Samenvatting nask H8
Les 1
Natuurlijke lichtbron: bijvoorbeeld de zon, zonder zonlicht zou het leven op aarde
ondenkbaar zijn.
Prisma: een wiskundig figuur dat je door
zonlicht onder de juiste hoek op een driehoekig
stuk glas (prisma) te laten vallen. Op het
scherm achter het prisma is dan een reeks
kleuren te zien: rood, oranje, geel, groen, blauw
en violet. Zo’n reeks kleuren wordt een
spectrum genoemd.
Spectraalkleuren: de zuivere kleuren in het spectrum.
Diffuse reflectie: het licht wordt in alle richtingen teruggekaatst.
Overdag worden de dingen om je heem door de zon verlicht. De verschillende
kleuren ontstaan doordat veel voorwerpen het zonlicht maar gedeeltelijk
weerkaatsen. Zo weerkaatst een rood voorwerp vooral de spectraalkleur. Het overige
licht wordt door het voorwerp geabsorbeerd en omgezet in warmte.
Witte voorwerpen weerkaatsen bijna al het zonlicht terug. Alle spectraalkleuren
worden daarbij even sterk weerkaatst. Het teruggekaatste licht heeft daardoor
dezelfde samenstelling als oorspronkelijke zonlicht.
Zwarte voorwerpen weerkaatsen juist heel weinig licht terug. Bijna al het zonlicht
wordt geabsorbeerd, van welke kleur het ook is.
Kunstmatige lichtbronnen: bijvoorbeeld, kaarsen, spaarlampen en tl-buizen. Ze zijn
door de mens gemaakt.
Zakspectroscoop: hiermee kun je onderzoeken wat voor licht ze uitzenden. Als je
door zo’n spectroscoop naar een lamp kijkt, zie je een spectrum van het lamplicht.
Een halogeenlamp en een tl-buis geven ze allebei wit licht. Maar als je de spectra
van deze lampen vergelijkt, zie je duidelijke verschillen. Het spectrum van een
halogeenlamp is heel gelijkmatig. In het spectrum van een tl-buis bepaalde
spectraalkleuren.
Licht dat veel rood, oranje en geel bevat, maakt een warme indruk.
Licht waar veel groen en blauw in zit, komt neutraal of zelfs koel over.
Een natriumlamp: geeft bijvoorbeeld licht met een zuiver gele kleur. Het spectrum
bestaat slechts uit twee smalle lijntjes in het gele gebied. Soms zie je ook nog een
oranje lijntje, dat afkomstig is van het gas neon.
Les 1
Natuurlijke lichtbron: bijvoorbeeld de zon, zonder zonlicht zou het leven op aarde
ondenkbaar zijn.
Prisma: een wiskundig figuur dat je door
zonlicht onder de juiste hoek op een driehoekig
stuk glas (prisma) te laten vallen. Op het
scherm achter het prisma is dan een reeks
kleuren te zien: rood, oranje, geel, groen, blauw
en violet. Zo’n reeks kleuren wordt een
spectrum genoemd.
Spectraalkleuren: de zuivere kleuren in het spectrum.
Diffuse reflectie: het licht wordt in alle richtingen teruggekaatst.
Overdag worden de dingen om je heem door de zon verlicht. De verschillende
kleuren ontstaan doordat veel voorwerpen het zonlicht maar gedeeltelijk
weerkaatsen. Zo weerkaatst een rood voorwerp vooral de spectraalkleur. Het overige
licht wordt door het voorwerp geabsorbeerd en omgezet in warmte.
Witte voorwerpen weerkaatsen bijna al het zonlicht terug. Alle spectraalkleuren
worden daarbij even sterk weerkaatst. Het teruggekaatste licht heeft daardoor
dezelfde samenstelling als oorspronkelijke zonlicht.
Zwarte voorwerpen weerkaatsen juist heel weinig licht terug. Bijna al het zonlicht
wordt geabsorbeerd, van welke kleur het ook is.
Kunstmatige lichtbronnen: bijvoorbeeld, kaarsen, spaarlampen en tl-buizen. Ze zijn
door de mens gemaakt.
Zakspectroscoop: hiermee kun je onderzoeken wat voor licht ze uitzenden. Als je
door zo’n spectroscoop naar een lamp kijkt, zie je een spectrum van het lamplicht.
Een halogeenlamp en een tl-buis geven ze allebei wit licht. Maar als je de spectra
van deze lampen vergelijkt, zie je duidelijke verschillen. Het spectrum van een
halogeenlamp is heel gelijkmatig. In het spectrum van een tl-buis bepaalde
spectraalkleuren.
Licht dat veel rood, oranje en geel bevat, maakt een warme indruk.
Licht waar veel groen en blauw in zit, komt neutraal of zelfs koel over.
Een natriumlamp: geeft bijvoorbeeld licht met een zuiver gele kleur. Het spectrum
bestaat slechts uit twee smalle lijntjes in het gele gebied. Soms zie je ook nog een
oranje lijntje, dat afkomstig is van het gas neon.