Mindy Delissen I Toegepaste Psychologie I Samenvatting & Lesdoelen BOK Menselijk Gedrag
Hoofdstuk 1 (1.1 en 1.2) - Wat is psychologie en de zes perspectieven?
1. Student kan herkennen wat psychologie wel en niet is
Psychologie houdt zich bezig met geestelijke processen en gedragingen. Dit gaat zowel over
interne (denken, voelen) als externe (praten, lopen) gedragingen. De wetenschap van de
psychologie is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen. Er bestaan drie grote
groepen namelijk, experimenteel psycholoog, docenten psychologie en toegepast
psychologen.
Psychiatrie
Medisch specialisme in tegenstelling tot psychologie.
Pseudopsychologie
Niet-onderbouwde psychologische aannamen, die als wetenschappelijke waarheden
worden gepresenteerd.
Voor het verschil tussen psychologie en pseudopsychologie pas je kritische
denkvaardigheden toe, oftewel je stelt zes kritische vragen (deze komen later aanbod).
Introspectie
De beschrijving van je eigen innerlijke bewuste ervaringen.
2. Student kan belangrijkste stromingen onderscheiden; weet wat ze inhouden,
hoe onderzoek gedaan wordt en de juiste namen aan stromingen te koppelen
Structuralisme
Stroming die basisstructuren van geest en gedachten probeert te ontrafelen.
Ze pleitte voor het begrijpen van geestelijke processen zoals bewustzijn door de
inhoud en structuur ervan te onderzoeken.
Behaviorisme
Streeft ernaar om van psychologie een objectieve wetenschap te maken die zich
alleen op zichtbaar gedrag richt en niet op mentale processen.
Dit voornamelijk doormiddel van stimuli en responsen.
Functionalisme
Betoogde dat geestelijke processen het best kunnen worden begrepen met
betrekking tot hun adaptieve doel en functies.
Rationalisme
Stroming waar alleen menselijk verstand tot zinnige kennis leidt.
Humanisme
Legt de nadruk op mogelijkheden, groei, potentie en vrije wil van de mens.
Empirisme
De kennis komt voort uit (zintuigelijke) ervaringen en experimenten.
Psychoanalyse
Gebaseerd op veronderstellingen van Sigmund Freud.
Hierbij ligt de nadruk op psychische stoornissen en onbewuste processen.
1
, 3. Student weet vanuit welke zes perspectieven gedrag bekeken kan worden;
begrijpt wat deze perspectieven inhouden en kan deze herkennen in
casusbeschrijving
Belangrijke namen die behoren tot het perspectief zijn bijgevoegd en onderstreept.
Ontwikkelingsperspectief
Mensen veranderen als gevolg van interactie tussen erfelijk eigenschappen en
omgeving.
- Mary Ainsworth en Jean Piaget.
Richt de aandacht op geestelijke en gedragsmatige veranderingen die voorspelbaar
gedurende het gehele leven plaatsvinden. Deze veranderingen zijn het gevolg van
interactie van erfelijkheid en omgeving (nature versus nurture)
Biologisch perspectief
Zoekt oorzaken van gedrag in functioneren van hersenen, zenuwstelsel en
hormoonstelsel (endocriene stelsel).
- René Descartes
Behavioristisch perspectief
Psychologie moet wetenschap van observeerbaar gedrag zijn en niet van mentale
processen.
- John Watson en B.F. Skinner.
Het gaat om zichtbaar gedrag. Alleen objectieve aannames. Men kiest voor
verklaringen in termen van waarneembare stimuli en responsen.
Sociocultureel perspectief
Sociale en culturele invloeden kunnen de invloed overstemmen van alle andere
factoren die gedrag beïnvloeden. Legt nadruk op sociale interactie, sociaal leren en
een cultureel perspectief.
- Stanley Milgram en Philip Zimbardo.
Richt de aandacht op het feit dat elk individu wordt beïnvloed door andere mensen en
door de cultuur waarvan iedereen deel uitmaakt.
Cognitief perspectief
De wetenschappelijke methode kan worden gebruikt om de geest te bestuderen.
- Wilhelm Wundt en William James.
Gaat over mentale processen zoals leren, geheugen, sensatie, perceptie
(waarnemen), taal en denken. Nadruk op informatieverwerking.
Perspectief vanuit de gehele persoon (‘whole person’) psychoanalyse
1. Psychodynamische psychologie
Persoonlijkheid en psychische stoornissen komen voort uit onbewuste processen.
2. Humanistische psychologie
Aangeboren behoefte om te groeien en ons potentieel zo goed mogelijk te
verwezenlijken.
3. Psychologie van karaktertrekken en temperament
Psychologen verklaren verschillen tussen mensen vanuit verschillen in blijvende
kenmerken en neigingen (zoals introversie en extraversie)
Individuen kunnen worden begrepen door temperament en karaktertrekken.
- Sigmund Freud.
2
, Hoofdstuk 1 (1.1.3 en 1.3) - Psychologische wetenschap, kritisch denken en ethiek.
1. Student kent de zes vaardigheden voor kritisch denken en kan deze herkennen
in casus
Er worden zes vragen gesteld om kritisch te denken. De vragen volgen hieronder.
1. Wat is de bron?
Heeft degene feitelijke kennis erover en heeft de bron iets belangrijks te winnen.
Bijvoorbeeld heeft degene financieel gewin bij een nieuw geneesmiddel.
2. Is de bewering redelijk of extreem?
Wanneer moet je kritisch denken.
Bijvoorbeeld bij een bewering in strijd met bestaande kennis.
3. Wat is het bewijsmateriaal?
Je moet niet aannemen wat voor enkele mensen geldt. Om het zeker te weten is er
wetenschappelijk bewijsmateriaal nodig.
Anekdotische bewijsmateriaal is een getuigenis die ervaringen van iemand schetsen,
maar zonder wetenschappelijk bewijs.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias (vooroordeel of vertekening)?
Emotionele bias
Mensen zijn bang voor misdaad en willen dus een strenge aanpak.
Confirmation (bevestiging) bias
Menselijke neiging om ons gebeurtenissen te herinneren die onze aannames
bevestigen en tegenstrijdige bewijzen te negeren of vergeten.
Bijvoorbeeld voorspellingen van je astrologie.
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
Dit gaat vaak over ‘gezond verstand’ is een substituut voor wetenschappelijk bewijs.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
Bijvoorbeeld invalshoek van leren, sociale invloed of persoonlijkheidstrekken.
2. Student heeft kennis van de vier stappen van de wetenschappelijke methode en
weet hoe vertekening in psychologisch onderzoek beperkt kan worden
Met de wetenschappelijke methode worden ideeën getoetst aan observaties. Hieronder
volgende de vier stappen van de wetenschappelijk methode.
1. Hypothese ontwikkelen
Variabelen concreet maken. Dit worden operationele definities genoemd.
2. Objectieve data verzamelen
Je verzamelt informatie (data). Er bestaat een experimentele conditie
(experimentele groep), die speciale behandeling ondergaat en controle conditie
(controlegroep), die geen speciale behandeling ontvangen.
Eenvoudigste experimentele opzet varieert één factor. Deze factor heet
onafhankelijke variabele. Je manipuleert deze factor.
De afhankelijke variabele is de variabele in de uitkomst die volgens de hypothese
het gevolg is van de onafhankelijke variabele.
Hoe manier om vertekening in een psychologisch onderzoek te beperken is
doormiddel van randomisering. Hierbij worden deelnemers uitsluitend door toeval in
een groep ingedeeld. Bijvoorbeeld namen alfabetisch te ordenen en ze daarna
afwisselend in te delen. En dubbelblindonderzoek. Dit betekenis dat zowel de
proefpersonen als de onderzoekers niet weten welke behandeling ze krijgen.
3. Resultaten analyseren
3
Hoofdstuk 1 (1.1 en 1.2) - Wat is psychologie en de zes perspectieven?
1. Student kan herkennen wat psychologie wel en niet is
Psychologie houdt zich bezig met geestelijke processen en gedragingen. Dit gaat zowel over
interne (denken, voelen) als externe (praten, lopen) gedragingen. De wetenschap van de
psychologie is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen. Er bestaan drie grote
groepen namelijk, experimenteel psycholoog, docenten psychologie en toegepast
psychologen.
Psychiatrie
Medisch specialisme in tegenstelling tot psychologie.
Pseudopsychologie
Niet-onderbouwde psychologische aannamen, die als wetenschappelijke waarheden
worden gepresenteerd.
Voor het verschil tussen psychologie en pseudopsychologie pas je kritische
denkvaardigheden toe, oftewel je stelt zes kritische vragen (deze komen later aanbod).
Introspectie
De beschrijving van je eigen innerlijke bewuste ervaringen.
2. Student kan belangrijkste stromingen onderscheiden; weet wat ze inhouden,
hoe onderzoek gedaan wordt en de juiste namen aan stromingen te koppelen
Structuralisme
Stroming die basisstructuren van geest en gedachten probeert te ontrafelen.
Ze pleitte voor het begrijpen van geestelijke processen zoals bewustzijn door de
inhoud en structuur ervan te onderzoeken.
Behaviorisme
Streeft ernaar om van psychologie een objectieve wetenschap te maken die zich
alleen op zichtbaar gedrag richt en niet op mentale processen.
Dit voornamelijk doormiddel van stimuli en responsen.
Functionalisme
Betoogde dat geestelijke processen het best kunnen worden begrepen met
betrekking tot hun adaptieve doel en functies.
Rationalisme
Stroming waar alleen menselijk verstand tot zinnige kennis leidt.
Humanisme
Legt de nadruk op mogelijkheden, groei, potentie en vrije wil van de mens.
Empirisme
De kennis komt voort uit (zintuigelijke) ervaringen en experimenten.
Psychoanalyse
Gebaseerd op veronderstellingen van Sigmund Freud.
Hierbij ligt de nadruk op psychische stoornissen en onbewuste processen.
1
, 3. Student weet vanuit welke zes perspectieven gedrag bekeken kan worden;
begrijpt wat deze perspectieven inhouden en kan deze herkennen in
casusbeschrijving
Belangrijke namen die behoren tot het perspectief zijn bijgevoegd en onderstreept.
Ontwikkelingsperspectief
Mensen veranderen als gevolg van interactie tussen erfelijk eigenschappen en
omgeving.
- Mary Ainsworth en Jean Piaget.
Richt de aandacht op geestelijke en gedragsmatige veranderingen die voorspelbaar
gedurende het gehele leven plaatsvinden. Deze veranderingen zijn het gevolg van
interactie van erfelijkheid en omgeving (nature versus nurture)
Biologisch perspectief
Zoekt oorzaken van gedrag in functioneren van hersenen, zenuwstelsel en
hormoonstelsel (endocriene stelsel).
- René Descartes
Behavioristisch perspectief
Psychologie moet wetenschap van observeerbaar gedrag zijn en niet van mentale
processen.
- John Watson en B.F. Skinner.
Het gaat om zichtbaar gedrag. Alleen objectieve aannames. Men kiest voor
verklaringen in termen van waarneembare stimuli en responsen.
Sociocultureel perspectief
Sociale en culturele invloeden kunnen de invloed overstemmen van alle andere
factoren die gedrag beïnvloeden. Legt nadruk op sociale interactie, sociaal leren en
een cultureel perspectief.
- Stanley Milgram en Philip Zimbardo.
Richt de aandacht op het feit dat elk individu wordt beïnvloed door andere mensen en
door de cultuur waarvan iedereen deel uitmaakt.
Cognitief perspectief
De wetenschappelijke methode kan worden gebruikt om de geest te bestuderen.
- Wilhelm Wundt en William James.
Gaat over mentale processen zoals leren, geheugen, sensatie, perceptie
(waarnemen), taal en denken. Nadruk op informatieverwerking.
Perspectief vanuit de gehele persoon (‘whole person’) psychoanalyse
1. Psychodynamische psychologie
Persoonlijkheid en psychische stoornissen komen voort uit onbewuste processen.
2. Humanistische psychologie
Aangeboren behoefte om te groeien en ons potentieel zo goed mogelijk te
verwezenlijken.
3. Psychologie van karaktertrekken en temperament
Psychologen verklaren verschillen tussen mensen vanuit verschillen in blijvende
kenmerken en neigingen (zoals introversie en extraversie)
Individuen kunnen worden begrepen door temperament en karaktertrekken.
- Sigmund Freud.
2
, Hoofdstuk 1 (1.1.3 en 1.3) - Psychologische wetenschap, kritisch denken en ethiek.
1. Student kent de zes vaardigheden voor kritisch denken en kan deze herkennen
in casus
Er worden zes vragen gesteld om kritisch te denken. De vragen volgen hieronder.
1. Wat is de bron?
Heeft degene feitelijke kennis erover en heeft de bron iets belangrijks te winnen.
Bijvoorbeeld heeft degene financieel gewin bij een nieuw geneesmiddel.
2. Is de bewering redelijk of extreem?
Wanneer moet je kritisch denken.
Bijvoorbeeld bij een bewering in strijd met bestaande kennis.
3. Wat is het bewijsmateriaal?
Je moet niet aannemen wat voor enkele mensen geldt. Om het zeker te weten is er
wetenschappelijk bewijsmateriaal nodig.
Anekdotische bewijsmateriaal is een getuigenis die ervaringen van iemand schetsen,
maar zonder wetenschappelijk bewijs.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias (vooroordeel of vertekening)?
Emotionele bias
Mensen zijn bang voor misdaad en willen dus een strenge aanpak.
Confirmation (bevestiging) bias
Menselijke neiging om ons gebeurtenissen te herinneren die onze aannames
bevestigen en tegenstrijdige bewijzen te negeren of vergeten.
Bijvoorbeeld voorspellingen van je astrologie.
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
Dit gaat vaak over ‘gezond verstand’ is een substituut voor wetenschappelijk bewijs.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
Bijvoorbeeld invalshoek van leren, sociale invloed of persoonlijkheidstrekken.
2. Student heeft kennis van de vier stappen van de wetenschappelijke methode en
weet hoe vertekening in psychologisch onderzoek beperkt kan worden
Met de wetenschappelijke methode worden ideeën getoetst aan observaties. Hieronder
volgende de vier stappen van de wetenschappelijk methode.
1. Hypothese ontwikkelen
Variabelen concreet maken. Dit worden operationele definities genoemd.
2. Objectieve data verzamelen
Je verzamelt informatie (data). Er bestaat een experimentele conditie
(experimentele groep), die speciale behandeling ondergaat en controle conditie
(controlegroep), die geen speciale behandeling ontvangen.
Eenvoudigste experimentele opzet varieert één factor. Deze factor heet
onafhankelijke variabele. Je manipuleert deze factor.
De afhankelijke variabele is de variabele in de uitkomst die volgens de hypothese
het gevolg is van de onafhankelijke variabele.
Hoe manier om vertekening in een psychologisch onderzoek te beperken is
doormiddel van randomisering. Hierbij worden deelnemers uitsluitend door toeval in
een groep ingedeeld. Bijvoorbeeld namen alfabetisch te ordenen en ze daarna
afwisselend in te delen. En dubbelblindonderzoek. Dit betekenis dat zowel de
proefpersonen als de onderzoekers niet weten welke behandeling ze krijgen.
3. Resultaten analyseren
3