Lezen en Argumenteren Samenvatting
Lezen
Onderwerp + Hoofdgedachte
Onderwerp: Een wordt of woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat
Hoofdgedachte: Een mededelende zin (geen vraag) die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst
over het onderwerp gezegd wordt
Tekstdoelen + Tekstsoorten
Tekstdoelen + Tekstsoorten
Fictie Amuseren Column, gedicht, Vermaken met iets
mop, roman, strip, leuks of
verhaal interessants
Non-Fictie Informeren Hoofdgedachte: Uiteenzetting Informatie over
(objectief) Constatering Bijlsluiter, column, feiten
folder,
handleiding,
nieuwsbericht,
recept, studieboek
Opiniëren Hoofdgedachte: Beschouwing Informatie over
(objectief) Constatering Column, meningen, visies,
discussiestuk, mogelijkheden
recensie enz.
Overtuigen Hoofdgedachte: Betoog Meningen en
(subjectief) Mening Column, argumenten van
ingezonden brief, de schrijver staan
recensie, centraal.
commentaar Als de schrijver dan
Activeren Hoofdgedachte: Betoog ook nog een
(subjectief) Mening Advertentie, flyer, oproep doen aan
brochure, de lezer om iets te
reclamefolder doen, is zijn doel
activeren
Titels
- Informerende titel: geeft aan waarover de tekst gaat
- Motiverende titel: maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst
Inleiding
Twee functies:
De aandacht van het publiek trekken
- Naar een actuele gebeurtenis verwijzen
- Kort de voorgeschiedenis beschrijven
- Een aantrekkelijk voorbeeld geven
- Het belang voor het publiek aangeven
Sterke eerste zin
, - Een intrigerende vraag
- “Schokkende” of opvallende cijfers
- Een paradox (schijnbare tegenstelling)
- Een prikkelend citaat
- Een suggestieve of raadselachtige opsomming
Het onderwerp van de tekst introduceren
- Er wordt een of meerdere vragen gesteld
- Er wordt een mening/standpunt geformuleerd
- Er wordt een probleem geschetst
Slot
Bevat meestal de hoofdgedachte (de conclusie) in een zin
Het slot bevat ook soms
- Een samenvatting in enkele zinnen
- Een afweging
- Een aansporing of aanbeveling
- Een toekomstverwachting
Om aantrekkelijk te eindigen
- Een aansluiting bij het begin (cirkel rondmaken)
- Een uitsmijter (pakkende slotzin)
o Bijvoorbeeld een retorische vraag of een citaat
Middenstuk
Uitgewerkt in deelonderwerpen
- Worden aangekondigd door een structurerende zin of een tussenkopje
Tekststructuren
Argumentatiestructuur
Inleiding Stelling, standpunt (eventueel als vraag)
Middenstuk Argumenten voor de stelling
Tegenargumenten (+weerlegging)
Slot Herhaling stelling (of beantwoording vraag)
Aspectenstructuur
Inleiding Aankondiging onderwerp
Middenstuk Diverse aspecten van het onderwerp
Slot Samenvatting (maar niet altijd)
Probleem-oplossingsstructuur
Inleiding Probleem
Middenstuk Gevolgen (waardoor is het een probleem?)
Oorzaken
Oplossingen
Slot De beste oplossing
Verklaringsstructuur
Inleiding Bepaald verschijnsel
Middenstuk Kenmerken/voorbeeld
Verklaring(en)/oorzaak/oorzaken/reden(en)
Lezen
Onderwerp + Hoofdgedachte
Onderwerp: Een wordt of woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat
Hoofdgedachte: Een mededelende zin (geen vraag) die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst
over het onderwerp gezegd wordt
Tekstdoelen + Tekstsoorten
Tekstdoelen + Tekstsoorten
Fictie Amuseren Column, gedicht, Vermaken met iets
mop, roman, strip, leuks of
verhaal interessants
Non-Fictie Informeren Hoofdgedachte: Uiteenzetting Informatie over
(objectief) Constatering Bijlsluiter, column, feiten
folder,
handleiding,
nieuwsbericht,
recept, studieboek
Opiniëren Hoofdgedachte: Beschouwing Informatie over
(objectief) Constatering Column, meningen, visies,
discussiestuk, mogelijkheden
recensie enz.
Overtuigen Hoofdgedachte: Betoog Meningen en
(subjectief) Mening Column, argumenten van
ingezonden brief, de schrijver staan
recensie, centraal.
commentaar Als de schrijver dan
Activeren Hoofdgedachte: Betoog ook nog een
(subjectief) Mening Advertentie, flyer, oproep doen aan
brochure, de lezer om iets te
reclamefolder doen, is zijn doel
activeren
Titels
- Informerende titel: geeft aan waarover de tekst gaat
- Motiverende titel: maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst
Inleiding
Twee functies:
De aandacht van het publiek trekken
- Naar een actuele gebeurtenis verwijzen
- Kort de voorgeschiedenis beschrijven
- Een aantrekkelijk voorbeeld geven
- Het belang voor het publiek aangeven
Sterke eerste zin
, - Een intrigerende vraag
- “Schokkende” of opvallende cijfers
- Een paradox (schijnbare tegenstelling)
- Een prikkelend citaat
- Een suggestieve of raadselachtige opsomming
Het onderwerp van de tekst introduceren
- Er wordt een of meerdere vragen gesteld
- Er wordt een mening/standpunt geformuleerd
- Er wordt een probleem geschetst
Slot
Bevat meestal de hoofdgedachte (de conclusie) in een zin
Het slot bevat ook soms
- Een samenvatting in enkele zinnen
- Een afweging
- Een aansporing of aanbeveling
- Een toekomstverwachting
Om aantrekkelijk te eindigen
- Een aansluiting bij het begin (cirkel rondmaken)
- Een uitsmijter (pakkende slotzin)
o Bijvoorbeeld een retorische vraag of een citaat
Middenstuk
Uitgewerkt in deelonderwerpen
- Worden aangekondigd door een structurerende zin of een tussenkopje
Tekststructuren
Argumentatiestructuur
Inleiding Stelling, standpunt (eventueel als vraag)
Middenstuk Argumenten voor de stelling
Tegenargumenten (+weerlegging)
Slot Herhaling stelling (of beantwoording vraag)
Aspectenstructuur
Inleiding Aankondiging onderwerp
Middenstuk Diverse aspecten van het onderwerp
Slot Samenvatting (maar niet altijd)
Probleem-oplossingsstructuur
Inleiding Probleem
Middenstuk Gevolgen (waardoor is het een probleem?)
Oorzaken
Oplossingen
Slot De beste oplossing
Verklaringsstructuur
Inleiding Bepaald verschijnsel
Middenstuk Kenmerken/voorbeeld
Verklaring(en)/oorzaak/oorzaken/reden(en)