Samenvatting Passer
Passer H1.
Tenacity = iets geloven omdat we het lang hebben geloofd.
Authority = geloven dat anderen de waarheid spreken en nemen deze als bron van wijsheid en
overtuigingen (- expertise – vertrouwd).
Reason = vertrouwen op logica en rationaliteit
Empirisme = wat we weten komt van onze directe ervaringen: zien, horen etc. Empirisme is het
proces, empirical knowledge is de kennis zelf. Confirmation bias: neiging selectief informatie te
verzamelen of interpreteren.
Science = gebaseerd op systematische empirisme.
De 4 doelen van wetenschap
Beschrijven: Een van de meest fundamentele taken van onderzoekers is om fenomenen te
beschrijven.
Verklaren: Onderzoekers geven vaak een verklaring in de vorm van een hypothese. Als bewijs zich
opbouwt wordt een theorie gevormd [ - distal causes: afstand. – proximal causes: immediate. –
causal inference: concluderen dat een variabele een oorzakelijk effect heeft op ander variabele. ]
Voorspellen: Heeft twee grote rollen in onderzoek: Hypothese + theorie testen en toegepaste
voorspellingen [ if-then statement ].
Controleren: Er invloed in hebben/ controleren.
Wetenschapskarakteristieken
Drie basis aannames van de natuurlijke wereld:
1. Events zijn niet random, maar hebben een regulariteit of patroon.
2. Deze patronen hebben onderliggende oorzaken.
3. Het is mogelijk deze oorzaken te ontdekken.
- Wetenschap is empirisch en systematisch - Wetenschap streeft naar precisie + objectiviteit
- Wetenschap betrekt publiekelijk rapporteren - Wetenschap correct zichzelf -> replicatie
- Wetenschap. kennis is voorlopig, niet absoluut - Wetenschap heeft limitaties
- Wetenschap focust zich op testbare vragen (sommige vragen kunnen we niet bewijzen, maar evt.
wel verwerpen door tegendeel te bewijzen).
- Wetenschap benodigd duidelijke definities -> operationele definitie: beschrijft variabele door de
procedure te beschrijven.
Basis en toegepast onderzoek
Basisonderzoek beoordeeld de fundamentele natuur van fenomenen. Toegepast onderzoek focust
zich direct op problemen oplossen of beoordelen van een wereld probleem.
Voordelen van het leren van onderzoeksmethoden
- Verbeteren van kritiek denken
- Lezen over, beoordelen en uitvoeren van onderzoek in andere cursussen
- Lezen over, beoordelen van onderzoek in een non research carrière
- Voorbereiden voor een onderzoek carrière
- Meer leren over de subonderdelen van psychologie
, Scepticisme, wetenschap en het dagelijks leven
Scepticisme is een perspectief die claims voor accepteren beoordeeld op geldigheid. Alles niet gelijk
vertrouwen -> dicht gerelateerd aan kritisch denken.
Claims evalueren:
1. Welke claim wordt gemaakt?
2. Wat is de bron van de claim?
3. Kan ik informatie verzamelen over de validatie?
4. Welk bewijs support de claim?
5. Wat is de kwaliteit van het bewijs?
6. Zijn er geloofwaardige alternatieven voor de oorzaak die de bevindingen veroorzaakt heeft?
7. Zijn de interpretaties redelijk?
8. Welk extra bewijs is nodig om een heldere conclusie te vormen?
9. Gegeven de staat van het bewijs, welke conclusie is het meest redelijk?
Scepticisme en anekdotisch bewijs
- Anekdotisch bewijs is meestal gebaseerd op onsystematische observaties.
- Spontanious remission: iets stopt spontaan vanzelf.
- History effect: events niet gerelateerd aan een treatment veroorzaakt verandering in gedrag/
interesse.
- Placebo effect.
H4
Definiëren en meten van variabelen
Discrete variabelen = waarden die liggen tussen twee hele getallen zijn niet mogelijk
Continuous variabelen = waarden tussen hele getallen: in de praktijk worden deze vaak afgerond,
wat ze discreet maakt (BV tijd)
Independent variabele = voorgenomen oorzaak in oorzaak-effect verband
Dependent variabele = voorgenomen effect in oorzaak-effect verband
Situationele variabele = eigenschap die verschilt in andere situaties of omgevingen
Subject variabele = persoonlijke eigenschap die verschilt per individu
Hypothetische constructen
Hypothetische constructen: onderliggende eigenschappen of processen die niet direct geobserveerd
zijn maar inferred van meetbare gedragingen of uitkomsten.
Mediator en moderator variabelen
VB
a) Independent variabele ------------------------------------------------- dependent variabele
b) Independent variabele ----------- mediator variabele -------- dependent variabele
De moderator beïnvloed de kracht of richting tussen de in- en dependent variabele, zoals BV
afleiding.
Meetschalen
Meten is het proces van systematisch waarden (nummers, labels ed.) toewijzen om attributen te
representeren van organismen, objecten of events.
- Nominale schalen: representeert alleen kwalitatieve verschillen (BV type i.p.v. hoeveelheid). Dit
zijn de zwakste meetschalen in dat ze ons weinig informatie geven.
- Ordinale schalen: representeert relatieve verschillen in de hoeveelheid van een attribuut (ranks).
Passer H1.
Tenacity = iets geloven omdat we het lang hebben geloofd.
Authority = geloven dat anderen de waarheid spreken en nemen deze als bron van wijsheid en
overtuigingen (- expertise – vertrouwd).
Reason = vertrouwen op logica en rationaliteit
Empirisme = wat we weten komt van onze directe ervaringen: zien, horen etc. Empirisme is het
proces, empirical knowledge is de kennis zelf. Confirmation bias: neiging selectief informatie te
verzamelen of interpreteren.
Science = gebaseerd op systematische empirisme.
De 4 doelen van wetenschap
Beschrijven: Een van de meest fundamentele taken van onderzoekers is om fenomenen te
beschrijven.
Verklaren: Onderzoekers geven vaak een verklaring in de vorm van een hypothese. Als bewijs zich
opbouwt wordt een theorie gevormd [ - distal causes: afstand. – proximal causes: immediate. –
causal inference: concluderen dat een variabele een oorzakelijk effect heeft op ander variabele. ]
Voorspellen: Heeft twee grote rollen in onderzoek: Hypothese + theorie testen en toegepaste
voorspellingen [ if-then statement ].
Controleren: Er invloed in hebben/ controleren.
Wetenschapskarakteristieken
Drie basis aannames van de natuurlijke wereld:
1. Events zijn niet random, maar hebben een regulariteit of patroon.
2. Deze patronen hebben onderliggende oorzaken.
3. Het is mogelijk deze oorzaken te ontdekken.
- Wetenschap is empirisch en systematisch - Wetenschap streeft naar precisie + objectiviteit
- Wetenschap betrekt publiekelijk rapporteren - Wetenschap correct zichzelf -> replicatie
- Wetenschap. kennis is voorlopig, niet absoluut - Wetenschap heeft limitaties
- Wetenschap focust zich op testbare vragen (sommige vragen kunnen we niet bewijzen, maar evt.
wel verwerpen door tegendeel te bewijzen).
- Wetenschap benodigd duidelijke definities -> operationele definitie: beschrijft variabele door de
procedure te beschrijven.
Basis en toegepast onderzoek
Basisonderzoek beoordeeld de fundamentele natuur van fenomenen. Toegepast onderzoek focust
zich direct op problemen oplossen of beoordelen van een wereld probleem.
Voordelen van het leren van onderzoeksmethoden
- Verbeteren van kritiek denken
- Lezen over, beoordelen en uitvoeren van onderzoek in andere cursussen
- Lezen over, beoordelen van onderzoek in een non research carrière
- Voorbereiden voor een onderzoek carrière
- Meer leren over de subonderdelen van psychologie
, Scepticisme, wetenschap en het dagelijks leven
Scepticisme is een perspectief die claims voor accepteren beoordeeld op geldigheid. Alles niet gelijk
vertrouwen -> dicht gerelateerd aan kritisch denken.
Claims evalueren:
1. Welke claim wordt gemaakt?
2. Wat is de bron van de claim?
3. Kan ik informatie verzamelen over de validatie?
4. Welk bewijs support de claim?
5. Wat is de kwaliteit van het bewijs?
6. Zijn er geloofwaardige alternatieven voor de oorzaak die de bevindingen veroorzaakt heeft?
7. Zijn de interpretaties redelijk?
8. Welk extra bewijs is nodig om een heldere conclusie te vormen?
9. Gegeven de staat van het bewijs, welke conclusie is het meest redelijk?
Scepticisme en anekdotisch bewijs
- Anekdotisch bewijs is meestal gebaseerd op onsystematische observaties.
- Spontanious remission: iets stopt spontaan vanzelf.
- History effect: events niet gerelateerd aan een treatment veroorzaakt verandering in gedrag/
interesse.
- Placebo effect.
H4
Definiëren en meten van variabelen
Discrete variabelen = waarden die liggen tussen twee hele getallen zijn niet mogelijk
Continuous variabelen = waarden tussen hele getallen: in de praktijk worden deze vaak afgerond,
wat ze discreet maakt (BV tijd)
Independent variabele = voorgenomen oorzaak in oorzaak-effect verband
Dependent variabele = voorgenomen effect in oorzaak-effect verband
Situationele variabele = eigenschap die verschilt in andere situaties of omgevingen
Subject variabele = persoonlijke eigenschap die verschilt per individu
Hypothetische constructen
Hypothetische constructen: onderliggende eigenschappen of processen die niet direct geobserveerd
zijn maar inferred van meetbare gedragingen of uitkomsten.
Mediator en moderator variabelen
VB
a) Independent variabele ------------------------------------------------- dependent variabele
b) Independent variabele ----------- mediator variabele -------- dependent variabele
De moderator beïnvloed de kracht of richting tussen de in- en dependent variabele, zoals BV
afleiding.
Meetschalen
Meten is het proces van systematisch waarden (nummers, labels ed.) toewijzen om attributen te
representeren van organismen, objecten of events.
- Nominale schalen: representeert alleen kwalitatieve verschillen (BV type i.p.v. hoeveelheid). Dit
zijn de zwakste meetschalen in dat ze ons weinig informatie geven.
- Ordinale schalen: representeert relatieve verschillen in de hoeveelheid van een attribuut (ranks).