100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting verplichte literatuur inkomstenbelasting - master fiscaal recht VU

Beoordeling
-
Verkocht
18
Pagina's
88
Geüpload op
18-10-2024
Geschreven in
2024/2025

Bij deze bied ik een Nederlandstalige samenvatting aan van de verplichte literatuur voor het vak inkomstenbelasting winst. Dit vak wordt gegeven in periode 1 van de master fiscaal recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De samenvatting bevat enkel de verplichte literatuur zoals beschreven in de studiewijzer voor het jaar 2024/2025. Er staan enkele afbeeldingen in de samenvatting, maar er staan ook af en toe verwijzingen naar voorbeeld berekeningen en tabellen/afbeeldingen in het boek dmv pagina nummers.

Meer zien Lees minder
Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Gekoppeld boek

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Delen van inleiding, h1, h2, h3 en h4
Geüpload op
18 oktober 2024
Aantal pagina's
88
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Samenvatting inkomstenbelasting – fiscaal recht master

Week 1
0.0.0 t/m 0.0.7

De IB kan worden aangeduid als een bij wijze van aanslag geheven, directe belasting over het
‘inkomen’ van natuurlijke personen. De IB die een natuurlijke persoon is verschuldigd, is
opgebouwd uit drie elementen:
1. De belasting over het belastbare inkomen uit werk en woning.
2. De belasting over het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang; en
3. De belasting over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen.

De grondslag van de inkomstenbelasting is het draagkrachtbeginsel. In de sociale betekenis gaat
het bij draagkracht om bevrediging van het rechtvaardigheidsgevoel. De maatstaf voor het
meten van draagkracht is het inkomen. Over het antwoord op de vraag wat inkomen precies is,
bestaan verschillende theorieen. In de wet IB 2001, en de daaraan voorafgaande wetgeving,
ontbreekt een duidelijke keuze voor en omschrijving van een inkomensbegrip.

De forfaitaire vaststelling van inkomen uit sparen en beleggen kan worden gebillijkt omdat het
systeem relatief eenvoudig is, een meer stabiele opbrengst oplevert voor de overheid en
effectief is tegen fiscale geindiceerde beleggingsproducten die onder de Wet IB 1964
bestonden. Box 3 maakt nieuwe anti-arbitragebepalingen nodig, waardoor de wetgeving
ingewikkeld wordt.
➔ Forfaitaire vermogensrendementsheffing van box 3 maakt een te grote inbreuk op het
draagkrachtbeginsel.
Sinds 1 januari 2017 geldt een weinig fundamentele herziening van box 3, het box 3 vermogen
wordt sinds die datum verdeeld in drie vermogensschijven. Per vermogensschijf geldt een ander
forfaitair rendement dat oploopt naarmate het vermogen hoger is.
In het kerstarrest is naar voren gekomen dat box 3 een inperking vormt van de vrije
beschikkingsmacht over vermogen die art. 1 Protocol 1 EVRM garandeert. Er wordt namelijk
een zware fiscale last verbonden aan de keuze van een belatingplichtige om zijn vermogen op
een spaarrekening te zetten in plaats van risicovol te beleggen.
➔ Ongelijke behandeling tussen belastingplichtigen.

In de Wet IB 2001 worden met name maatregelen aangetroffen die gericht zijn op het
bevorderen van economie, werkgelegenheid en milieukwaliteit.

Afwenteling is wanneer de ‘aangeslagene’ niet feitelijk de belasting draagt. Denk aan
loonbelasting.
Gelet op de draagkrachtgedachte ligt het in de rede dat de IB wordt geheven over het netto-
inkomen.
Door allerlei bepalingen wordt op voorhand geprobeerd te voorkomen dat belastingplichtigen
het voor hen fiscaal gunstige regime opzoeken. Denk aan terbeschikkingstellingsregeling.

,Vennootschapsbelasting wordt onder meer geheven over de winst van een BV of NV. Op grond
van het klassieke stelsel vond dubbele heffing plaats doordat de winst van een BV of NV na
uitdeling aan de aandeelhouder nogmaals met IB werd belast; in de regel op grond van het
regime voor de inkomsten uit vermogen van de Wet IB 1964.
De relatief zeldzame categorie natuurlijke personene bij wie de aandelen tot het
ondernemingsvermogen behoren wordt naar huidig recht nog steeds geconfronteerd met
onverkorete dubbele heffing van Vpb.
De vijf inkomenstheorieen zijn: verbruikstheorie, periodiciteitstheorie, bronnentheorie,
opbrengsttheorie en vermogensvergelijkingstheorie. De bronnentheorie was het uitgangspunt
voor de Wet IB 1964. De bronnentheorie ligt derhalve, afgezien van box 3, nog steeds ten
grondslag aan de Wet IB 2001.

Mogelijke toekomstige ontwikkelingen zijn:
- Syntheserapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel.
Dit rapport omvat 169 beleidsopties die ten doel hebben om het verschil in
belastingdruk tussen werknemers, winstgenieters en gepensioneerden te verkleinen,
belastingonwijking aan te pakken en het belastingstelsel te vereenvoudigen.
- Rapport belastingen in maatschappelijk perspectief (bouwstenen voor een beter en
eenvoudiger belastingstelsel).
- Herziening box 3.
De Hoge Raad biedt belanghebbende in deze procedure zelf rechtsherstel door te
bepalen dat niet meer dan het werkelijk behaalde rendement in de heffing wordt
betrokken.
- Regeerakkoord kabinet-Rutte IV.

De Wet IB 2001 bevat in principe slechts materieel recht. Het formele recht, geldend bij de
heffing van rijksbelastingen is geregeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Behalve formeel recht bevat de AWR ook bepalingen van materieel recht.
Niet de wet, maar wel de uitvoering van de wet kan worden getoetst aan algemene beginselen
van behoorlijk bestuur.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Voor binnenlands belatingplichtigen is het wereldinkomen belast, voor buitenlandse
belastingplichtigen worden slechts de inkomsten in de heffing betrokken voor zover deze uit
Nederland afkomstig zijn.
Op grond van art. 2.17 lid 2 Wet IB 2001 kunnen partners ervoor kiezen om de zogenoemde
gemeenschappelijke inkomensbestanddelen die in beginsel aan hen samen worden
toegerekend, naar believen aan ieder van hen toe te delen. Dat geldt ook voor de
rendementsgrondslag.

Binnen iedere box gelden eigen regels voor het bepalen van het belastbare inokmen, het
genietingsmoment en het tarief. Deze verschillen tussen de boxen nodigen uit tot het opzetten
van constructies. Box 1 bevat meerdere inkomenscategorieen.

,Tussen de boxen is geen onderlinge verliesverrekening mogelijk. Hierop bestaat een
uitzondering. In bepaalde gevallen kan een verlies uit aanmerkelijk belang dat resteert na het
beeindigen van een aanmerkelijkbelangpositie worden verrekend met de belasting over het
belastbare inkomen uit werk en woning, de zogeheten belastingkorting.
Zie schema boxenstructuur pagina 49.

Iedere box kent eigen regels voor het genietingsmoment van het inkomen.
- Box 1: moment waarop belastingplichtige de beschikking krijgt over het inkomen (art.
3.146 Wet IB 2001).
- Box 2.
• Reguliere voordelen zelfde als in box 1 (art. 4.43 Wet IB 2001).
• Vervreemdingsvoordelen worden genoten op het moment van vervreemding (art.
4.46 Wet IB 2001).
- Box 3: peildatum (art. 5.2 lid 1 Wet IB 2001).

Inkomensheffing = inkomstenbelasting + premie volksverzekeringen.
Art. 1.2 Wet IB 2001 verwijst naar het uniforme fiscale partnerbegrip. Peeters en De Troeyer
onderscheiden drie bouwstenen in de samenlevingsvormen van partners: een duurzaam
samenleven, een economische verwevenheid tussen partners en de affectieve component van
de relatie tussen deze partners.

Het uniforme fiscale partnerbegrip van art. 5a AWR:
- Gehuwden (art. 5a lid 1 onderdeel a AWR).
- Ongehuwd samenwonenden (art. 5a lid 1 onderdeel b AWR).
Met de introductie van objectief toetsbare criteria in art. 5a lid 4 AWR beoogt de wetgever het
begrip ‘duurzame relaties’ te objectiveren.
Art. 1.2 Wet IB 2001 impliceert dat bloedverwanten van de ene fiscale partner voor de heffing
van de IB worden beschouwd als aanverwanten van de andere partner. Voorts wordt een fiscale
partner van een bloedverwant van de ene partner voor de heffing van de IB aangemerkt als
aanverwant van de andere partner.
Verderop in art. 1.2 Wet IB 2001 staan enkele beperkingen met betrekking tot het partnerbegrip
IB. Voor stiefkinderen (aanverwanten) kan uitsluiting van fiscaal partnerschap alleen op verzoek
plaatsvinden, voor de kinderen (bloedvewanten) geschiedt uitsluiting automatisch.

De definitie van het begrip ‘levensverzekering’ is opgenomen in art. 1.6a Wet IB 2001 en geldt
voor de hele wet. Deze definitie is met name van belang voor de tbs-regelingen van art. 3.91 en
3.92 Wet IB 2001, de aftrek van lijfrentepremies in art. 3.124 Wet IB 2001 en het overgangsrecht
kapitaalverzekeringen eigen woning.
Art. 1.7 Wet IB 2001 bevat definities met betrekking tot de begrippen lijfrente (lid 1) en
pensieonregeling (lid 2).
Ook een buitenlandse pensioenregeling kan op grond van art. 1.7 lid 2 onderdeel c Wet IB 2001
worden geschaard onder het fiscale begrip ‘pensioenregeling’, waardoor de fiscale
consequenties daarvan ook gelden voor deze regeling van een andere mogendheid.

, 2.0.0, 2.0.1, 2.3.1 en 2.3.2

Hoofdstuk 2 heeft betrekking op de opbouw en structuur van de Wet IB 2001. Hoofdstuk 2 Wet
IB 2001 bevat in Afdeling 2.4 onder andere de regels voor toerekening van inkomens- en
vermogensbestanddelen aan de verschillende boxen en aan de verschillende bronnen binnen
de boxen. Afdeling 2.5 beschrijft het verzamelinkomen.
Hoofdstuk 2 Wet IB 2001, in het bijzonder afdeling 2, geeft de contouren aan van de
boxenstructuur. In de volgende hoofdstukken wordt deze pas uitgewerkt.
Zie schema boxenstructuur pagina’s 68 en 69.
Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) = belastbare winst uit onderneming + belastbaar
loon + belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden + belastbare periodieke uitkeringen en
verstrekkingen + belastbare inkomsten uit eigen woning – aftrek wegens geen of geringe
eigenwoningschuld – uitgaven voor inkomensvoorzieningen + negatieve uitgaven voor
inkomensvoorzieningen + negatieve persoonsgebonden aftrek – persoonsgebonden aftrek – te
verrekenen verliezen uit werk en woning.
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) = reguliere voordelen uit aanmerkelijk
belang + vervreemdingsvoordelen uit aanmerkelijk belang – persoonsgebonden aftrek voor
zover mogelijk (verrekening in box 1 en daarna gaat box 3 voor) – te verrekenen verliezen uit
aanmerkelijk belang.
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) = voordeel uit sparen en beleggen –
persoonsgebonden aftrek voor zover mogelijk (verrekening in box 1 gaat voor).

Karakteristieken van het boxensysteem zijn voorts dat er in beginsel geen verliesverrekening
tussen de boxen onderling mogelijk is en dat elke box zijn eigen tarief heeft.
De persoonsgebonden aftrek komt voorafgaand aan de berekening van de verschuldigde
belasting in mindering op het inkomen in elke inkomensbox; de volgorde van verrekening is box
1, box 3 en daarna box 2. De heffingskorting komt in mindering op de in totaal over de drie
boxen verschuldigde belasting (art. 2.7 Wet IB 2001).

Buitenlandse belastingplichtigen die geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige zijn in
de zin van art. 7.8 Wet IB 2001, komen in beginsel niet in aanmerking voor een heffingskorting.
De rekenkundige uitkomst van de tariefstoepassing over de belastbare grondslag, verminderd
met de heffingskortingen, wordt aangeduid als ‘de verschuldigde belasting’. Deze uitkomst hoeft
niet gelijk te zijn aan het bedrag van de op aanslag te betalen belasting. Dit heeft te maken met
eventuele voorheffingen en een voorkoming van dubbele belasting op uit het buitenland
afkomstige inkomensbestanddelen. De vermindering die voortvloeit uit de toepassing van een
regeling ter voorkoming van dubbele belasting wordt toegepast voordat de heffingskortingen in
mindering worden gebracht.
Bij vertrek naar het buitenland kan een conserverende aanslag worden opgelegd over
zogenoemd te conserveren inkomen, zie art. 2.8 en 2.9.
De tariefstructuur in verband met draagkracht:
- Objectieve draagkracht.

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
lauravanbeek3 Vrije Universiteit Amsterdam
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
79
Lid sinds
4 jaar
Aantal volgers
23
Documenten
17
Laatst verkocht
11 uur geleden

3.2

6 beoordelingen

5
1
4
2
3
1
2
1
1
1

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen