Mindy Delissen I Minor Verslavingskunde I Samenvatting & Lesdoelen CLL Basiskennis
Kennissessie 8: Gedragsverslavingen en Internetverslaving
(P17.1, P17.2, P17.3, P17.5 DrugsAlcohol & H19, H20 HandboekVerslaving)
1. De student heeft kennis over het vóórkomen van gedragsverslavingen binnen
de Nederlandse verslavingszorg
Gedragsverslaving
Niet kunnen stoppen met bepaald gedrag dat op korte termijn belonend is terwijl je je
bewust bent van de zware negatieve gevolgen.
Bij gedragsverslavingen gaat het om excessief verrichten van handelingen waarbij de
kans bestaat dat deze een verslavend karakter krijgen. Denk hierbij in het bijzonder
aan kansspelen (gokken), vooral wanneer deze een snelle uitslag geven. Maar ook
regulier gedrag, zoals internetgebruik, eten, kopen of seks, kan onder
omstandigheden verslavend werken.
Gedrag bestempelen als verslaving is problematiseren wat er gebeurt: het wijkt af van het
normale. De term verslaving verwijst naar medicalisering: aan het gedrag ligt een stoornis
ten grondslag. Iemand is verslaafd als hij ervaart iets niet uit vrije wil te doen, zich
gedwongen voelt en handelt tegen beter weten in. Hij verliest controle over het eigen
handelen.
De preventie van gedragsverslavingen, zoals een internetverslaving richt zich tot op heden
vooral op de preventie van gameproblematiek. Er wordt aangeraden in eerste instantie
individueel gerichte interventies op te zetten. Het ontwikkelen van signaleringsinstrumenten
en voorlichtingen voor professionals en ouders worden van groot belang geacht.
2. De student heeft kennis over de neurobiologische verklaring van
gedragsverslavingen
Een gedragsverslaving beïnvloed de huishouding van de neurotransmitters. Ze zorgen net
als drugs voor een dopaminepiek. De emotionele hersenen worden geactiveerd en het
beloningscentrum trakteert op kortstondig genot. Gedrag dat een kick geeft, heeft de neiging
zich te settelen en tot een verslaving uit te groeien. Dat komt vooral omdat prettig ervaren
gedrag een steeds grotere rol in het geheugen gaat innemen. Bovendien wordt het gedrag,
naarmate het vaker plaatsvind, steeds vaker gekoppeld aan allerlei situaties. Bij
terugkerende situaties ontstaat een sterk verlangen.
Het rationele deel van de cortex zal dit verlangen proberen te beheersen. Maar bij mensen
met een verslaving of degene die vatbaar zijn voor een verslaving functioneert de cortex
minder goed. De impuls wordt niet weerstaan en het wordt automatisch gedrag. Door
automatisering speelt de frontaalkwab geen rol meer en kan het gedrag niet meer gestuurd
worden.
De kern van de moderne verslaving is dat het gaat om ingesleten gedrag, een routine die
niet gemakkelijk te doorbreken valt en waaraan weinig vreugde wordt beleefd.
Neurotransmitters
Stoffen die de doorgifte van prikkels in de hersenen beïnvloeden.
1
, 3. De student weet wat wordt verstaan onder problematisch internetgebruik
Problematisch internetgebruik
Enige problemen vloeien voort uit het gedrag.
Er bestaan vier routes naar problematisch telefoongebruik.
1. Cyberverslavingsroute
Verslaving aan alle mogelijke inhouden (zoals porno) of toepassingen (zoals games).
Niet specifiek aan de telefoon.
2. Impulsiviteitsroute
Direct op een impuls handelen, niet nadenken over lange termijn gevolgen.
Gebruik van de telefoon om emoties te kalmeren.
3. Relationeleroute
Telefoon als middel om in contact te staan met anderen.
Sociale bevestiging, neurotische aanleg en laag zelfbeeld.
4. Extraversieroute
Groot verlangen contact te hebben met een uitgebreid sociaal netwerk.
Conflicten met naasten vanwege voortdurend telefoongebruik.
Het algemeen aanvaarde idee dat een combinatie van biologische, psychologische en
sociale factoren een rol spelen, geld ook voor het ontstaan van problematisch sociale-
mediagebruik. De overwegend crossectionele onderzoeken die er zijn, laten in het algemeen
drie typen individuele risicofactoren zien voor het ontwikkelen van problematisch sociale-
mediagebruik en dus internetgebruik.
1. Factoren die duiden op een verlaagd psychosociaal welzijn.
2. Factoren die wijzen op verminderde gedragscontrole.
3. Factoren die samenhangen met belonende aspecten.
Problematisch internetgebruik kan onder meer een negatieve impact hebben op
slaapgedrag, schoolprestaties, voedingsgewoonten en interpersoonlijke relaties. Het blijkt
samenhang te hebben met het drinken van alcohol, gebruiken van drugs en roken, maar ook
met ADHD en depressie, slapeloosheid, suïcidale gedachten en agressie.
4. De student weet wat wordt verstaan onder internetverslaving
Internetverslaving
Ernstige ontwrichting van het dagelijks leven.
Een verslaving aan het internet zelf, maar de problemen zijn meestal gerelateerd aan
een specifieke online toepassing met eigen unieke kenmerken, zoals online games,
sociale media of online erotica.
Iemand die er niet langer in slaagt het internetgebruik binnen de perken te houden.
Het zou dus accurater zijn om te spreken van een gameverslaving of sociale media
verslaving.
5. De student heeft kennis over de persoonlijkheid en het psychosociaal welzijn
van een problematisch internetgebruiker
Niet elke persoon is even vatbaar voor deze problematiek, en vaak liggen iemands
persoonlijkheid en psychosociaal welzijn mede aan de basis van het ontwikkelen hiervan.
Problemen met zelfregulatie en gedragscontrole (impulsiviteit) spelen een centrale rol bij het
ontwikkelen van internet gerelateerde verslavingen. Een laag psychosociaal welbevinden en
2
, problematisch onlinegedrag kunnen erop duiden dat door anhedonie (verminderd vermogen
om plezier of genot te ervaren) personen gevoeliger voor sensitisering zijn en daarmee voor
de persoonlijk belonende prikkels die online gevonden kunnen worden.
Daarnaast is er onderzoek gedaan naar persoonlijkheidskenmerken d.m.v. de Big Five
persoonlijkheidsdimensies.
Extraversie versus introversie.
Vriendelijkheid versus onvriendelijkheid.
Zorgvuldigheid versus onzorgvuldigheid.
Emotionele stabiliteit versus neuroticisme.
Openheid voor ervaringen versus conservatisme.
Problematisch internetgebruikers scoren lager op vriendelijkheid, zorgvuldigheid en
emotionele stabiliteit. Maar scoren hoger op openheid en zijn vaak meer introvert.
De psychologische en sociale factoren die vaak aan problematisch internetgebruikers
worden gelinkt zijn eigenwaarde, eenzaamheid, depressieve gevoelens en het gevoel van
controle.
6. De student heeft kennis over de DSM-5 criteria die opgesteld zijn voor
‘gedragsverslavingen’
Volgens het DSM-IV is iemand van middelen afhankelijk wanneer zich het afgelopen jaar drie
van de onderstaande zeven symptomen hebben voorgedaan. Deze definitie is grotendeels
ook van toepassing op moderne verslavingen voor gedrag.
1 Ontwikkeling tolerantie
2 Onthoudingsverschijnselen bij stoppen
3 Meer en gedurende langere tijd gebruiken dan het plan is
4 Aanhoudende wens of mislukte pogingen om te minderen of te stoppen
5 Veel tijd besteden aan het verkrijgen van het middel, het gebruik en herstellen
6 Minder aandacht besteden of opgeven van sociale contacten, hobby’s, werk
7 Doorgaan met gebruik ondanks de wetenschap dat er problemen zijn die door het
gebruik veroorzaakt zijn of verergeren
Het heeft tot 2013 geduurd voordat de DSM-5 gedragsverslavingen toevoegde aan de lijst
van officiële psychiatrische diagnoses.
De werkgroep heeft vervolgens voorgesteld ‘internet addiction disorder’ op te nemen, maar
daarvoor bleek te weinig draagvlak te bestaan. Wel is besloten de ‘internet gaming disorder
(IGD)’ op te nemen in de appendix van DSM-5 als potentiële aandoening voor de volgende
editie indien er voldoende wetenschappelijk evidentie voor het bestaan van deze nieuwe
stoornis vermeld zou worden.
Opname in het DSM-5 draagt bij dat de verslavingszorg toegankelijker wordt voor patiënten
en dat behandeling gemakkelijker door ziektekostenverzekeraars vergoed zal worden.
Daarnaast bevordert officiële erkenning onderlinge afstemming over (het meten van)
diagnostische criteria.
3
Kennissessie 8: Gedragsverslavingen en Internetverslaving
(P17.1, P17.2, P17.3, P17.5 DrugsAlcohol & H19, H20 HandboekVerslaving)
1. De student heeft kennis over het vóórkomen van gedragsverslavingen binnen
de Nederlandse verslavingszorg
Gedragsverslaving
Niet kunnen stoppen met bepaald gedrag dat op korte termijn belonend is terwijl je je
bewust bent van de zware negatieve gevolgen.
Bij gedragsverslavingen gaat het om excessief verrichten van handelingen waarbij de
kans bestaat dat deze een verslavend karakter krijgen. Denk hierbij in het bijzonder
aan kansspelen (gokken), vooral wanneer deze een snelle uitslag geven. Maar ook
regulier gedrag, zoals internetgebruik, eten, kopen of seks, kan onder
omstandigheden verslavend werken.
Gedrag bestempelen als verslaving is problematiseren wat er gebeurt: het wijkt af van het
normale. De term verslaving verwijst naar medicalisering: aan het gedrag ligt een stoornis
ten grondslag. Iemand is verslaafd als hij ervaart iets niet uit vrije wil te doen, zich
gedwongen voelt en handelt tegen beter weten in. Hij verliest controle over het eigen
handelen.
De preventie van gedragsverslavingen, zoals een internetverslaving richt zich tot op heden
vooral op de preventie van gameproblematiek. Er wordt aangeraden in eerste instantie
individueel gerichte interventies op te zetten. Het ontwikkelen van signaleringsinstrumenten
en voorlichtingen voor professionals en ouders worden van groot belang geacht.
2. De student heeft kennis over de neurobiologische verklaring van
gedragsverslavingen
Een gedragsverslaving beïnvloed de huishouding van de neurotransmitters. Ze zorgen net
als drugs voor een dopaminepiek. De emotionele hersenen worden geactiveerd en het
beloningscentrum trakteert op kortstondig genot. Gedrag dat een kick geeft, heeft de neiging
zich te settelen en tot een verslaving uit te groeien. Dat komt vooral omdat prettig ervaren
gedrag een steeds grotere rol in het geheugen gaat innemen. Bovendien wordt het gedrag,
naarmate het vaker plaatsvind, steeds vaker gekoppeld aan allerlei situaties. Bij
terugkerende situaties ontstaat een sterk verlangen.
Het rationele deel van de cortex zal dit verlangen proberen te beheersen. Maar bij mensen
met een verslaving of degene die vatbaar zijn voor een verslaving functioneert de cortex
minder goed. De impuls wordt niet weerstaan en het wordt automatisch gedrag. Door
automatisering speelt de frontaalkwab geen rol meer en kan het gedrag niet meer gestuurd
worden.
De kern van de moderne verslaving is dat het gaat om ingesleten gedrag, een routine die
niet gemakkelijk te doorbreken valt en waaraan weinig vreugde wordt beleefd.
Neurotransmitters
Stoffen die de doorgifte van prikkels in de hersenen beïnvloeden.
1
, 3. De student weet wat wordt verstaan onder problematisch internetgebruik
Problematisch internetgebruik
Enige problemen vloeien voort uit het gedrag.
Er bestaan vier routes naar problematisch telefoongebruik.
1. Cyberverslavingsroute
Verslaving aan alle mogelijke inhouden (zoals porno) of toepassingen (zoals games).
Niet specifiek aan de telefoon.
2. Impulsiviteitsroute
Direct op een impuls handelen, niet nadenken over lange termijn gevolgen.
Gebruik van de telefoon om emoties te kalmeren.
3. Relationeleroute
Telefoon als middel om in contact te staan met anderen.
Sociale bevestiging, neurotische aanleg en laag zelfbeeld.
4. Extraversieroute
Groot verlangen contact te hebben met een uitgebreid sociaal netwerk.
Conflicten met naasten vanwege voortdurend telefoongebruik.
Het algemeen aanvaarde idee dat een combinatie van biologische, psychologische en
sociale factoren een rol spelen, geld ook voor het ontstaan van problematisch sociale-
mediagebruik. De overwegend crossectionele onderzoeken die er zijn, laten in het algemeen
drie typen individuele risicofactoren zien voor het ontwikkelen van problematisch sociale-
mediagebruik en dus internetgebruik.
1. Factoren die duiden op een verlaagd psychosociaal welzijn.
2. Factoren die wijzen op verminderde gedragscontrole.
3. Factoren die samenhangen met belonende aspecten.
Problematisch internetgebruik kan onder meer een negatieve impact hebben op
slaapgedrag, schoolprestaties, voedingsgewoonten en interpersoonlijke relaties. Het blijkt
samenhang te hebben met het drinken van alcohol, gebruiken van drugs en roken, maar ook
met ADHD en depressie, slapeloosheid, suïcidale gedachten en agressie.
4. De student weet wat wordt verstaan onder internetverslaving
Internetverslaving
Ernstige ontwrichting van het dagelijks leven.
Een verslaving aan het internet zelf, maar de problemen zijn meestal gerelateerd aan
een specifieke online toepassing met eigen unieke kenmerken, zoals online games,
sociale media of online erotica.
Iemand die er niet langer in slaagt het internetgebruik binnen de perken te houden.
Het zou dus accurater zijn om te spreken van een gameverslaving of sociale media
verslaving.
5. De student heeft kennis over de persoonlijkheid en het psychosociaal welzijn
van een problematisch internetgebruiker
Niet elke persoon is even vatbaar voor deze problematiek, en vaak liggen iemands
persoonlijkheid en psychosociaal welzijn mede aan de basis van het ontwikkelen hiervan.
Problemen met zelfregulatie en gedragscontrole (impulsiviteit) spelen een centrale rol bij het
ontwikkelen van internet gerelateerde verslavingen. Een laag psychosociaal welbevinden en
2
, problematisch onlinegedrag kunnen erop duiden dat door anhedonie (verminderd vermogen
om plezier of genot te ervaren) personen gevoeliger voor sensitisering zijn en daarmee voor
de persoonlijk belonende prikkels die online gevonden kunnen worden.
Daarnaast is er onderzoek gedaan naar persoonlijkheidskenmerken d.m.v. de Big Five
persoonlijkheidsdimensies.
Extraversie versus introversie.
Vriendelijkheid versus onvriendelijkheid.
Zorgvuldigheid versus onzorgvuldigheid.
Emotionele stabiliteit versus neuroticisme.
Openheid voor ervaringen versus conservatisme.
Problematisch internetgebruikers scoren lager op vriendelijkheid, zorgvuldigheid en
emotionele stabiliteit. Maar scoren hoger op openheid en zijn vaak meer introvert.
De psychologische en sociale factoren die vaak aan problematisch internetgebruikers
worden gelinkt zijn eigenwaarde, eenzaamheid, depressieve gevoelens en het gevoel van
controle.
6. De student heeft kennis over de DSM-5 criteria die opgesteld zijn voor
‘gedragsverslavingen’
Volgens het DSM-IV is iemand van middelen afhankelijk wanneer zich het afgelopen jaar drie
van de onderstaande zeven symptomen hebben voorgedaan. Deze definitie is grotendeels
ook van toepassing op moderne verslavingen voor gedrag.
1 Ontwikkeling tolerantie
2 Onthoudingsverschijnselen bij stoppen
3 Meer en gedurende langere tijd gebruiken dan het plan is
4 Aanhoudende wens of mislukte pogingen om te minderen of te stoppen
5 Veel tijd besteden aan het verkrijgen van het middel, het gebruik en herstellen
6 Minder aandacht besteden of opgeven van sociale contacten, hobby’s, werk
7 Doorgaan met gebruik ondanks de wetenschap dat er problemen zijn die door het
gebruik veroorzaakt zijn of verergeren
Het heeft tot 2013 geduurd voordat de DSM-5 gedragsverslavingen toevoegde aan de lijst
van officiële psychiatrische diagnoses.
De werkgroep heeft vervolgens voorgesteld ‘internet addiction disorder’ op te nemen, maar
daarvoor bleek te weinig draagvlak te bestaan. Wel is besloten de ‘internet gaming disorder
(IGD)’ op te nemen in de appendix van DSM-5 als potentiële aandoening voor de volgende
editie indien er voldoende wetenschappelijk evidentie voor het bestaan van deze nieuwe
stoornis vermeld zou worden.
Opname in het DSM-5 draagt bij dat de verslavingszorg toegankelijker wordt voor patiënten
en dat behandeling gemakkelijker door ziektekostenverzekeraars vergoed zal worden.
Daarnaast bevordert officiële erkenning onderlinge afstemming over (het meten van)
diagnostische criteria.
3