
Electromagnetische straling is een overdracht van energie aan de omgeving door middel van
elektrische- en magnetische velden.
Onderscheid elektromagnetisch straling:
- Golflengte
- Bron
Rode punt is waar de focus zich bevindt. Je moet in staat
zijn op de afstand te meten van de focus tot het einde van
de tubus. (Voor stralingshygiëne)
Links : Schuine zijde – anode. Rechts: Kathode – komt
stroom door en onder invloed door de spanning komen
electronen vrij die botsen met de anode op de focus en
daardoor photonen produceert.
KNAP – kathode
negatief, anode positief
In de draad loopt de buisstroom (mA), elektronen dus (hoe
hoger mA, hoe meer elektronen daar lopen). Onder invloed
van buisspanning (kV=spanningsverschil) worden ze uit het
draadje geduwd en naar de positieve pool gestuurd.
Botsing van elektronen op de wolfraam atomen, op de focus.
Hier ontstaan de fotonen.
100% stralingsenergie – waarvan 99%
warmte en 1% straling. Waarvan
karakteristieke straling en remstraling. Er
komt energie vrij in de vorm van fotonen.
Remstraling: bij interactie met atomen van
het anodemateriaal worden elektronen
rondom de kern afgeremd of veranderen
van richting en zenden fotonen uit
(continue spectrum)
Karakteristieke ro-straling: sommige
elektronen schieten een elektron weg uit
een van de binnenschillen van het atoom, waarna het gat wordt opgevuld door een elektron uit een
hogere schil (pieken in het continue energiespectrum)
TV: Eigenschappen van straling:
- Electromagnetisch golfverschijnsel
- Geen buiging of breking
Buiging alleen volgens de frequentie van de golflengte – niet de richting van de straling. =
hoog frequentie.
- Plant zich rechtlijnig voort
- Absorbtie afhankelijk van atoomnummer
Absorbtie is een eigenschap van de atoom in de weefsel – niet de straling!
Electromagnetische straling is een overdracht van energie aan de omgeving door middel van
elektrische- en magnetische velden.
Onderscheid elektromagnetisch straling:
- Golflengte
- Bron
Rode punt is waar de focus zich bevindt. Je moet in staat
zijn op de afstand te meten van de focus tot het einde van
de tubus. (Voor stralingshygiëne)
Links : Schuine zijde – anode. Rechts: Kathode – komt
stroom door en onder invloed door de spanning komen
electronen vrij die botsen met de anode op de focus en
daardoor photonen produceert.
KNAP – kathode
negatief, anode positief
In de draad loopt de buisstroom (mA), elektronen dus (hoe
hoger mA, hoe meer elektronen daar lopen). Onder invloed
van buisspanning (kV=spanningsverschil) worden ze uit het
draadje geduwd en naar de positieve pool gestuurd.
Botsing van elektronen op de wolfraam atomen, op de focus.
Hier ontstaan de fotonen.
100% stralingsenergie – waarvan 99%
warmte en 1% straling. Waarvan
karakteristieke straling en remstraling. Er
komt energie vrij in de vorm van fotonen.
Remstraling: bij interactie met atomen van
het anodemateriaal worden elektronen
rondom de kern afgeremd of veranderen
van richting en zenden fotonen uit
(continue spectrum)
Karakteristieke ro-straling: sommige
elektronen schieten een elektron weg uit
een van de binnenschillen van het atoom, waarna het gat wordt opgevuld door een elektron uit een
hogere schil (pieken in het continue energiespectrum)
TV: Eigenschappen van straling:
- Electromagnetisch golfverschijnsel
- Geen buiging of breking
Buiging alleen volgens de frequentie van de golflengte – niet de richting van de straling. =
hoog frequentie.
- Plant zich rechtlijnig voort
- Absorbtie afhankelijk van atoomnummer
Absorbtie is een eigenschap van de atoom in de weefsel – niet de straling!