Prolonged Grief
Literature
Bonanno, G. A., Wortman, C. B., Lehman, D. R., Tweed, R. G., Haring, M., Sonnega, J., ... &
Nesse, R. M. (2002). Resilience to loss and chronic grief: A prospective study from preloss
to 18-months postloss. Journal of Personality and Social Psychology, 83(5), 1150–1164.
https://doi.org/10.1037//0022-3514.83.5.1150....................................................................1
Stroebe, M., Schut, H., & Boerner, K. (2017). Cautioning health-care professionals:
Bereaved persons are misguided through the stages of grief. OMEGA-Journal of death and
dying, 74(4), 455-473......................................................................................................... 7
Boelen, P. A., & Smid, G. E. (2017). Disturbed grief: prolonged grief disorder and
persistent complex bereavement disorder. BMJ (Clinical research ed.), 357, j2016.
https://doi.org/10.1136/bmj.j2016.......................................................................................9
Eisma, M. C. (2024). Prolonged Grief Disorder. Am J Geriatr Psychiatry, 32(5)..................13
Bonanno, G. A., Wortman, C. B., Lehman, D. R., Tweed, R. G., Haring, M.,
Sonnega, J., ... & Nesse, R. M. (2002). Resilience to loss and chronic grief: A
prospective study from preloss to 18-months postloss. Journal of Personality
and Social Psychology, 83(5), 1150–1164. https://doi.org/10.1037//0022-
3514.83.5.1150
Bereavement research
Onderzoek naar rouw is vaak beperkt door methodologische
problemen, zoals het ontbreken van gegevens van vóór het verlies,
waardoor het moeilijk is om de oorzaken van de verschillende reacties
te achterhalen.
Eerdere onderzoeken hebben vaak data samengevat over deelnemers,
waardoor de individuele trajecten van rouw niet in kaart konden
worden gebracht.
De auteurs van dit artikel willen deze methodologische en conceptuele
problemen aanpakken door prospectieve data te gebruiken,
verzameld vóór en na het verlies van een echtgenoot.
Verschillende reacties op verlies
Eerdere studies hebben aangetoond dat er verschillende reacties zijn
op het verlies van een echtgenoot, maar geen van deze studies had
data van vóór het verlies.
Chronische rouw, gekenmerkt door aanhoudende depressie en
verdriet, komt voor bij 10% tot 20% van de mensen, maar het is
onduidelijk of dit een versterkte rouwreactie is, of bestaande
psychische problemen.
, o Deze data komt uit retrospectieve data: kunnen worden
beïnvloed door geheugen biases, hierdoor idee dat er voor de
depressie ook al meer symptomen waren)
Het ontbreken van rouw wordt vaak als pathologisch gezien
(ontkenning/remming), maar kan ook een teken van veerkracht zijn. Er
is bewijs dat veel mensen geen significante depressie of verdriet
ervaren na het verlies van hun echtgenoot.
Uitgestelde rouw, waarbij men in eerste instantie weinig verdriet
ervaart, maar later wel, werd in eerdere studies weinig gevonden.
Sommige mensen ervaren na het verlies een verbetering in hun
psychologische gezondheid, vooral als de relatie stressvol was of de
partner ernstig ziek.
Het is mogelijk dat mensen met chronische rouw al voor het
verlies verhoogde stress symptomen hadden en dat mensen met
afwezigheid van rouw veerkrachtig zijn of een verbetering in hun
situatie ervaren.
Onderzoeksvragen en Hypothesen
Het onderzoek richt zich op de vraag of chronische rouw
onderscheiden kan worden van chronische depressie en
veerkracht van verbeterd functioneren, door middel van het
gebruik van pre-loss data (data voor overlijden).
De onderzoekers kijken naar vier factoren: kwaliteit van de relatie,
coping, betekenis en context.
o Hypotheses over chronische rouw: het zou samenhangen met
conflicten, ambivalentie, afhankelijkheid in de relatie.
o Er wordt ook gekeken naar hechtingsstijl:
angstige/ambivalente hechting zou kunnen leiden tot chronische
rouw en vermijdende hechting tot afwezige rouw.
o Coping-mechanismen en religiositeit worden gezien als
belangrijke bronnen van veerkracht.
o Het niet vinden van betekenis kan leiden tot chronische rouw.
o De context van het verlies, zoals een ernstige ziekte van de
partner of een gebrek aan steun, kan de rouw beïnvloeden.
Resultaten
Groepen
De meeste deelnemers (90,2%) werden ingedeeld in
vijf hoofdpatronen: gemeenschappelijke rouw,
chronische rouw, veerkracht, chronische depressie
(ook al voor overlijden dus niet enkel reactie op het
overlijden) en depressie-verbetering (lagere score
voor overlijden)
De veerkrachtige groep kwam het vaakst voor
(45,9%), gevolgd door chronische rouw (15,6%),
‘normale’ rouw (10.7%), depressie-verbetring
(10.2%) en chronische depressie (7,8%)
Literature
Bonanno, G. A., Wortman, C. B., Lehman, D. R., Tweed, R. G., Haring, M., Sonnega, J., ... &
Nesse, R. M. (2002). Resilience to loss and chronic grief: A prospective study from preloss
to 18-months postloss. Journal of Personality and Social Psychology, 83(5), 1150–1164.
https://doi.org/10.1037//0022-3514.83.5.1150....................................................................1
Stroebe, M., Schut, H., & Boerner, K. (2017). Cautioning health-care professionals:
Bereaved persons are misguided through the stages of grief. OMEGA-Journal of death and
dying, 74(4), 455-473......................................................................................................... 7
Boelen, P. A., & Smid, G. E. (2017). Disturbed grief: prolonged grief disorder and
persistent complex bereavement disorder. BMJ (Clinical research ed.), 357, j2016.
https://doi.org/10.1136/bmj.j2016.......................................................................................9
Eisma, M. C. (2024). Prolonged Grief Disorder. Am J Geriatr Psychiatry, 32(5)..................13
Bonanno, G. A., Wortman, C. B., Lehman, D. R., Tweed, R. G., Haring, M.,
Sonnega, J., ... & Nesse, R. M. (2002). Resilience to loss and chronic grief: A
prospective study from preloss to 18-months postloss. Journal of Personality
and Social Psychology, 83(5), 1150–1164. https://doi.org/10.1037//0022-
3514.83.5.1150
Bereavement research
Onderzoek naar rouw is vaak beperkt door methodologische
problemen, zoals het ontbreken van gegevens van vóór het verlies,
waardoor het moeilijk is om de oorzaken van de verschillende reacties
te achterhalen.
Eerdere onderzoeken hebben vaak data samengevat over deelnemers,
waardoor de individuele trajecten van rouw niet in kaart konden
worden gebracht.
De auteurs van dit artikel willen deze methodologische en conceptuele
problemen aanpakken door prospectieve data te gebruiken,
verzameld vóór en na het verlies van een echtgenoot.
Verschillende reacties op verlies
Eerdere studies hebben aangetoond dat er verschillende reacties zijn
op het verlies van een echtgenoot, maar geen van deze studies had
data van vóór het verlies.
Chronische rouw, gekenmerkt door aanhoudende depressie en
verdriet, komt voor bij 10% tot 20% van de mensen, maar het is
onduidelijk of dit een versterkte rouwreactie is, of bestaande
psychische problemen.
, o Deze data komt uit retrospectieve data: kunnen worden
beïnvloed door geheugen biases, hierdoor idee dat er voor de
depressie ook al meer symptomen waren)
Het ontbreken van rouw wordt vaak als pathologisch gezien
(ontkenning/remming), maar kan ook een teken van veerkracht zijn. Er
is bewijs dat veel mensen geen significante depressie of verdriet
ervaren na het verlies van hun echtgenoot.
Uitgestelde rouw, waarbij men in eerste instantie weinig verdriet
ervaart, maar later wel, werd in eerdere studies weinig gevonden.
Sommige mensen ervaren na het verlies een verbetering in hun
psychologische gezondheid, vooral als de relatie stressvol was of de
partner ernstig ziek.
Het is mogelijk dat mensen met chronische rouw al voor het
verlies verhoogde stress symptomen hadden en dat mensen met
afwezigheid van rouw veerkrachtig zijn of een verbetering in hun
situatie ervaren.
Onderzoeksvragen en Hypothesen
Het onderzoek richt zich op de vraag of chronische rouw
onderscheiden kan worden van chronische depressie en
veerkracht van verbeterd functioneren, door middel van het
gebruik van pre-loss data (data voor overlijden).
De onderzoekers kijken naar vier factoren: kwaliteit van de relatie,
coping, betekenis en context.
o Hypotheses over chronische rouw: het zou samenhangen met
conflicten, ambivalentie, afhankelijkheid in de relatie.
o Er wordt ook gekeken naar hechtingsstijl:
angstige/ambivalente hechting zou kunnen leiden tot chronische
rouw en vermijdende hechting tot afwezige rouw.
o Coping-mechanismen en religiositeit worden gezien als
belangrijke bronnen van veerkracht.
o Het niet vinden van betekenis kan leiden tot chronische rouw.
o De context van het verlies, zoals een ernstige ziekte van de
partner of een gebrek aan steun, kan de rouw beïnvloeden.
Resultaten
Groepen
De meeste deelnemers (90,2%) werden ingedeeld in
vijf hoofdpatronen: gemeenschappelijke rouw,
chronische rouw, veerkracht, chronische depressie
(ook al voor overlijden dus niet enkel reactie op het
overlijden) en depressie-verbetering (lagere score
voor overlijden)
De veerkrachtige groep kwam het vaakst voor
(45,9%), gevolgd door chronische rouw (15,6%),
‘normale’ rouw (10.7%), depressie-verbetring
(10.2%) en chronische depressie (7,8%)