PC Hartzeer
Vragen
- Hoesten
o Slijm ophoesten?
▪ Kleur
- Kortademigheid
o Bij vooroverbukken?
- Pijn op de borst (podb)
- Moe
o Wakker worden of loop van de dag
o Bij activiteiten
- Slapen
o Snurken
Anamnese hart/longen
- Welke klachten
o Kortademigheid
▪ Oorzaak, eventueel bij vooroverbukken
o Langdurig hoesten? COPD eventueel
- Wanneer begonnen: acuut of chronisch
- Gepaard met andere symptomen
- Familieanamnese en op welke leeftijd dan
o Astma?
o Hartinfarcten
- Risicofactoren
- Relevante voorgeschiedenis
- Medicatie
Trombolyse= sterke bloedverdunners voor oplossen stolsel
Na hardinfarct > cholesterolverlager (statine)
Ace-remmer > eerste keus middel bij hartfalen
- Bijwerking is prikkelhoest
Laboratoriumonderzoek > hart
- NT pro BNP (marker hartfalen)
- Troponine T (marker ischemie > hartinfarct)
Laboratoriumonderzoek > hart
- CRP > witte bloedcellen (infectie)
- Leukocyten differentiatie
- Sputumkweek naar bacteriën
NYHA-klasse
- 1: geen klachten
- 2: bij matige inspanning
- 3: bij flinke inspanning
- 4: in rust al klachten
,HC Concepten: Integratie hart, long en nier
Nier
- Bloeddrukregulatie
- Filtratie van schadelijke stoffen
o Grote deeltjes, lading stof
o Bepalend voor mate filtratie
Röntgen
- Zwart: luchthoudend
- Wit: vocht, eventueel tumor
Bloedgasanalyse
- Bicarbonaat (pH buffer): maat waarin nier dit aanmaken voor geval
probleem met zuurgraad
- PH: zuurgraad, zegt iets over H+-ionen
◼ Bij te veel > bicarbonaat om dit weg te bufferen
- Aanmaak RBC: Hb
- Gasuitwisseling long/bloed (V’a/Q’)
- Kalium: normaal 5 mmol
◼ Verschil in de cel en buiten de cel
o Laag buiten, hoog binnen (140 mmol)
o Bij extracellulaire milieu > van 5 naar 8 mmol
▪ Actiepotentiaal tussen kalium en natrium
evenwichtspotentialen
▪ Bij bloedserum van 8 mmol kalium > veel te hoog
• Kan aanleiding geven tot > ventrikelfibrilleren (snel dood),
aritmisch contraheren
• Depolarisatie van cellen (verschuiven evenwichtspotentiaal) en
kunnen spontaan
actief worden
- Oedeemvorming > wit op X-thorax
- 2 belangrijkste gassen: CO2 en O2
◼ Bij 1 liter bloed:
o 500 ml CO2 in bloedgas
o 200 ml O2 in bloedgas
Homeostase
= eigenschappen van een systeem dat het milieu-
interieur reguleert om het zo constant mogelijk te
houden.
- Milieu-interieur: extra-cellulaire milieu, alle
stoffen buiten de cellen
◼ Ofwel interstitiële vloeistof, extracellulaire
vloeistof
◼ Bij kleine verschuiving, moet het systeem bijgeregeld worden
◼ Ook wel interstitiële vloeistof
- Capillary microcirculatie:
◼ Hydrostatische druk:
◼ Osmotische druk: eiwitten (colloïden)
o Grote eiwitten: kunnen niet makkelijk over membraan diffunderen van
microcirculatie
, o Water met ionen wel > geen bijdrage
aan osmotische druk
- Samenstelling milieu-interieur:
◼ Gefilterd bloedplasma (geen rode/witte
bloedcellen)
◼ Intravasculair (bloedplasma): Voornamelijk uit
water, eiwitten, organische stoffen,
anorganische ionen en gassen
◼ Interstitieel: water, geen eiwitten, organische
en anorganische stoffen en gassen
Filters
= Endotheliale cellen en het basaalmembraan
- Water en zouten passeren
- Eiwitten passeren slecht
- Sommige capillairen laten ook grotere substanties door zoals in de lever
- Ultrafiltratie:
◼ Water is de slaaf van 2 meesters:
o Hydrostatische druk vat uit > bloedserum vat uit
▪ Bij arterie hoog, vene lager
o (Colloïd)osmotische druk (oncotische druk) vat in > zuigen water aan het vat in
▪ Bij vene hoog (door hogere concentratie door uittreden vocht in arterie),
arterie lager
◼ Water buiten vat > afgevoerd door het lymfesysteem
- Hartfalen: pompfalen
◼ Onvoldoende uitpompen door te lage contractiekracht
o Pre-load: heel veel vloeistof mee > veel meer stuwing in veneuze vaatbed
o Mate van filtratie wordt veel groter dan reabsorptie
◼ Bij veel te weinig eiwitten > ook vochtuittreding door lagere oncotische druk (echter niet
oorzaak van hartfalen)
, ZSO Elektrische eigenschappen hart
Boron, Medical Physiology (2016), H7: p.176, pp.181-182; H21: p.485, pp.487-491, pp.493- 494,
p.496
Fig: 7-2, 7-8 21-1, 21-4, 21-7, 21-8, 21-10 (begrijpen)
7-2
Vragen
- Hoesten
o Slijm ophoesten?
▪ Kleur
- Kortademigheid
o Bij vooroverbukken?
- Pijn op de borst (podb)
- Moe
o Wakker worden of loop van de dag
o Bij activiteiten
- Slapen
o Snurken
Anamnese hart/longen
- Welke klachten
o Kortademigheid
▪ Oorzaak, eventueel bij vooroverbukken
o Langdurig hoesten? COPD eventueel
- Wanneer begonnen: acuut of chronisch
- Gepaard met andere symptomen
- Familieanamnese en op welke leeftijd dan
o Astma?
o Hartinfarcten
- Risicofactoren
- Relevante voorgeschiedenis
- Medicatie
Trombolyse= sterke bloedverdunners voor oplossen stolsel
Na hardinfarct > cholesterolverlager (statine)
Ace-remmer > eerste keus middel bij hartfalen
- Bijwerking is prikkelhoest
Laboratoriumonderzoek > hart
- NT pro BNP (marker hartfalen)
- Troponine T (marker ischemie > hartinfarct)
Laboratoriumonderzoek > hart
- CRP > witte bloedcellen (infectie)
- Leukocyten differentiatie
- Sputumkweek naar bacteriën
NYHA-klasse
- 1: geen klachten
- 2: bij matige inspanning
- 3: bij flinke inspanning
- 4: in rust al klachten
,HC Concepten: Integratie hart, long en nier
Nier
- Bloeddrukregulatie
- Filtratie van schadelijke stoffen
o Grote deeltjes, lading stof
o Bepalend voor mate filtratie
Röntgen
- Zwart: luchthoudend
- Wit: vocht, eventueel tumor
Bloedgasanalyse
- Bicarbonaat (pH buffer): maat waarin nier dit aanmaken voor geval
probleem met zuurgraad
- PH: zuurgraad, zegt iets over H+-ionen
◼ Bij te veel > bicarbonaat om dit weg te bufferen
- Aanmaak RBC: Hb
- Gasuitwisseling long/bloed (V’a/Q’)
- Kalium: normaal 5 mmol
◼ Verschil in de cel en buiten de cel
o Laag buiten, hoog binnen (140 mmol)
o Bij extracellulaire milieu > van 5 naar 8 mmol
▪ Actiepotentiaal tussen kalium en natrium
evenwichtspotentialen
▪ Bij bloedserum van 8 mmol kalium > veel te hoog
• Kan aanleiding geven tot > ventrikelfibrilleren (snel dood),
aritmisch contraheren
• Depolarisatie van cellen (verschuiven evenwichtspotentiaal) en
kunnen spontaan
actief worden
- Oedeemvorming > wit op X-thorax
- 2 belangrijkste gassen: CO2 en O2
◼ Bij 1 liter bloed:
o 500 ml CO2 in bloedgas
o 200 ml O2 in bloedgas
Homeostase
= eigenschappen van een systeem dat het milieu-
interieur reguleert om het zo constant mogelijk te
houden.
- Milieu-interieur: extra-cellulaire milieu, alle
stoffen buiten de cellen
◼ Ofwel interstitiële vloeistof, extracellulaire
vloeistof
◼ Bij kleine verschuiving, moet het systeem bijgeregeld worden
◼ Ook wel interstitiële vloeistof
- Capillary microcirculatie:
◼ Hydrostatische druk:
◼ Osmotische druk: eiwitten (colloïden)
o Grote eiwitten: kunnen niet makkelijk over membraan diffunderen van
microcirculatie
, o Water met ionen wel > geen bijdrage
aan osmotische druk
- Samenstelling milieu-interieur:
◼ Gefilterd bloedplasma (geen rode/witte
bloedcellen)
◼ Intravasculair (bloedplasma): Voornamelijk uit
water, eiwitten, organische stoffen,
anorganische ionen en gassen
◼ Interstitieel: water, geen eiwitten, organische
en anorganische stoffen en gassen
Filters
= Endotheliale cellen en het basaalmembraan
- Water en zouten passeren
- Eiwitten passeren slecht
- Sommige capillairen laten ook grotere substanties door zoals in de lever
- Ultrafiltratie:
◼ Water is de slaaf van 2 meesters:
o Hydrostatische druk vat uit > bloedserum vat uit
▪ Bij arterie hoog, vene lager
o (Colloïd)osmotische druk (oncotische druk) vat in > zuigen water aan het vat in
▪ Bij vene hoog (door hogere concentratie door uittreden vocht in arterie),
arterie lager
◼ Water buiten vat > afgevoerd door het lymfesysteem
- Hartfalen: pompfalen
◼ Onvoldoende uitpompen door te lage contractiekracht
o Pre-load: heel veel vloeistof mee > veel meer stuwing in veneuze vaatbed
o Mate van filtratie wordt veel groter dan reabsorptie
◼ Bij veel te weinig eiwitten > ook vochtuittreding door lagere oncotische druk (echter niet
oorzaak van hartfalen)
, ZSO Elektrische eigenschappen hart
Boron, Medical Physiology (2016), H7: p.176, pp.181-182; H21: p.485, pp.487-491, pp.493- 494,
p.496
Fig: 7-2, 7-8 21-1, 21-4, 21-7, 21-8, 21-10 (begrijpen)
7-2