Samenvatting Biochemie 3.1 DAW
Handboek bij diabetes mellitus, hoofdstuk 1 Regulatie van de normale
glucosestofwisseling
Het menselijk lichaam heeft een continue behoefte aan de toevoer van substraten (glucose,
vetzuren etc.) voor het genereren van energie (ATP).
Glycolyse proces waarbij glucose wordt afgebroken in 10 stappen tot
pyrodruivenzuur (vindt plaats in cytoplasma van cel).
Beta-oxidatie het afbreken van vetzuren tot acetyl-coA.
Glycolyse en bèta-oxidatie produceren beide acetyl-coA belangrijke cofactor in czc waarin
ATP wordt geproduceerd.
Glucosestofwisseling in postprandiale toestand (na de maaltijd)
Koolhydraten worden in de dunne darm opgenomen en naar het bloed getransporteerd.
Om te zorgen dat de glucosespiegel in het bloed gelijk blijft heeft het lichaam een
regelmechanisme. Hierin zijn de lever en de alvleesklier belangrijk.
Hormonen kunnen cellen of organen aanzetten om bepaalde functie uit te gaan voeren.
De lever
Alvleesklier
o Maakt hormonen in eilandjes van langerhans. Deze eilandjes meten
concentratie van glucose in het bloed.
Insuline wordt afgegeven bij teveel glucose in het bloed.
Glucose (insuline) glycogeen (dit wordt opgeslagen in de lever en
spieren)
De glucoseconcentratie in het bloed daalt hierdoor.
Glucagon wordt afgegeven als er te weinig glucose in het bloed is
(bijvoorbeeld bij beweging).
Glycogeen(glucagon)glucose.
Glucagon zorgt er dus voor dat glycogeen uit de lever/spieren weer
wordt omgezet in glucose.
,Na de maaltijd stijgt dus de glucoseconcentratie glucose wordt via glucosetransporter-2
(GLUT2) opgenomen in de bètacel van het pancreas, waar het leidt tot de productie en
secretie van insuline.
Door de stroom van nutriënten door dunne darm komt secretie op gang van
darmhormonen (incretinen):
Deze incretine-hormonen moduleren insulinesecretie van de bètacellen van het
pancreas (alvleesklier).
o GLP1 & GIP
Spelen belangrijke rol bij verwerking van glucose, vet en eiwit doordat ze
insulinesecretie stimuleren.
GLP1 wordt afgescheden door de entero-endocriene L-cellen van distale
dunne darm en het colon (onderkant dunne darm en dikke darm).
GIP wordt afgescheden door K-cellen van proximale dunne darm
(bovenkant)
De secretie van GLP1 en GIP in combinatie met stijging van
glucoseconcentratie zorgen voor optimale insulinerespons, die de
postprandiale glucosestijgingen na de maaltijd binnen normale grenzen
houdt.
GLP1 en GIP worden na het bereiken van het plasma snel geïnactiveerd
door DPP4.
, Pancreas brengt insuline en glucagon in het bloed.
o Ze reguleren het metabolisme.
In de pancreas zitten Eilandjes van Langerhans.
o In deze eilandjes zitten cellen die hormonen produceren.
Alfa cellen (25%)
Maken glucagon grote rol in metabolisme.
Zorgt dat
Beta cellen (60%)
Maken amylin zorgt dat maag langzaam wordt leeggemaakt.
Maken insuline grote rol in metabolisme.
o Insuline slaat vetten, lipiden, kh en eiwitten op.
o Insuline wordt gemaakt in de bètacellen van eilandjes van
langerhans (in de pancreas).
Handboek bij diabetes mellitus, hoofdstuk 1 Regulatie van de normale
glucosestofwisseling
Het menselijk lichaam heeft een continue behoefte aan de toevoer van substraten (glucose,
vetzuren etc.) voor het genereren van energie (ATP).
Glycolyse proces waarbij glucose wordt afgebroken in 10 stappen tot
pyrodruivenzuur (vindt plaats in cytoplasma van cel).
Beta-oxidatie het afbreken van vetzuren tot acetyl-coA.
Glycolyse en bèta-oxidatie produceren beide acetyl-coA belangrijke cofactor in czc waarin
ATP wordt geproduceerd.
Glucosestofwisseling in postprandiale toestand (na de maaltijd)
Koolhydraten worden in de dunne darm opgenomen en naar het bloed getransporteerd.
Om te zorgen dat de glucosespiegel in het bloed gelijk blijft heeft het lichaam een
regelmechanisme. Hierin zijn de lever en de alvleesklier belangrijk.
Hormonen kunnen cellen of organen aanzetten om bepaalde functie uit te gaan voeren.
De lever
Alvleesklier
o Maakt hormonen in eilandjes van langerhans. Deze eilandjes meten
concentratie van glucose in het bloed.
Insuline wordt afgegeven bij teveel glucose in het bloed.
Glucose (insuline) glycogeen (dit wordt opgeslagen in de lever en
spieren)
De glucoseconcentratie in het bloed daalt hierdoor.
Glucagon wordt afgegeven als er te weinig glucose in het bloed is
(bijvoorbeeld bij beweging).
Glycogeen(glucagon)glucose.
Glucagon zorgt er dus voor dat glycogeen uit de lever/spieren weer
wordt omgezet in glucose.
,Na de maaltijd stijgt dus de glucoseconcentratie glucose wordt via glucosetransporter-2
(GLUT2) opgenomen in de bètacel van het pancreas, waar het leidt tot de productie en
secretie van insuline.
Door de stroom van nutriënten door dunne darm komt secretie op gang van
darmhormonen (incretinen):
Deze incretine-hormonen moduleren insulinesecretie van de bètacellen van het
pancreas (alvleesklier).
o GLP1 & GIP
Spelen belangrijke rol bij verwerking van glucose, vet en eiwit doordat ze
insulinesecretie stimuleren.
GLP1 wordt afgescheden door de entero-endocriene L-cellen van distale
dunne darm en het colon (onderkant dunne darm en dikke darm).
GIP wordt afgescheden door K-cellen van proximale dunne darm
(bovenkant)
De secretie van GLP1 en GIP in combinatie met stijging van
glucoseconcentratie zorgen voor optimale insulinerespons, die de
postprandiale glucosestijgingen na de maaltijd binnen normale grenzen
houdt.
GLP1 en GIP worden na het bereiken van het plasma snel geïnactiveerd
door DPP4.
, Pancreas brengt insuline en glucagon in het bloed.
o Ze reguleren het metabolisme.
In de pancreas zitten Eilandjes van Langerhans.
o In deze eilandjes zitten cellen die hormonen produceren.
Alfa cellen (25%)
Maken glucagon grote rol in metabolisme.
Zorgt dat
Beta cellen (60%)
Maken amylin zorgt dat maag langzaam wordt leeggemaakt.
Maken insuline grote rol in metabolisme.
o Insuline slaat vetten, lipiden, kh en eiwitten op.
o Insuline wordt gemaakt in de bètacellen van eilandjes van
langerhans (in de pancreas).
